Jezus in de tempel

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 67 / 77 »»
[1] De Farizeeën, priesters en dienaren van de tempel waren intussen erg in opwinding geraakt en vroegen zich af wat ze met deze grote betoging aan moesten. Dat het onmogelijk was die met wapengeweld te onderdrukken, zagen ze al snel in, omdat er dan onmiddellijk een oproer zou ontstaan tegen het toch al ongeliefde tempelbedrijf. Het volk verkeerde in een roes van geestdrift waartegen met geweld niets te bereiken was. Er bleef hun dus niets anders over dan alles voorlopig maar te laten gaan, om er bij een onvoorziene omslag zo mogelijk voordeel voor het aanzien van de tempel uit te halen.
[2] Vooral raadde de hogepriester Kajafas in een snel bijeengeroepen raad aan, af te wachten wat Ik eigenlijk van plan was en waar Ik de hele beweging heen dacht te sturen. Als Ik Mijzelf tot koning wilde laten uitroepen, zou de macht van de Romeinen hun zeer snel terzijde staan, maar als Ik het op de tempel en de dienaren gemunt had, zou Ik ook maar weinig kunnen doen zonder het volk vertoornd te maken, omdat het volk zich het geloof in Jehova niet zou laten ontnemen. Vooralsnog kwam het eropaan, af te wachten en slim gebruik te maken van alle eventuele fouten van Mijn kant.
[3] De priesters zelfbesloten echter om zich niet te laten zien, maar de tem pel juist wijd open te zetten, zodat de heiligheid ervan tot het volk zou spreken. Snel werden dus alle poorten geopend, en ook het Heilige werd niet afgesloten - de ruimte die geen Israëliet zonder voorbereiding mocht betreden en waar ook geen priester zonder speciale ceremoniën, gebed en voorafgaande wassing binnenging.
[4] De tempeldienaren kregen snel de opdracht om de verkopers in de voorhoven van de tempel, die weer in groten getale waren gekomen, Mijn komst mee te delen, opdat een ergerlijke scène, zoals Ik hun die al eens had bezorgd, vermeden zou worden. Maar die voorzorg kwam te laat, want nauwelijks hadden de geldwisselaars en allerlei verschillende verkopers, waakzaam geworden door het geschreeuw buiten de muren, gehoord wat er aan de hand was, of ze pakten, met Mijn vroegere daad nog goed in hun geheugen, heel snel hun spullen bij elkaar en verlieten bijna vluchtend met hun koopwaren het gebouw.
[5] Deze tweede reiniging van de tempel, die niet direct door Mijn optreden plaatsvond, heeft aanleiding gegeven tot het misverstand dat de eerder geschetste tempelreiniging bij Mijn intocht had plaatsgevonden, terwijl het toch veel eerder gebeurde, namelijk bij het begin van Mijn ambt als leraar. (Matt. 21: 12-13)
[6] Toen het volk nu met veel geschreeuw de tempel binnendrong, zocht het vooral naar de priesters; met name wilden de mensen dat de hogepriester Kajafas Mij met heilige zalfolie tot koning zou zalven, waarna ze Mij naar de Sionsburcht dachten te brengen om Mij te huldigen. -Maar de priesters waren niet te vinden. Ongehinderd drong het volk door de voorhoven het heiligdom binnen.
[7] De Mijnen kwamen bezorgd om Mij heen staan, omdat ze zagen en hoorden welke bedoelingen het volk met Mij had, en Petrus vroeg bezorgd aan Mij: 'Heer, wat moet daarvan worden, wilt U Zich hier tot koning van Israël laten uitroepen?'
[8] Ik zei dat hij moest zwijgen en gebood de omstanders plaats voor Mij te maken, om ongehinderd de tempel binnen te kunnen gaan, nadat Ik al eerder van het lastdier was gestapt.
[9] Het volk gehoorzaamde, en gevolgd door veel volk betrad Ik door de hoven het binnenste heiligdom, betrad het Heilige zelf en liep naar het grote offeraltaar en beklom de treden daarvan.
[10] Hier mocht volgens de regels van de tempel het gewone volk niet volgen, maar het moest buiten in de gangen blijven staan, van waaruit het de priesterlijke handelingen in het Heilige kon aanschouwen.
[11] De Farizeeën en tempeloversten hadden de licht ontvlambare stemming van het volk juist beoordeeld; want terwijl het er voordien niet over na had gedacht de priesters zijn wil op te leggen, indien die zich niet bereidwillig betoonden, was er nu door de indruk die de plaats zelf maakte, terwijl door de afwezigheid van alle priesters geen persoonlijke vijandigheid mogelijk was, op de algemene opwinding een indrukwekkend stilzwijgen gevolgd, in afwachting van wat Ik zou ondernemen. Ik had ook de Mijnen bevolen achter te blijven, en zo stond Ik daar nu alleen, gezien door de hele menigte.
[12] Met luide stem sprak Ik nu tot het volk: 'Het uur is nu gekomen dat iedereen aan zichzelf moet ervaren waarheen de wegen leiden die men tot nu toe heeft betreden en ieder moet besluiten of hij naar de Vader wil of niet. jullie hebben Mij hier naar dit huis gebracht, waar de geest Gods vroeger zichtbaar woonde; maar nu is hij uit deze muren geweken, en de plaats is leeg geworden. Maar hij heeft nu een andere plaats gekozen, en ieder mens kan voor zichzelf een tempel bouwen, als hij handelt volgens Mijn woorden en Mijn leringen die Ik jullie heb gegeven.
[13] Laat een ieder gedragen worden door de deemoed en dan rechtstreeks het gebouwde Godshuis binnengaan, dat leeg is geworden, maar opnieuw gevuld moet worden met daden van liefde. Iedere daad van liefde is een bouwsteen voor de tempel, en die tempel zal gekroond worden met het teken van wijsheid en kracht, als alleen de liefde het fundament ervan vormt. Ik ben naar jullie toegekomen, opdat jullie van Mij de liefde leren, die jullie hebben geminacht -niet de eigenliefde, die jullie wel hebben, maar de liefde voor de naaste, die jullie niet hebben, die jullie echter vergoddelijkt en als enige tot God kan brengen.
[14] Als jullie echter geloven dat Ik jullie koning ben en dat Ik dat wil zijn, weet dan dat Mijn rijk niet van deze wereld is, maar dat dit in alle heerlijkheid in de mens woont en het erfdeel vormt dat de Vader aan de Zoon en door Hem aan alle mensen op aarde en alle hemelen heeft gegeven. Denk dus niet dat Ik de burcht van David zal binnengaan om een aards rijk te stichten! Wie Mij wil volgen, moet Mij in Mijn daden navolgen, dan zal hij zalig worden. De Zoon is uit de Vader, en omdat Hij uit de Vader is, is Hij in Hem en de Vader in de Zoon, en wie de Zoon volgt, volgt daardoor ook de Vader.
[15] Breng allen naar Mij toe wier lichaam en hart gebroken zijn, dan zal Ik hen genezen, opdat ze gezond worden! Maar zij wier verstand gebroken is, zullen zich aan Mij ergeren en die zal Ik niet kunnen genezen; want wie zich aan Mij stoort, is vol ergernis en hoogmoed en mist de liefde, omdat die hem onverstandig en hard toeschijnt. Ik wil jullie harten genezen en daardoor jullie zielen en lichamen; want alleen in het hart woont het geloof, en waar dat niet woont, heerst duisternis. Want het geloof dat uit inzicht is gegroeid, is een licht dat iedere duisternis verjaagt. Geloof dus in Mij en in de Vader, opdat jullie zien en de duisternis van jullie wijkt!
[16] Waarlijk, Ik zeg jullie: zonder het ware geloof zal niemand zalig kunnen worden! Maar Ik heb jullie gezegd wat en waarin jullie moeten geloven. Handel dus naar Mijn woorden, zoals Ik naar deze woorden van Mij heb gehandeld! Allen zullen dan kunnen doen wat Ik heb gedaan, en dan zal er niemand meer op aarde zijn die kan zeggen dat de wegen om de zaligheid te bereiken ontoegankelijk voor hem zijn.
[17] Maar om jullie te laten zien wat de kracht van de Vader in de mens tot stand brengt: breng Mij de zieken die aan hun lichamen lijden, opdat Ik hen genees!'
[18] Na deze woorden kwam Ik van het altaar af en begaf Mij naar de voorhoven, waar veel zieken lagen die wilden offeren en door de gebeden van de priesters gezond hoopten te worden -wat voornamelijk met Pasen een algemeen gebruik was, echter meestal alleen voor diegenen die een offergave in gouden munten konden geven, want anders verleenden de priesters zo'n zieke geen voorrang. Menigeen schraapte dus zijn laatste bezittingen bij elkaar om die laatste poging te doen zijn gezondheid te verkrijgen, en daarna verliet hij de tempel, zonder zijn gezondheid herkregen te hebben.
[19] Naar deze zieken ging Ik toe, en Ik vroeg hen heel ernstig: 'Geloven jullie dat de God van jullie vaderen jullie kan genezen, als jullie Hem daarom vragen? Of denken jullie dat je door menselijke hulp gezond kunt worden?'
[20] Toen riepen vele wanhopige zieken: 'Meester, ons kan alleen God helpen, en hier in de tempel zijn wij beslist het dichtst bij Hem!'
[21] Maar anderen zwegen, en Ik vroeg dus ook aan hen wat hun mening was.
[22] Daarop antwoordde één van hen Mij (een zieke): 'Meester, er is ons gezegd: als de hogepriester niet bij God in het Allerheiligste voor ons bidt, zullen wij niet geholpen kunnen worden; want alleen hij is de voorspreker bij God! Wij moeten dus wachten tot dat gebeurt!'
[23] Daarop zei Ik: 'Geloven jullie dan dat God niet naar ieder mens toe kan komen, als hij Hem er maar om vraagt? Waarom is daar een middelaar voor nodig? -Geloof, dan zullen ook jullie geholpen kunnen worden!'
[24] Toen zei de eerste spreker weer: 'Meester, wij geloven immers wat ons is gezegd, en toch zijn wij niet geholpen! Wat moeten wij dan nog meer geloven?'
[25] Ik antwoordde: 'Jullie moeten geloven dat God, de Vader van eeuwigheid, oneindig goed is en naar iedereen toekomt die Hem in alle ernst aanroept! jullie moeten geloven dat God niet eerst mensen nodig heeft om hun Zijn kracht te zenden, maar dat die kracht door ieder mens door zijn liefde tot God aangetrokken kan worden, zich dan in de mens ontplooit en tot werking gebracht kan worden! -Kun je dat geloven?'
[26] Terwijl de zieke Mij strak aankeek, zei hij: 'Meester, ik geloof het, omdat U het tegen mij zegt; want zoals U heeft nog niemand tegen ons gesproken!'
[27] Ik zei: 'Mijn woorden zijn de waarheid, en omdat ze de waarheid zijn, zijn ze ook het leven en de kracht van het leven. Ik heb daar als mens steeds naar gehandeld, en zo ben Ik een Meester des levens geworden. Daarom zeg Ik tegen jullie allemaal: Ga heen en doe evenzo, maar zondig niet weer, in woorden noch in werken! Zondig niet meer, door niets te doen wat in strijd is met de liefde tot God en de naaste, dan zullen jullie gezond blijven en ware meesters van het leven worden! -Sta op en wandel!'
[28] Na deze woorden verdwenen alle kwalen uit de lichamen van de zieken, en zij stonden op, gezond en sterk van lichaam. Het volk dat er omheen stond, barstte weer uit in luid geroep en juichte en loofde Mij hemelhoog. Velen vielen voor Mij neer en probeerden Mijn handen en kleren te pakken om die te kussen. Ik weerde hen niet af, maar liet allen bij Mij komen.
[29] Velen wilden nu nogmaals een poging doen om tot de hogepriesters door te dringen, om hun voornemen uit te voeren Mij te zalven; maar die hadden zich zo goed verborgen dat er geen spoor van hen te ontdekken viel, en daarom keerden de afgezanten weldra onverrichter zake terug.
[30] Toen dezen naar Mij toe drongen om Mij stormachtig te omringen, gebood Ik hun kalm te zijn en zei tegen hen, die zo op een koning belust waren: 'Zeg eens, kan iemand die voor God staat als een drager van diens kracht, op aarde nog hoger geplaatst worden dan hij al voor God staat?!'
[31] De aanvoerder van de schare zei enigszins onthutst: 'Meester, hijzelf waarschijnlijk niet; maar degenen die hem aanhangen willen toch een zichtbaar teken van zijn macht -ook naar buiten toe, zodat het volk onder zijn machtige hand gelukkig, en niet uitgeperst wordt!'
[32] Ik zei: 'Toen Samuël op uitdrukkelijke wens van het volk Saul tot koning zalfde -wat heeft het volk daardoor gewonnen? Beslist geen vrede en rust, maar strijd en onrust. En waarom? Omdat de mensen het zachte juk dat de Heer hun al naargelang hun handelen oplegde, moe waren geworden en naar de krachtige hand van een zichtbare heerser streefde. Het heeft verder ook niet aan koningen ontbroken, en ook nu hebben jullie in Herodes een koning gekregen. Geloven jullie nu dat een nieuwe koning, die jullie in Mij zoeken, jullie vrede zou brengen, als hij ook een uiterlijke, machtige koning zou willen zijn? Herodes en de Romeinen zouden al zijn aanhangers en hemzelf proberen te gronde te richten. Er zou ellende, oorlog en nood opgeroepen worden, als Ik jullie aardse koning zou worden. Maar hoe zou het te rijmen zijn met Mijn leer: 'Heb je naaste lief als jezelf!', als Ik jullie oorlog en moord zou brengen?! Laat dus het uiterlijke bij Mij vallen - Mijn rijk is niet van deze wereld - en vestig in jezelf het echte rijk van vrede; daar wil Ik steeds graag jullie koning zijn en blijven!'
[33] Na deze woorden wendden de koningsgezinden zich wrevelig van Mij af en vonden dat Ik geen held was, waarvan het volk Israël ook naar buiten toe enig heil kon verwachten.
[34] De koningsschreeuwers begaven zich nu onder het volk en verborgen hun wrevel over Mijn afwijzende woorden niet. Toch keerde het overige volk zich daardoor nog geenszins van Mij af, omdat Mijn daden een te grote indruk op hen gemaakt hadden om Mij onmiddellijk te laten vallen vanwege het feit dat Ik het afwees koning der joden te willen zijn.
[35] Na de geweldige opwinding werd de stemming onder het volk nu rustiger, en zowel Ik als Mijn leerlingen maakten daar gebruik van om Mijn leringen nogmaals aan velen uiteen te zetten. Zo ontstonden er nu afzonderlijke groepen, die verspreid in de voorhoven van de tempel stonden.
[36] Toen gebeurde het dat er twee Grieken bijkwamen, die eveneens naar het feest waren gekomen maar die niet aanwezig waren bij het begin van het hele gebeuren. Het was echter voor niet-joden verboden om het inwendige heiligdom te betreden, waarvoor er bij de grens, tot waar de niet-joden mochten komen, waarschuwingsborden waren aangebracht. (Joh. 12:20)
[37] De Grieken zagen Philippus bij die grens staan en zeiden tegen hem dat ze Jezus graag wilden zien en zo mogelijk spreken. Philippus durfde de twee echter niet naar Mij toe te laten gaan, omdat hij vond dat het verbod in acht genomen moest worden. Daarom zei hij het tegen Andreas, en beiden gingen naar Mij toe, terwijl Ik in een kring stond van vele toehoorders die naar Mijn woorden luisterden, en legden Mij het verzoek van de twee Grieken voor, en zeiden ook dat die vanwege het volk niet naar Mij toe durfden komen. Toen zei Ik tegen hen dat ze de Grieken naar Mij toe moesten sturen. Beiden gingen nu weg om dat te doen. Maar toch waren de Grieken te bang om het verbod te overtreden, en daarom bleven ze bij de grens staan. (Joh. 12:21-22)
[38] De tempeljoden, priesters en Farizeeën hadden nu gemerkt dat er een veel rustiger stemming was gekomen, en enkelen van hen hadden zich verkleed onder het volk begeven om te spioneren hoe het er nu voor stond. Snel hadden ze met de koningsgezinden, die nu erg ontstemd over Mij waren, gemene zaak gemaakt om het volk tegen Mij op te zetten en een vijandige stemming op te roepen. Een van die verklede opruiers stond nu ook dicht bij Mij en sprak direct de omstanders ontstemd toe, hoe Ik heidenen kon zeggen dat ze het joodse heiligdom konden betreden en het op die manier onrein te willen maken. Was het dan de Messias, die Ik toch wilde zijn, waardig om heilige gebruiken te minachten?! Sommigen, die Mijn verzoek aan de heidenen ook niet was bevallen, vielen de spreker bij, zodat er een gemompel ontstond.
[39] Ik merkte dat heel goed en zei tegen Johannes en Lazarus, die steeds dichtbij Mij waren gebleven, evenals tegen de andere leerlingen: 'Nu is de tijd gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt wordt; want nu heeft Hij Zichzelf geheel en al overwonnen. Waarlijk, waarlijk, Ik zeg jullie: tenzij de tarwekorrel in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen; maar als hij sterft, levert hij vele vruchten op. (Joh. 12:24) Zo zal ook Mijn handelen dat jullie nu zien, vele vruchten opleveren.'
[40] Met een verwijzing naar de Grieken, die eerbiedig een eind verder stonden, sprak Ik nu luid: 'Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen; en wie zijn leven op deze wereld haat, zal het ontvangen voor het eeuwige leven. Als iemand Mij wil dienen, laat hij Mij volgen; en waar Ik ben, zal Mijn dienaar ook zijn. En wie Mij dient, zal door Mijn Vader geëerd worden.' (Joh. 12:25-26)
[41] Die spreker nu, die voordien al zachtjes ten nadele van Mij sprak, stookte nu weer verder door te zeggen: 'Een mooie Messias is dat, die heidenen en iedereen uitnodigt om hem te dienen, opdat de vader hem eert! Wie is zijn vader eigenlijk? Ik bedank ervoor mijn leven te haten om een onbekend, eeuwig leven te ontvangen; dan is het bekende mij toch liever!'
[42] Op soortgelijke wijze trokken ook de andere verklede tempeljoden partij tegen Mij en probeerden omzichtig het volk tegen Mij op te zetten.
[43] Maar Mijn ziel voelde nu dat Mijn uur had geslagen, en werd verdrietig vanwege het ophanden zijnde lijden, en omdat het volk zo wankelmoedig was; daarom zei Ik tegen Mijn naaste omgeving: 'Nu is Mijn ziel bedroefd. En wat moet Ik zeggen? Vader, help Mij uit dit uur? Maar daarvoor ben Ik in dit uur gekomen. O Vader, verheerlijk Uw naam!'
[44] Toen klonk er een stem als uit de hemel, die echter in werkelijkheid weerklonk in de harten van allen die nog enigszins tot een geestelijk leven te wekker: waren: 'Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem nogmaals verheerlijken!'
[45] Diegenen die deze innerlijke beroering hoorden, zeiden nu, al naargelang hun geest wakker was: 'Het donderde', anderen zeiden: 'Er sprak een engel met hem.'
[46] Geen van hen voelde echter in zichzelf de stem, maar plaatste die buiten zich, al naargelang hij gewekt was.
[47] Daarom zei Ik tegen hen: 'Deze stem heeft niet omwille van Mij geklonken, maar omwille van jullie; want nu gaat het gericht over deze wereld. Nu wordt de vorst van de duisternis, die een vorst van deze wereld was, uitgestoten. Er staat niemand meer tussen de Vader en Zijn kind dan alleen de Zoon des mensen. En wanneer Ik verhoogd wordt van de aarde, zal Ik hen allen tot Mij trekken, opdat zij tot de Vader komen.'
[48] Toen antwoordde die spreker weer, en enkelen die hem welgezind waren: 'Wij hebben in de wet gehoord dat Christus eeuwig blijft. Hoe kun je dan zeggen dat de zoon des mensen verhoogd moet worden? Wie is die mensenzoon over wie je spreekt? Kan iemand nog hoger stijgen dan dat hij eeuwig is en ons zijn rijk brengt?'
[49] Nu antwoordde Ik hun, omdat Ik wel inzag hoe Mijn woorden door deze verstokten steeds verdraaid werden: 'Het Licht is nog een korte tijd bij jullie. Wandel terwijl jullie het licht hebben, opdat de duisternis jullie niet overvalt! Wie in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heengaat. Geloof in het Licht, zolang jullie het nog hebben, opdat jullie kinderen van het Licht zijn en geen kinderen van de duisternis worden!'
[50] Nadat Ik deze woorden had gesproken, wendde Ik Mij van deze groep af, en wij gingen naar de voorhoven van de heidenen, die uiterste grens tot waar de niet-Israëlieten mochten komen. (Joh. 12:27-37)
[51] De priesters en tempeloversten waren intussen echter nauwkeurig op de hoogte van het feit dat het volk rustig was geworden, en dat Ik geweigerd had een openlijke staatsgreep te plegen om Mij tot heer en koning uit te laten roepen.Verder wisten ze dat er daardoor op dat moment enige wrevel heerste, en snel probeerden ze die stemming te benutten. Alle priesters en levieten werden snel ontboden om een schitterende stoet te vormen. Bazuinblazers liepen voorop, en herauten verkondigden het volk dat de hogepriester van de Heer bevel had gekregen een groot, uitzonderlijk zoenoffer te brengen voor de zonden van het volk, omdat de Heer het volk genadig gezind was en Hij alle zonden vergaf, die het volk het laatste half jaar had begaan. Met alle schittering en groot feestvertoon trokken de scharen op, en Kajafas zelf verrichtte het offer op het grote brandaltaar van de tempel.
[52] Door die handeling bereikte de tempel zijn doel; want het volk hing nog sterk aan oude ceremoniën en aan alles wat van de tempel uitging. Zo werd er op de gemoederen een sterke tegenkracht uitgeoefend, die een diepe indruk maakte door zijn uitzonderlijkheid, en nog binnen een halve dag was er van de buitengewone opwinding van het volk, die door Mijn intocht was ontstaan, niets meer te bespeuren. De tempel betoonde zich zeer genadig op deze en de volgende dagen: er werd in de voorhoven aan vele armen voedsel en geld gegeven, er werden gebeden gezegd en al het mogelijke gedaan om een goede stemming tegenover de tempel en zijn vertegenwoordigers op te wekken en op die manier het vreeswekkende gevaar, dat door Mijn invloed dreigde, af te wenden.
[53] De schitterende stoet kwam naar voren op het moment dat wij de voorhoven hadden bereikt. Vol nieuwsgierigheid keerde iedereen zich naar het ongewone schouwspel, en wij maakten van dat ogenblik gebruik om ongemerkt het enorme gebouw te verlaten, om weer naar het huis van Lazarus te gaan.
«« 67 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.