Het laatste uur van een rijk man

Jakob Lorber - Over de drempel van de dood

«« 4 / 15 »»
[1] 3 augustus 1847
[2] Daar staan we alweer aan het sterfbed van een man die heel rijk was en zijn rijkdom rechtmatig beheerde, zijn kinderen zo goed mogelijk opvoedde en daarbij steeds de armen zeer goed bedacht. Weliswaar bracht hij daarvoor in ruil zo nu en dan ook wel eens een zogenaamd genoeglijk uurtje door bij die arme jonge meisjes die voor een dukaat voor allerlei pleziertjes te krijgen zijn. Daarnaast hechtte hij echter ook grote waarde aan de Heilige Schrift, las daar vaak en ijverig in en geloofde vast dat Jezus de eigenlijke Jehova is, want hij had dat geleerd uit de werken van Swedenborg, van wie hij in zijn vrije uren op enkele kleine werkjes na alles gelezen had.
[3] Die belezenheid maakte hem echter ook heel opvliegend als hij iemand onverschillig of zelfs smadelijk over Jezus hoorde praten, en als zich in zijn gezelschap zo'n 'antichrist' bevond, dan moest die zich bijtijds uit de voeten maken, omdat hij anders zeer kwalijke, handtastelijke gevolgen moest vrezen. Kortom, onze man was een volmaakte, strenge held voor het zuivere christendom.
[4] Op tamelijk vergevorderde leeftijd werd hij evenwel ziek als gevolg van een groot feestmaal waarbij hij al te veel van het goede had genoten en waarbij zijn bloed door de krachtige wijn te erg verhit was geraakt, maar vooral doordat hij zich na de maaltijd twee keer te goed had gedaan aan een jonge, lichamelijk zeer weelderige jonge vrouw.
[5] Toen onze man na die expeditie thuis kwam, voelde hij een lichte duizeligheid, die hij voor een klein roesje hield. Maar hij vergiste zich. Nauwelijks stond hij op het punt in bed te stap­pen, of zijn voeten weigerden hem hun dienst. Hij zakte bewusteloos in elkaar en was -zoals jullie gewoonlijk zeggen ­ook al morsdood. Dat de zijnen erg geschrokken waren en alles op alles zetten om hun huisvader weer bij te brengen, spreekt vanzelf. Maar het was vergeefse moeite -want wat een­maal door de engelgeesten gehaald wordt, ontwaakt niet meer voor deze wereld.
[6] Er valt bij deze man aan deze zijde dus niet veel meer te zien en te horen; daarom zullen we ons ook direct naar de gees­tenwereld begeven om te zien hoe onze man er daar aan toe is, wat hij doet en waar hij zich heen wendt.
[7] Jullie moeten echter weten dat mensen die door een totale beroerte worden getroffen, absoluut niet weten en ook niet in het minst merken dat, en hoe ze gestorven zijn. Zij ondervin­den geen verandering, noch in hun huiselijk leven zoals ze dat op aarde hadden noch in hun welbevinden, behalve dat ze helemaal gezond zijn, wat ze echter op de wereld gewoonlijk ook al waren. Ook zien ze geen engelen, hoewel deze zich dicht bij hen bevinden, en ze bemerken ook niet het minste uit de geestenwereld, waarin ze zich toch geheel en al bevin­den. Kortom, ze zijn in alle opzichten als het ware nog hele­maal op de wereld. Ze eten en drinken, ze leven in hun ver­trouwde omgeving, in hun huis en in hun gezin, waar hun zogezegd geen enkel dierbaar hoofd ontbreekt.
[8] Precies zo was en is het nu ook met onze man. Jullie zien hem nu reeds in de geestenwereld! Hij stapt monter in zijn bed in het welbekende slaapvertrek, dat hier tot in de kleinste details met alles is ingericht zoals op aarde.
[9] Zie, hoe behaaglijk hij zich in bed uitstrekt en probeert en verwacht te slapen. Het enige wat onze man nu enigszins ver­baasd, is dat hij deze keer niet in slaap valt, want geesten ken­nen geen slaap. Ze kennen wel een overeenkomstige toestand, die daar rust heet, maar die in wezen niet de minste overeen­komst heeft met de aardse slaap.
[10]
[11] Laten we nu naar onze man zelf luisteren en zien hoe hij zich in zijn nieuwe toestand gedraagt en welke indruk hij ervan heeft. Hoor wat hij nu in bed zegt: 'Lini, slaap je?' Lini (zijn vrouw) richt zich op en vraagt: 'Wat wil je, lieve Leopold, mankeert je iets?' (NB: vrouwen kinderen en verdere huisge­noten worden door speciaal daartoe geroepen geesten als het ware verborgen vertegenwoordigd). De man zegt: 'Nee, mij mankeert niets, ik ben godzijdank kerngezond. Ik kan alleen niet in slaap komen; ik heb zelfs niet de minste neiging daar­toe. Ga mijn slaappillen eens halen, ik zal er een paar inne­men, misschien lukt het dan wel'.
[12] Lini staat op en voldoet aan de wil van haar man. De pillen zijn nu ingenomen, maar de slaap blijft nog steeds uit.
[13] Na een poosje zegt de man: 'Lini, geef mij er nog een paar, want ik kan de slaap nog niet vatten; ik word alleen maar hel­derder in plaats van slaperiger'.
[14] Lini zegt: ~ch, laat die pillen toch, je bederft je maag er nog mee. Kom liever bij me liggen, dan zul je daardoor misschien eerder in slaap komen, als je dan absoluut slapen wilt'.
[15] De man zegt wat bedremmeld: 'Ja, lieve Lini, dat zal nu bij mij wat moeilijk gaan, want je weet immers wel dat ik na een groot feestmaal daar nooit toe in staat ben. Dan weigert de natuur mij immers altijd de vereiste dienst. Geef mij dus toch maar liever een paar pillen!'
[16] De vrouw zegt: 'Eigenaardig, mijn beste echtgenoot! Er wordt toch beweerd, dat de rijke, godvrezende Leopold na zulke feestmaaltijden gewoonlijk naar een zekere Cilli gaat en daar zozeer zijn mannetje staat, dat een jongeman daar een voorbeeld aan zou kunnen nemen. Maar als daarna thuis de trouwe, weliswaar al wat oudere Lini laat merken dat zij Leopolds vrouw is en soms om bepaalde redenen ook de slaap niet kan vatten, dan heeft Leopold altijd duizend theosofische, filosofische en God weet wat voor redenen nog meer om niet aan het redelijke en bovendien ook zeer sporadisch voorko­mende verlangen van zijn vrouw tegemoet te komen! Kijk, Leopold, jij vriend van de waarheid, wat vind je er diep in jezelf van dat je mij, jouw altijd zeer trouwe vrouw, zo smade­lijk en werkelijk schijnheilig beliegt? Hoe vaak heb je mij niet de schandelijkheid van echtbreuk in de felste kleuren geschil­derd! Maar wat zeg je nu van jezelf, als ik jou glashelder kan aantonen dat jijzelf een echtbreker bent?!'
[17] Totaal verbluft zegt de man: 'Lini, lieve vrouw, hoe weet je zulke dingen over mij? Werkelijk, zoiets zou ik alleen in een zware roes gedaan kunnen hebben -en als ik het gedaan heb, dan reken ik erop dat jij met zo'n menselijke zwakheid van mij ook christelijk geduld zult hebben en daar verder geen gebruik van zult maken dat voor ons huis onterend is. Wees verstan­dig, lieve vrouw, wees verstandig en spreek er niet meer over; want weet je, ik heb je toch heel erg lief Wees maar weer goed, wees goed, mijn lieve vrouwtje; ik zal zoiets mijn hele leven nooit meer doen!'
[18] Lini zegt: 'Dat geloof ik ook. Als men zijn hele leven al zo geleefd heeft en zijn trouwe vrouw minstens iedere veertien dagen een keer bedrogen heeft en zich al een paar keer een afschuwelijke ziekte op de hals heeft gehaald, dan wordt het misschien wel eens tijd om van dergelijke bezigheden af te zien, waarover in de Schrift geschreven staat: 'Hoereerders en echtbrekers zullen het hemelrijk niet binnengaan'. Zeg me, mijn in de godgeleerdheid goed onderlegde man, wat zou je nu doen als de Heer jou plotseling tot zich zou roepen? Hoe zou het er dan met jouw zaligheid voorstaan? Of heb je van de Heer misschien een schriftelijke garantie dat Hij je zolang zal laten leven, tot jij je leven fundamenteel zult beteren? ­Vanwege die Cilli zou ik nog niets willen zeggen; maar de onmiskenbare zinnelijke neiging die jij onze eigen oudste dochter hebt laten merken, nog voor ze trouwde, op een manier die jou een eeuwige schandvlek voor God en alle men­sen, als ze het zouden weten, op je godgeleerde voorhoofd heeft gedrukt -zeg eens, wat moet ik daar dan van zeggen? Of wat zal God daarvan zeggen?'
[19] Nog veel meer verbluft zegt de man: 'O vrouw, je begint mij werkelijk te martelen. Weliswaar volkomen terecht, helaas, want het zou meer dan onnozel van mij zijn als ik het tegenover jou zou ontkennen. Maar toch doet het me pijn, en ik begrijp helemaal niet dat jij, voorzover ik weet, daar gedu­rende ons hele huwelijk nooit iets van hebt gezegd en nu alle sluizen in één keer openzet en mij regelrecht wilt vernietigen!
[20] Bedenk, dat wij mensen allemaal zwak zijn in ons vlees, ook al is de geest nog zo gewillig, dan zul je mij al mijn zwakhe­den gemakkelijk vergeven! Bedenk, dat de Heer de echtbreek­ster niet heeft geoordeeld; dan zal ook een berouwvolle echt­breker bij Hem wel erbarmen vinden! Oordeel ook jij, lieve vrouw, mij niet; want ik beken het en heb berouw over mijn grote schuld tegenover jou en ook over het ellendige vergrijp tegenover onze getrouwde dochter! Moge de Heer Jezus het mij vergeven, zoals jij het mij vergeeft!'
[21] De schijnvrouw zegt: 'Goed dan, alles wat gebeurd is zij je volkomen vergeven. Maar zorg ervoor dat je in de toekomst geen gebruik meer maakt van je voorgewende zwakheid, anders zul je weinig zegen hebben van mijn zeer grote toe­geeflijkheid! Ik zal je dus nog een tijd verdragen en zien hoe het gaat! -Maar slapen zul je nooit meer, want kijk en luister: je bent niet meer op aarde, maar in de geestenwereld! En Ik, die jij voor jouw vaak bedrogen vrouw aanzag, ben niet je vrouw, maar -ziehier -Ik ben jouw Heer en jouw God! Blijf, als je dat wilt, zoals je bent; maar als je verder wilt komen, volg Mij dan uit deze oude schandkamer van jou!'
[22] De man herkent Mij en valt zonder woorden voor Mij op zijn aangezicht.
[23] Ik zeg echter tegen hem: 'Richt je op, want jouw liefde is groter dan je zonde; daarom zij je alles vergeven. Maar bij Mij kun je nog niet verblijven zolang er nog veel van het aardse aan je kleeft. Maar zie, daar staan engelen klaar; die zullen je langs de juiste wegen leiden. En als jouw aardse huis door deze leiders met nood en armoede geslagen zal zijn, dan zul je bij Mij voor eeuwig een nieuwe woning vinden. Amen!'
[24] Kijk, dat is weer een ander 'water'. Sommigen blijven lan­ger in hun natuurlijke toestand dan die van onze man, die als voorbeeld diende; maar zijn natuurlijk-geestelijke toestand duurde maar heel kort, omdat hij op de wereld veel goeds uit liefde gedaan had en omdat hij over zijn vergrijp onmiddellijk ernstig berouw toonde.
«« 4 / 15 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.