De Heer neemt afscheid van de herberg

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 14 / 77 »»
[1] We gingen nu weer terug naar de kamer waar we daarvoor waren, en Mucius bedankte Mij nogmaals voor alle weldaden die Ik hem en het dorp had bewezen.
[2] Ik zei tegen hem: 'Mijn beste Mucius! Gisteren zei Ik tegen je dat je gierig was en de joden niet vriendelijk gezind en dat Ik, als het niet zo laat was geweest, wel vermeden zou hebben jouw huis binnen te gaan. Laat me je nu nog Iets uitleggen, opdat JIJ voor Je verdere leven het juiste richtsnoer hebt!
[3] Kijk, jij bent van geboorte weliswaar een Griek, maar wat je hart betreft Romeins gezind; doe nu voortaan ook je best om wat je geest betreft alleen Mijn leer te volgen! Want bij Mij bestaan er geen Romeinen, Grieken,joden, Perzen of andere volkeren. Er bestaan alleen mensen, die allemaal deel zullen krijgen aan het Godsrijk in het hart en ook op aarde. Eén volk moest echter worden uitgekozen waar het heil uit voortkomt, en dat kon alleen het joodse volk zijn, omdat alleen daar reeds door Mozes en de profeten de juiste basis was gelegd. Daarmee heeft dit volk echter niets voor op andere volkeren, o nee; alleen als het de leer aangenomen zou hebben en de echte Messias, die Ik eeuwig ben en zal blijven, erkend zou hebben, zou het het machtigste en ook het edelste volk zijn geworden, want de voorwaarden daartoe zijn door de eeuwenlang bewerkte bodem in dat volk aanwezig. Maar omdat dat niet zal gebeuren, zal het ook hier zijn: 'De eersten zullen de laatsten zijn'.
[4] Omdat je dit nu weet, moet je dit volk niet gaan verachten of wellicht haten, wanneer je binnenkort zult horen wat ze met Mij zullen doen, maar beschouw hen als verdwaalden die niet weten wat ze doen, en probeer van harte om hen daar waar je kunt op de juiste weg te brengen. Trek dus niet j~uw landgenoten voor, maar wees rechtvaardig tegenover iedereen, opdat je met de slechte naam krijgt bars, onvriendelijk en gierig te zijn!
[5] Tracht Mij steeds na te volgen, en doe vooral je best om geduldig te zijn! Want zie, ondanks alle, zeer vele gelegenheden waarbij bij jullie de draad van het geduld allang gebroken zou zijn, blijf Ik geduldig, luister kalm naar de vele d:vaasheden van de mensen en tracht hen te onderrichten op een manier die met afstotend werkt, en doe hun goed zoveel als mogelijk is. Kijk, Mucius, zo moeten jullie allemaal doen, wanneer jullie werkelijk Mijn leerlingen willen zijn!
[6] Het was bij jou de hoogste tijd om tot inkeer en inzicht te komen.Want je had al veel aansporingen gekregen om je innerlijk te openen en toegankelijk te maken voor de geest van liefde, verdraagzaamheid en waarheid, zodat ?et bij jou al laat in de avond was geworden; anders zou Ik niet bij jou Mijn intrek hebben genomen, zoals Ik je gisteren zei, welke woorden je nu pas op de juiste manier zult begrijpen.
[7] Handel dan nu overeenkomstig Mijn woorden! Wees er verzekerd van dat Mijn zegen jou en je huis op je levensweg altijd zal begeleiden, zodat je een stevige steun zult zijn in Mijn rijk!'
[8] Mucius was na deze woorden van Mij zo ontroerd, dat hij niet in staat was ook. maar één woord te zeggen. Hij wilde aan Mijn voeten neerknielen, maar Ik tilde hem.liefdevol op, omarmde en zegende hem, waarna hij zich geheel gesterkt en in .zijn innerlijk diep bewogen naar Mijn leerlingen begaf, die hem allemaal liefdevol de hand drukten, zonder dat daarbij een woord werd gesproken; want waar de geest in het hart zich doet gelden, is de mond niet in staat om in woorden uit te drukken wat de ziel voelt.
[9] Nu kwam Phoikas de koopman naar Mij toe en zei: 'Heer en Meester, wees toch zo goed om mij een goede raad te geven wat ik moet doen! Ik weet nu dat bij U niet alleen het leven te vinden is, maar dat Uzelf het Leven bent. Ook al heb ik niet met veel woorden geuit wat er in de korte tijd van mijn aanwezigheid hier allemaal in mij is gebeurd, dan weet ik toch dat voor U, o Heer, niets verborgen is en U in mijn hart allang hebt gelezen hoe het er met mij voor staat. Ik ben nu vastbesloten het eenmaal gevonden heil niet weer te laten varen en voortaan alleen zo te leven als in Uw ogen juist kan zijn. In de korte tijd dat ik weggevoerd was van de aarde heb ik ook helder kunnen zien wie U eigenlijk bent. En de engel die mij wegvoerde naar zijn zonnewereld, toonde mij heel duidelijk waar God gezocht moet worden en dat in U de volle Godheid Zelf woont. Maar als je volledig van die waarheid doordrongen bent zoals ik, is het toch ook natuurlijk dat ik alleen nog de wens koester om Uw wil, o Vader van eeuwigheid, te vervullen en waar mogelijk mijn leven naar Uw welgevallen in te richten.'
[10] Ik zei tegen Phoikas: 'Mij verheugt deze gezindheid van jou des te meer, omdat al je streven er tot nu toe alleen op gericht was aardse schatten te vergaren, waar het jou nu dan ook bepaald niet aan ontbreekt. Maar omdat je vroegere leefwijze je nu, nadat de geest in jou ontwaakt is, armzalig en weerzinwekkend voorkomt -wat immers ook niet anders kan zijn, aangezien die alleen uit de materie voortsproot -staatje toch niets in de weg om die geheel en al op te geven.
[11] Ik denk daarom datje hier bij Mucius een echt vriendelijk huis zou vinden, vooral omdat je helemaal geen kinderen en familie hebt, en niemand je dus belemmert om geheel naar believen over je tijd te beschikken, zodat jullie beiden, vanwege de vele vreemdelingen die door dit dorp komen, heel veel goeds zullen kunnen doen.Want schatten die je weliswaar door eerlijke arbeid hebt verworven zullen je pas echt zegen brengen, wanneer je ze gebruikt om de armen en behoeftigen te ondersteunen, en daar is hier ruimschoots gelegenheid voor. De laatste tijd heb je vaker de wens gehad om je werk neer te leggen, maar je was bang voor het niets doen en vanwege de verveling daardoor. Kijk, hier ligt een groot werkterrein voor je, waar het je niet aan bezigheden zal ontbreken en ook niet aan Mijn zegen. -Wat vind je nu van dit voorstel?'
[12] Phoikas zei: 'O Heer, het komt helemaal overeen met de gedachten die al in mij opgekomen zijn, maar die ik niet uit durfde spreken, omdat ik niet wist of Mucius ze graag zou horen. Maar nu U er Zelf over praat, weet ik ook dat hij het goed zal vinden, omdat het in ieder geval toch Uw wil is dat wij samenwerken, en ik geloof vast en zeker dat ik in hem een goede vriend zal vinden.'
[13] Mucius haastte zich dit te bevestigen, en men zag de vreugde uit zijn ogen stralen om iets te kunnen doen dat aan Mijn wens beantwoordde. Omdat hij had gehoord dat Ik vandaag nog verder wilde reizen, vroeg de koopman Mij of hij Mij met zijn muildieren van dienst kon zijn, omdat de balen met goederen immers evengoed hier konden blijven en het verkopen ervan geen haast had. Maar Ik zei dat Ik niet over de grote weg via Jericho naar Jeruzalem zou reizen, maar meer naar het noorden het Jordaandal in, waar zijn dieren ons niet zouden kunnen volgen. Hij kon dus wel direct naar Jeruzalem reizen, daar zijn zaken in orde maken en daarna alles voor zijn verhuizing in het werk stellen.
[14] Hij vroeg Mij ook wat hij met zijn metgezellen moest doen, als die terugkeerden uit Petra, wat over niet al te lange tijd zou gebeuren. Ik zei hem dat hij niets moest doen, omdat zij weliswaar niet onredelijk gezind waren, maar dat zij hun gedachten nog veel teveel op het gewin van deze wereld richtten en daarom nog geen bodem hadden om Mijn geest en Mijn leer op te nemen. Ze zouden hem als een zonderling beschouwen, wat hij zich echter rustig kon laten welgevallen omdat hij daar geen schade van zou ondervinden. Later op hun verdere reizen zouden zij hem steeds opzoeken en dan ook op de juiste tijd door hem onderricht worden.
[15] Daarmee was ook Phoikas tevreden, en hij gaf zijn bedienden onmiddellijk de nodige bevelen om op te breken, omdat hij geen uur wilde verzuimen om Mijn wil te vervullen.
[16] Nu was alles geregeld en het uur van afscheid was gekomen. De waard en de zijnen, de buren en Phoikas namen onder veel dankzeggingen afscheid van ons, nadat Ik hen allemaal nogmaals had gezegend, en wij liepen nu allemaal langs de grote weg tot aan de doorwaadbare plaats van de Jordaan.
«« 14 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.