De Heer geeft de reden voor Zijn sterven aan

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 46 / 77 »»
[1] Toen de woningen nu op orde gebracht en verdeeld waren en iedereen ook een huishoudelijke taak op zich had genomen die bij hem paste, zei Petrus tegen Mij: 'Heer, wat is het hier toch behaaglijk rusten onder dit dak! O, een eigen huis zonder zorgen is toch wel iets heerlijk! Waarom hebt U iets dergelijks niet eerder gedaan? Nooit eerder hebt U ervoor gezorgd dat U een eigen plek had om te rusten; pas nu maakt U er een voor U zelf! Zouden we niet altijd hier kunnen blijven en slechts af en toe de Joden daarbuiten opzoeken om hen te onderrichten? Het zou toch wel het beste zijn als wij van nu af aan altijd hier zouden blijven; want die daarbuiten zijn het op enkele uitzonderingen na toch niet waard Uw daden te zien en Uw stem te horen!'
[2] Ik zei: 'Beste broeder, ook dit is geen blijvende plaats voor de Mensenzoon; maar Hij heeft er een nodig om kracht te vergaren voor het sluitstuk van Zijn werkzaamheid! Zolang Ik daarbuiten werkzaam was en onderrichtte, dreef Mij de innerlijke geest, aan wie dit lichaam ook onderworpen is -maar nu moet de sluitsteen gelegd worden zónder dat de geest aandrijft, maar de ziel alleen haar besluit uit liefde neemt.
[3] Zie, van wat er nu in Mijn ziel omgaat zal nooit een menselijk hart iets ervaren; want nu moet de Mensenzoon zich tot Godszoon verheffen! Daarom wordt de Mensenzoon ook ontdaan van al Zijn macht, en dan zullen jullie, die tot nu toe om Mij heen zijn geweest, zien wat de Vader wil!'
[4] Petrus vroeg: 'Ja, Heer, U bent toch Zelf de Vader - hoe kunt U dan van Uw macht ontdaan worden?'
[5] Ik antwoordde: 'De grootste krijger en held is hij, die ook zonder wapens de vijand tegemoet treedt en de dood niet vreest, als hij weet dat hij de vijand het snelst velt door zijn doodsverachting. Ik leg dan ook alle wapens van kracht af en treed de vijand alleen tegemoet met de kracht van het woord, van de zachtmoedigheid en van de liefde, opdat ook hij alle wapens van arglist en boosaardigheid aflegt en berouwvol naderbij komt als verloren zoon.
[6] Maar zie, dat vat jij nog niet! Let daarom goed op - op alles watje nu zult zien!'
[7] Petrus ging nu heel ernstig naar zijn broeders toe en deelde hun Mijn woorden mee, maar ook zij begrepen ze niet en vonden dat Ik in Mijn wezen weer heel eigenaardig was, zoals al eens eerder bij Kapernaüm. Maar ze vroegen niet verder, maar probeerden Mijn woorden te doorgronden.
[8] Op een dag, toen wij ongeveer acht dagen in onze burcht woonden, kwam de stadsoudste weer naar Mij toe en zei: ' Meester, ik heb van een inwoner van Efraïm Uw laatste grote daad vernomen, maar ook dat de hele tempel daarom nu erg tegen U gekant is en alles in het werk stelt om die opwekking als de reinste zwendel voor te stellen.
[9] Ja, er is zelfs een poging gedaan om Lazarus voor de Raad te brengen, opdat hij zich zou reinigen door alles te herroepen. Maar Lazarus is niet verschenen en zegt dat als men iets van hem wil horen, men dat ook in zijn huis te weten kan komen. De priesters hebben zijn huis echter onrein verklaard en weigeren naar hem toe te komen -waarschijnlijk alleen uit angst; want men zegt dat hij op wonderbaarlijke wijze beschermd wordt.
[10] U weet dat natuurlijk allemaal allang. Maar omwille van U ben ik erg bang, want omdat Jeruzalem hier zo vlakbij is kan een toevalligheid U verraden en zij zouden kunnen proberen U hier op te pakken.'
[11] Ik zei: 'Mijn beste leider van de stad, wees daar niet bang voor; want zolang Ik het niet Zelf toelaat, heeft geen enkele boosaardigheid van de tempel macht over Mij en kan het niemand lukken Mij te grijpen. Zoals Ik tot nu toe onbekend ben gebleven, zal Ik dat blijven. Zelfs de inwoners van deze stad hebben immers geen vermoeden en geen verlangen om Mij te leren kennen, alleen omdat Ik het zo wil hebben! Wees dus geheelonbezorgd! Jij bent hier de enige die met Mij en de Mijnen wil omgaan en voor wie de poort van het huis dus ook niet gesloten is. Maar verder zal niemand deze drempel zo gemakkelijk betreden -tenzij de geest hem naar Mij toe zou leiden.'
[12] De leider, die door Mijn woorden helemaal gerustgesteld was, zei: 'Heer, ik weet dat U meer bent dan een profeet of een andere gezalfde Gods; want alleen iemand in wie de kracht Gods zelf woont, kan zulke werken doen als er door U gebeuren! Ik ben het dus ook helemaal eens met Uw handelwijze en Uw wil. Uzelf zult nu zeker het beste weten waarom het zo en niet anders door U bepaald is! Maar ik vraag U of U mij helemaal wilt inwijden in Uw leer, die ik slechts gedeeltelijk heb leren kennen!'
[13] Ik verwees hem nu naar Mijn leerlingen, die hem dan ook in de dagen daarna volledig onderrichtten.
«« 46 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.