Maria weent om de diefstal van alle kleding en linnengoed. Jonatha troost haar met een zeer edele daad. Wedijver in edel­moedigheid. Het Kindje maakt Jonatha gelukkig

Jakob Lorber - De jeugd van Jezus

«« 251 / 302 »»
[1] Toen iedereen nu het huis was binnengegaan, zag Maria dat ook haar klerenkast en die van Eudo­kia totaal waren leeggeplunderd.
[2] Zij braken in tranen uit en snikkend zei Maria tegen Jozef:
[3] 'Kijk nu toch eens, zelfs mijn tempelgewaden zijn door die slechte mensen geroofd!
[4] Dat doet werkelijk pijn en treft mij diep in mijn hart!
[5] Op het gebied van kleding stonden wij er toch altijd al zo behoeftig voor; nu moesten we perse ook nog het allernoodzake­lijkste erbij inschieten!
[6] Ik wil dit alles weliswaar graag offeren voor de Heer, maar toch heb ik er verdriet van, omdat het precies het enige was, dat ik voor noodzakelijke omwisseling over had!
[7] Dit vind ik nu echt vreselijk! Maar nog meer verdriet heb ik er­over, dat die lelijke dieven ook het linnengoed van het Kindje hebben meegepakt.
[8] Dat bezit nu nog alleen het hemdje dat Het aanheeft. Hoe kom ik nu voor Hem aan een tweede?
[9] O Jij arm Kleintje, nu zal ik Je niet meer dagelijks een schoon hemdje kunnen aantrekken, ter­wijl Je dat juist altijd zo fijn vond!'
[10] Diep ontroerd trad nu Jo­natha naar voren en zei: 'O meest verhevene en geheiligde moeder van mijn Heer, treur toch niet langer; ik bezit nu immers ook goud en zilver .
[11] Met het grootste plezier geef ik het tot en met de laatste stuiver aan u om naar behoefte te gebruiken.
[12] Weliswaar weet ik best dat de Heer aller Heerlijkheden mijn goud en zilver niet nodig heeft, want Hij, Die alle dieren, alle bo­men en planten, ja heel de wereld zo meesterlijk heeft gekleed, Hij zal zeker ook het lichaam van Zijn moeder niet aan naaktheid bloot­stellen.
[13] Maar desondanks zou ik toch bijzonder graag terwille van mijn zaligheid, al mijn schatten aan u willen afstaan.
[14] O moeder, neem ze aan, ik schenk ze u van harte!'
[15] De blik in Maria's ogen drukte diepe genegenheid uit, toen zij tot Jonatha zei:
[16] 'O Jonatha, wat ben jij toch nobel en grootmoedig; jouw be­doeling alleen is mij eigenlijk al genoeg!
[17] Maar als het de Heer beha­ gen zou, dan zou ik voor het Kind­je wel om een beetje steun durven vragen.
[18] Mocht het echter de Heer niet aangenaam zijn, dan heb ik je hartelijke aanbod toch van harte gewaardeerd, en zal ik je daar­voor altijd dankbaar blijven!'
[19] Hier kwam het Kindje Zelf toegelopen en Het zei tegen Jo­natha: 'Jonatha doe gerust wat moeder van je verlangt, eens zul je daarvoor een grotere beloning verwerven!
[20] Want wij zijn nu echt arm. en dat te meer, omdat Ik terwille van het Heil van de mensen geen wonder mag verrichten!'
[21] Nu rende Jonatha uiterst verheugd naar zijn huis, en in de kortst mogelijke tijd had hij al zijn goud en zilver gehaald en aan Ma­ria 's voeten gelegd.
[22] Toen zij zoveel toewijding en offerbereidheid zagen, konden Maria en Jozef hun tranen niet langer bedwingen.
[23] Van vreugde huilde Jona­tha mee, en hij hield niet op God te danken, dat hij een derge­lijke genade was waardig bevon­den als die van bijstand aan Maria te mogen verlenen!
[24] Het Kindje zegende nu Jo­natha en Het zei tegen Maria: 'Kijk kijk, dat zal ons wel weer een schoon hemd je opleveren; al­le reden om nu weer blij te zijn!' ...En inderdaad voelde ie­der van hen zich nu weer opge­wekt en blij.
«« 251 / 302 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.