Over het sterven

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 30 / 77 »»
[1] Nadat dit tafereel ongeveer een uur had geduurd en alle aanwezigen alle mogelijke vragen aan de geesten hadden gesteld, die deze heel vriendelijk beantwoordden, riep Ik Johannes de Doper en Elia, die de aanwezigen alleen in de persoon van de Doper kenden, naar Mij toe en zei in het bijzijn van alle aanwezigen luid tegen hem: 'Jij was Mijn voorloper in deze grote tijd van Mijn Komen tot de mensen, en je zult het ook weer zijn wanneer die grote tijd aanbreekt waar Ik over heb gesproken. Maar de mensen zullen je dan niet herkennen, ondanks dat jij zult weten wie je eigenlijk bent; want die laatste beproeving in het vlees die je te wachten staat zal het fundament worden voor het gebouw van het aanbrekende rijk van vrede!
[2] Weliswaar zullen de mensen zich ten tijde van jouw volgende leven weinig om jouw woord bekommeren; maar het zal hun met gloeiende letters in hun ziel worden geschreven, opdat ze het nochtans voelen, wanneer ze vrij van hun lichaam zullen zijn. Dat woord van jou zal echter Mijn woord zijn, en Ik zal rekenschap eisen van iedereen die het heeft gehoord en er geen acht op sloeg!
[3] Maar jullie, Mijn geliefden en getrouwen, die om Mij heen zijn verzameld en je verbazen over de dingen die nu duidelijk voor jullie ogen gebeuren, zullen de stam vormen van diegenen die het nieuwe uitverkoren volk vormen, en jullie zullen zelf bijdragen tot de vestiging ervan in Mijn naam als een grote broederschap, die uit Mijn geest de kracht put voor grote daden.
[4] En zo laat Ik jullie nu gaan om het begin te maken, waardoor de verloren zoon gedwongen zal worden naar huis terug te keren, nu hij niet naar de lokkende roep van de Vader heeft willen luisteren. Amen.'
[5] Na deze woorden verdwenen de hemelse bewoners, en wij waren weer alleen zoals tevoren in de grote eetzaal van Raël. Lange tijd zaten de Mijnen nog als verdoofd door de heerlijkheid van wat ze hadden gezien; want zo diep hadden ze nog nooit een blik in de geheimen der hemelen geworpen, en ze hebben tijdens hun lichamelijke leven ook nooit weer zo'n blik gekregen. Het gebeurde echter opdat hun zielen nu sterk zouden blijven -ook zonder wonderen die Ik uitsluitend in hun kring, en niet in het openbaar deed. Dit laatste diepgaande schouwen moest zich onuitwisbaar inprenten en voor hen een richtsnoer blijven voor hun verdere leven, alsook voor hun verdere leven zonder stoffelijk lichaam in Mijn rijk.
[6] Wij begaven ons nu zwijgend naar het avondmaal en namen het zwijgend tot ons. Raël wees iedereen de meest aangename rustplaatsen aan die hier en daar in zijn huis gereedgemaakt werden, en vroeg Mij tenslotte hem een gesprek onder vier ogen te willen toestaan.
[7] Ik zei tegen hem: 'Niet jij, maar Ik heb die wens in jou gewekt, opdat je nog opheldering krijgt over iets dat alleen jij hoeft te weten.'
[8] Toen volgde Ik hem naar zijn eenzaam gelegen kamer, terwijl de anderen gingen rusten.
[9] Toen wij alleen waren zei Raël tegen Mij: 'Heer en Meester, ik ben een zondig mens, die niet waard is dat U met Uw voeten dit huis heiligt; maar Ik weet ook dat U buitengewoon barmhartig bent en mij dus alle dwaasheden die ik in mijn leven tot nu toe heb begaan zeker zult vergeven, als ik U daar echt van harte om vraag. Ik vraag U daarom, Heer en mijn God, in de eerste plaats om het volgende: wilt U mij de grote zwakheid die ik tot nu toe had niet aanrekenen en mij vergeven wat ik ooit bewust of onbewust aan zonden heb bedreven!'
[10] Ik zei: 'Raël, al jouw zonden zijn je allang vergeven; want Ik ben geen God van straf, maar van liefde. Hoe zou Ik dan iets kunnen bestraffen, als zoals bij jou -iemand in volle ernst meent waarom hij dat vraagt, zoals jij nu?! Maar Ik ben in de wereld gekomen om de grote zondelast die de mensen in hun grote blindheid op zich laden, te vernietigen en de wegen naar de grootste gelukzaligheid voor hen vrij te maken.
[11] Heb dus geen zorg meer om jouw zonden, die je vooral alleen nog in een vroegere tijd hebt begaan, en die je bij het afscheid van deze aarde als kwade werken volgen evenals de goede -ze zijn verteerd door Mijn liefde! Maar zeg nu wat je verder nog bedrukt; want je hebt een speciaal verzoek, waarom je in het geheim met Mij wilde spreken!'
[12] Raël zei: 'Heer en Vader, ik dank U uit het diepst van mijn hart voor Uw woorden! Ik ben nu des te meer vervuld van de wens die mij bezield heeft sinds ik U heb ontmoet. Kijk, ik ben oud, mijn lichaam is broos en weinig geschikt meer om behuizing voor deze ziel te zijn! De hoop dat ik de Uitverkorene Gods nog zou kunnen zien, heeft tot nu toe dit vermoeide lijf overeind gehouden, en nu deze hoop vervuld is, vraag ik U, Heer en Vader: laat Uw knecht in vrede het graf ingaan, opdat hij in Uw rijk - dat ik nu met mijn lichamelijke ogen heb gezien - een nuttiger instrument wordt dan hij nu in zijn lichamelijke leven nog kan zijn! Als ik onder Uw ogen zou kunnen heengaan, zal ik de dood zeker niet smaken en veilig en vreedzaam binnengaan in het rijk dat U ons hebt beloofd.'
[13] Ik zei: 'Raël, deze wens rust al lange tijd in je hart, en daarom moest je je uitspreken, opdat je ziel ook van deze laatste druk vrij wordt. De anderen, die nu slapen, zijn nog lang niet rijp om te horen, wat jij dient te weten.
[14] Kijk, wat is de dood van een mens eigenlijk?! Niets anders dan dat de rijpe vrucht van de boom valt, en dat vallen gebeurt ook vanzelf, zonder veel toedoen van de vrucht. Als een mens in zijn meest innerlijke wezen zover gelouterd is, dat hij als rijpe vrucht kan gelden, dan zal het losmaken van de rijpe ziel van de stam, het lichaam, ook zonder enige dwang gebeuren. Dat ogenblik treedt bij iemand die overeenkomstig Mijn wil heeft geleefd, op een zodanige wijze in, dat hij ook zonder Mijn aanwezigheid volkomen pijnloos, ja zelfs met de meest vreugdevolle gevoelens overglijdt van het aardse naar het geestelijke leven.
[15] Maar ondanks datje niet echt aan het leven hangt, heb je toch een soort bezorgdheid voor dat ogenblik, en je denkt dat je het gemakkelijkst over dat voor jou onaangename keerpunt heen kunt komen, wanneer je gesterkt wordt door Mijn tegenwoordigheid. Maar Ik zeg je nu dat je ook die vergeeflijke menselijke zwakheid moet afleggen, opdat je geloof, datje tot nu toe heeft behouden en je deze hoge leeftijd liet bereiken, volkomen sterk wordt; want het geloof in Mij zal juist het beste en enige middel zijn om alle dreigende verschrikkingen van de dood te overwinnen.
[16] Als een mens volkomen gelovig is geworden, en als Ik hem in het hart heb gelegd dat het zijn tijd is om de banden met zijn vlees los te maken, omdat zijn aardse dagtaak volbracht is, zal Ik hem zelfs de kracht geven om zelf die banden te verbreken, en dan ontslaapt hij zacht en in vrede voor de ogen van de zijnen.
[17] Dat is de dood zoals hij moet zijn, maar zoals hij slechts in de meest zeldzame gevallen kan intreden, omdat de mensen het ogenblik dat ze weggeroepen worden meer vrezen dan al het andere en hun overgang niet veroorzaken door normale slijtage, maar door de lichamelijke machinerie met geweld te verwoesten. Het verkeerde leven heeft daarom ook de vele ziekten teweeggebracht, die met de eigenlijke dood niets te maken zouden moeten hebben, omdat niet deze ziekten, maar de volledige rijpheid van de ziel de overgang moet bepalen.
[18] Beschouw het dus niet, Mijn Raël, alsof Ik je een wens zou willen weigeren, wanneer Ik je zeg: leef nog een korte tijd; zie het niet als straf, maar oefen jezelf om ook deze laatste rest van je binding aan het aardse teniet te doen, om dan verenigd met Mij Mijn rijk binnen te gaan!'
[19] Raël zei: 'Ja, Heer, zoals steeds hebt U ook hierin volkomen gelijk, en ik zal mijn dwaze verlangen in mijzelf opzij zetten, om Uw gehele liefde waardig te worden. Ik zal die dwaze angst vernietigen, en ik geloof bijna dat mij dat door dit gesprek met U nu ook al gelukt is.
[20] Maar hoe moet ik dat eigenlijk verstaan: verenigd met U zou ik Uw rijk binnengaan? Hoe, o Heer, bedoelt U dat dan? Zult U deze aarde ook verlaten?'
[21] Ik zei: 'Zeer zeker, zodra het werk voltooid zal zijn. De Joden zullen macht krijgen over Mijn lichaam en het doden. En op die dag zal Ikzelf jou Mijn stad binnenleiden, die in de hemelen wordt gebouwd in plaats van het Jeruzalem dat hier op aarde verwoest zal worden, terwijl het een stad der steden zou kunnen zijn, als de inwoners ervan maar wilden en niet zo goddeloos waren geworden. Dan zal Ik van daaruit de wereld regeren, en Mijn getrouwen zullen samen met Mij wonen binnen de geheiligde muren die gebouwd worden door dit leven van Mij op deze aarde en waarvoor het werk van Mijn handen stuk voor stuk de bouwstenen leverde. - Maar genoeg hierover -jij zult samen met Mij een burger van die stad zijn, en weldra zal jouw geest helder aanschouwen wat Ik je nu alleen maar kan aanduiden!
[22] Maar, Mijn Raël, laat nu ook je lichaam de nodige rust krijgen; want morgen is er ook nog een dag, waarop nog veel besproken kan worden!'
[23] Raël gaf gehoor aan die raad en begaf zich ter ruste, terwijl Ik naar de Mijnen terugkeerde en op een gereedgemaakte rustplaats de nacht doorbracht.
«« 30 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.