Jezus in Gethsemané. De gevangenneming van Jezus

Leopold Engel - Leopold Engel: Het Grote Johannes Evangelie (deel 11)

«« 72 / 77 »»
[1] Wij gingen nu door de poort de stad uit in de richting van de Olijfberg. Daar lag dus de tuin die nu nog 'Gethsemané' wordt genoemd, maar op een heel andere plaats. De tuin Gethsemané behoorde tot die herberg op de Olijfberg, die eigendom van Lazarus was en bekend stond als een geliefde plaats voor uitstapjes. Beneden deze herberg, die op de heuvel lag en een wijd uitzicht bood, strekte zich een parkachtige aanplanting uit, en daar doorheen leidde een heel aangename weg de heuvel op. Dit park zelf is het eigenlijke Gethsemané geweest en ligt dus op een heel andere plaats dan datgene wat nu getoond wordt, dat alleen de naam daarmee gen~een heeft, omdat de daar aanwezige zeer oude bomen het voor de latere zoekers waarschijnlijk maakten, dat ze de juiste plaats hadden gevonden.
[2] Wij kwamen immers vaak bij die waard bijeen, en daarom geloofde judas ook dat hij Mij daar zeker zou vinden, omdat Ik Lazarus anders niet verlaten zou hebben om met Mijn leerlingen alleen te kunnen zijn. Het park zelf bood vanwege de grote stilte die daar heerste een geschikte plaats voor innerlijke beschouwing, en Ik bracht de leerlingen daarheen om de laatste gebeurtenissen nog eens te overdenken.
[3] Wij zochten een plekje terzijde van de weg, en Ik vroeg Petrus, Johannes en Jacobus om samen met Mij wat verder van de anderen weg te gaan. Dat deden ze en volgden Mij.
[4] N u kwam het ogenblik dat het hele gewicht van het naderende onheil over de ziel van de Mensenzoon heen viel en de Godheid Zich opnieuw geheel en al terugtrok om aan de mens Jezus de volkomen vrije beslissing over te laten.
[5] Daarom voelde deze ook het bange uur en zei (Jezus): 'Mijn ziel is ten dode bedroefd!' Daarna zei hij ook tegen de drie: 'Blijf hier en waak met mij!'
[6] Hij ging wat verderop en bad de woorden: 'Vader, als het mogelijk is, laat deze kelk van mij weggaan; maar niet zoals ik wil, maar zoals U wilt!'
[7] Maar omdat in deze woorden nog niet het eigen vaste besluit ligt, kwam de Godheid ook nog niet in hem terug.
[8] Jezus ging naar de zijnen terug en trof hen slapend aan.
[9] Daaraan zag hij dat hij alleen steun kon vinden bij de Vader in zich; hij wekte de drie en sprak de bekende woorden: 'Kunnen jullie dan niet één uur met mij waken? Waak en bid, opdat jullie niet in verzoeking komen! De geest is gewillig; maar het vlees is zwak.'
[10] Met die woorden doelde hij niet alleen op de drie, maar ook op zichzelf.
[11] Jezus liep nu terug en bad nogmaals: 'Mijn Vader, als het niet mogelijk is dat deze kelk van mij weggaat, dan drink ik hem en geschiede Uw wil!'
[12] Opnieuw door onrust gedreven zocht zijn ziel aansluiting naar buiten, bij de zijnen; hij trof hen weer slapend aan, en wel zo vast, dat ze niet wakker werden, maar op zijn roepen slechts slaapdronken bewogen.
[13] Nu had Jezus, de Mensenzoon, overwonnen.
[14] Met een blik van medelijden overzag hij de zijnen, ging onmiddellijk terug en riep luid: 'Vader, ik weet dat het mogelijk is dat deze kelk voorbij gaat; maar alleen Uw wil geschiede, en daarom wil ik hem drinken!'
[15] Toen keerde de Godheid volledig in Hem terug en sterkte Hem, doordrong Hem volledig en sprak: 'Mijn Zoon, voor de laatste keer moest je je beslissing nemen! Nu zijn Vader en Zoon in je verenigd en eeuwig onscheidbaar geworden. Draag, watje te dragen is gegeven! Amen!'
[16] Daarop stond Ik weer op en liep naar Mijn leerlingen toe, die daar weer lagen te slapen, wekte hen en sprak: 'Hoe kunnen jullie nu slapen en Mij in het moeilijkste uur alleen laten; waak en bid, dat jullie niet in verzoeking komen; want de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak. Maar jullie moeten altijd sterk zijn. Kijk, nu is het uur gekomen dat Ik aan Mijn vijanden word overgeleverd; slaap dus niet, en wees sterk!'
[17] Op dat ogenblik naderde er een groep gewapende tempelwachters met fakkels, aangevoerd door Judas; hij wilde hen naar de herberg brengen, waar hij vermoedde dat Ik was. De leerlingen vroegen Mij wat dat betekende. Maar Ik zei tegen hen dat zij een paar passen terug moesten gaan en liep op de weg de groep tegemoet. Toen Judas Mij zag, liep hij op Mij toe, begroette Mij en wilde Mij kussen als herkenningsteken voor de bewapende tempeldienaren. Maar Ik weerde hem af en zei: 'Judas, verraad jij zó de Zoon des mensen? Voorjou zou het beter zijn als je nooit geboren was!'
[18] Daarop wendde Ik Mij tot de horde en vroeg met krachtige stem: 'Wie zoeken jullie?'
[19] De aanvoerder antwoordde: 'Jezus van Nazareth!'
[20] Daarop maakte Ik Mij aan hen kenbaar met de woorden 'Ik ben het!' en kwam een paar passen dichterbij .
[21] De gerechtsdienaren weken echter terug, omdat ze heel wat over Mijn kracht hadden gehoord en daar bang voor waren -om welke reden er door Kajafas ook alleen maar knechten uitgekozen waren die Mij nog niet kenden. Enkelen die achteraan stonden vielen zelfs op de grond, omdat de voorsten tegen hen aan botsten.
[22] Omdat de knechten daar aarzelend en angstig stonden, vroeg Ik hen opnieuw: 'Wie zoeken jullie?'
[23] En op het herhaalde antwoord van de aanvoerder zei Ik weer: 'Ik heb jullie gezegd dat Ik dat ben! Maar als jullie Mij zoeken, laat dezen hier dan gaan!'
[24] Toen de knechten nu merkten dat hun niets gebeurde, schaamden ze zich voor hun aanvankelijke schrik, drongen op Mij toe en omringden Mij weldra, terwijl de aanvoerder hun toeriep dat ze alleen op Mij moesten letten, omdat het bevel van de hogepriester luidde dat ze alleen Mij gevangen moesten nemen.
[25] Maar Petrus, die nu zag dat er ernstig gevaar voor Mij dreigde en er geen enkel wonder gebeurde om Mij te bevrijden, trok het zwaard, dat hij steeds verborgen bij zich had gedragen, en drong naar Mij toe. Malchus stelde zich tegen hem teweer door hem met zijn speer af te weren. Toen haalde Petrus naar hem uit, waardoor hij Malchus zijn oor afsloeg.
[26] Nu riep Ik Petrus toe: 'Steek je zwaard in de schede! Zou Ik de beker niet drinken, die Mijn Vader Mij heeft gegeven?'
[27] Daarop week Petrus terug. Ik raakte het gewonde oor van de knecht aan, en direct was het genezen. Die daad verbaasde de knechten, zodat ze zich niet verder om de leerlingen bekommerden, maar er alleen op bedacht waren Mij weg te brengen.
[28] Omdat Ik alles zwijgend over Mij heen liet gaan en ook zonder enig ver zet Mijn handen door hen liet binden, spraken ze er onder elkaar hun verwondering over uit, waarom hun gezegd was dat ze het uiterste geweld moesten gebruiken, omdat het gevangen nemen van zo iemand echt heel gevaarlijk was. -Judas stond erbij en wachtte tot er iets zou gebeuren waardoor de wachters aan het schrikken gemaakt zouden worden. Maar omdat er niets gebeurde, meende hij nu des te zekerder dat Mijn kracht zich tegenover de Hoge Raad wel zou ontplooien.
«« 72 / 77 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.