De aankomst van Abedam, de vreemdeling, bij de vaderen

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)

«« 148 / 187 »»
[1] "Ja waarachtig", zei Abedam, de bekende, "daar is de ingestorte bergwand al! En zie, het komt mij voor dat allen daar nog bijeen zijn! En bovendien komt het mij voor dat Henoch net een afscheidsrede voor de kinderen van de middernacht houdt; ja, ja, hij houdt deze voor Jura, Ohorion en Bhusin!
[2] Laat ons er vlug naartoe gaan! Misschien horen wij ook nog een paar woordjes die voor ons toepasselijk zijn; daarom vlug nu!"
[3] En de onbekende Abedam antwoordde de bekende: "Luister, Mijn geliefde vriend, zeg Me eens, waarvoor dient die haast als men zich reeds ter plaatse bevindt!
[4] Wat de woorden van Henoch betreft, zal het laatste deel ervan ons niet meer veel baten omdat wij het eerste hebben gemist: of wat hebben de bovenste stenen van een altaar voor nut als niet van tevoren de grondstenen gelegd worden?!
[5] Of heb jij ooit gezien dat de dag met de avond begint, of dat de groei van een boom bij de kruin in de lucht aanvangt om dan de stam omlaag te laten groeien en dan pas de wortels in de aarde te drijven?!
[6] Of wat voor nut kan het voor iemand hebben, zijn hoofd met een lap te bedekken als hij niets heeft om ook het overige deel van zijn lichaam te kunnen bedekken?!
[7] Zie, daarmee bedoel Ik: laten wij Henoch zijn toespraak beëindigen en hier even wachten, opdat wij niemand storen in de aandacht van zijn hart!"
[8] En daarmee was Abedam, de bekende, volkomen tevreden en zei tegen Abedam, de vreemdeling: "Mijn geliefde vriend, ik geloof dat je met het gezag van jouw wijze woord, dat bovendien vervuld is van een lieflijke klank, mij in het vuur zou kunnen leiden en ik zou je in alle diepten van de zee en in alle wateren van de aarde volgen!
[9] Waarlijk, mijn innig geliefde vriend, niet alleen jouw gedaante, maar ook jouw woorden hebben een buitengewoon sterke overeenkomst met die van de Vader - je weet wel wie ik bedoel -; alleen komt jouw lichaam mij veel krachtiger voor dan dat van de Vader. Want de gestalte van de Vader zag er toch beduidend veel zwakker en kleiner uit, dat wil zeggen - je moet het goed begrijpen - wat zijn persoon betreft; hier kan natuurlijk geen sprake zijn van de geestelijke gedaante van de Vader, want die is eeuwig vervuld van oneindige macht en kracht!"
[10] En de onbekende Abedam antwoordde hem: "Dus nu merk je dergelijke gelijkheid en ongelijkheid tussen Mij en de Vader op?!
[11] Ja, ja, je hebt gelijk: zo was het ook! Maar wat denk je, Mijn lieve vriend, wat de kleinere en zwakkere gestalte betreft?! Zie, Ik ben Mijnerzijds de volgende mening toegedaan: indien, zoals je ook zult weten, deze Vader in een enigszins vreemde gedaante voor Zijn kinderen verscheen om hen daarmee aan te duiden hoe het met hun harten was gesteld, dan zou immers ook heel gemakkelijk de betekenis van Zijn toenmalige zwakkere gestalte mede in aanmerking genomen kunnen worden!
[12] En als Hij nu eens onverwacht bij Zijn kinderen terug zou komen en als hun hart vrijer en hun liefde krachtiger zou zijn, wat denk je, - zou dan de Vader Zich ook niet krachtiger tonen dan onlangs, en zou het dan ook niet zo kunnen zijn dat Hij precies op Mij zou lijken?!
[13] Want Ik denk dat de gedaante van de Vader ten opzichte van de kinderen zich altijd op de in hun hart wonende meer of minder vrije liefde tot Hem richt! Wat denk jij hiervan?"
[14] En de bekende Abedam, volkomen buiten zichzelf van verbazing, antwoordde Abedam: "O vriend! Ik moet je openlijk bekennen, hoe geheimzinnig jouw woorden ook voorheen steeds klonken, des te duidelijker klinken ze nu!
[15] Zie, hoeveel malen jij nu weer wijzer bent dan ik! Waarlijk, deze door jou aangesneden, hoogst belangrijke omstandigheid zou zo goed als zeker aan mijn hart zijn ontglipt!
[16] Ik moet je al van tevoren zeggen: als ik het zo eens bij mijzelf overweeg, dan geloof ik dat als Adam, Henoch en alle overigen je over iets horen spreken, zij waarlijk grote ogen op zullen zetten en hun oren geweldig zullen spitsen! Want volgens mijn beoordeling, waarachtig, wanneer men jou hoort spreken, zou men oprecht geloven dat je door je ontmoeting met de Vader geheel en al bent gewekt of anders - begrijp me goed! - de Vader Zelf bent; begrijp me, lieve vriend, dat ik zoiets maar ter vergelijking zeg!
[17] Ja, waarachtig, met jou zal ik bij de vaderen vast geen slecht figuur slaan!
[18] Ik van mijn kant ben zeer gelukkig en moet je openlijk bekennen: als ik nu aan mijn liefde vraag: 'Van wie houd je meer, - van de Vader of van deze vriend?', dan antwoordt zij mij: 'Alles wat ik heb, heb ik weliswaar van de Vader, - maar dat wat ik aan de Vader en deze vriend geef is geheel aan elkaar gelijk en daartussen is geen onderscheid!'
[19] O Adam, o Henoch, o alle overige levenden, jullie zullen je heel erg verwonderen over deze wijsheid!
[20] Nu, mijn innig geliefde vriend, zie, Henoch heeft voor het altaar en voor de vaderen gebogen; zijn toespraak is ten einde! Als je wilt, dan zou ik je graag willen voorstellen!"
[21] En Abedam de vreemdeling, antwoordde: "Luister Abedam, ga vooruit en kondig mij aan; kom dan terug en breng Me goede tijding en leid Me dan naar alle vaderen! Amen."
[22] En Abedam ging onmiddellijk naar de vaderen toe en vertelde hen alles wat hem was overkomen in de korte tijd dat hij deze plaats had verlaten; hierover waren allen zeer verrast, zelfs Henoch niet uitgezonderd, en wel zodanig dat hij hem meteen vroeg: "Geliefde Abedam, broeder in God Emmanuël Abba! Vertel me in het kort hoe zijn woorden op jouw hart inwerkten?"
[23] En Abedam antwoordde hem: "Broeder Henoch, echt waar, zoals ik al heb bekend: ik voor mij vond niet het minste onderscheid tussen hem en Emmanuël!
[24] In het kort, ik zeg jou, die mij toch voordien bij mijn afscheid van hier als een gewekte groette, mijn gewektheid was tegenover zijn onbegrijpelijk duidelijke en verheven, ja hoogste wijsheid de zuiverste blindheid, domheid en het meest nietige wat jezelf maar aan nutteloze dwaasheid uit kunt kramen!
[25] Daarom zeg ik tegen jou, geliefde broeder Henoch, verheug je van ganser harte op hem; want ook jou zal hij zeker veel vreugde verschaffen!
[26] Nu is het echter tijd om hem te halen en aan jullie voor te stellen!" Henoch vroeg Abedam nog of ook hij niet de vreemdeling tegemoet mocht gaan.
[27] En Abedam stond hem dat van ganser harte toe. En zodoende waren die beiden al spoedig ter verwelkoming bij de onbekende Abedam aangekomen.
[28] En Abedam, de vreemdeling, vroeg terstond aan Henoch: "Geliefde Henoch, zie het is avond geworden! Jullie staan op het punt vanaf deze zo buitengewoon geheiligde plaats de terugweg te aanvaarden; mogen Ik en Mijn naamgenoot niet ook met jullie meegaan naar de hoogte, bij jullie overnachten en dan morgen met je de sabbat van de Heer vieren? Want zie, toen Ik had vernomen wat zich hier allemaal afgespeeld had, kwam er een groot verlangen in Mij op om de gewekte, levende kinderen van de grote, heilige Vader te zien en dan ook uit hun levende harten levende woorden te vernemen!"
[29] En Henoch antwoordde: "0 vriend en mijn nieuwe, nog onbekende broeder! Voor gasten van jouw slag hebben wij op de hoogte woningen in overvloed. Niet alleen maar vandaag en morgen, maar voor alle tijden der tijden en eeuwigheden der eeuwigheden zul je in ons midden wonen!
[30] Vrienden van de Vader zijn ook de onze; en degenen die Hij naar ons verwijst, zullen eeuwig bij ons wonen! Mocht je dat bevallen - het wordt namelijk tijd! - volg mij dan! Doe zoals jullie willen! Amen."
[31] En zij vertrokken. Toen ze nu bij de overige vaderen waren aangekomen, werden zij door deze verwelkomd en allen verdrongen zich om de twee Abedammen. Maar Adam draaide zich om, omdat Abedam achter hem langs liep en vroeg de onbekende Abedam:
[32] "Lieve, welkome vriend en gast van onze liefde! Omdat je, zoals jouw naamgenoot ons al eerder meedeelde, pas uit de morgen gekomen bent, moet je me toch eens vertellen, hoe het daar met de kinderen gaat en, als je wilt, wie jouw beslist eerbiedwaardige vader is en van welke lijn hij van mij afstamt!"
[33] Bij deze vraag van Adam wenkte de bekende Abedam meteen Henoch en zei: "Geliefde broeder Henoch, spits je oren en open je hart!"
[34] En Henoch dankte hem voor deze aansporing. En de vreemdeling antwoordde Adam: "Luister Adam, wat je eerste vraag betreft, die heb je al met jouw vraag zelf beantwoord; en als je ook tot de gewekten behoort, moet hetgeen waarover je Mij bevraagt, je immers meer dan zonneklaar zijn! Of zou het je soms niet helemaal duidelijk zijn welke kinderen er kinderen van de morgen worden genoemd?!
[35] Wanneer dat het geval is, dan verontschuldigt dat wel jouw - veroorloof mij, vader Adam, - jouw buitengewoon oppervlakkig gestelde vraag en daarop kan je slechts een even oppervlakkig antwoord worden gegeven en wel dit, dat jouw morgenkinderen allemaal fris en gezond zijn en dat velen zich op de dag van morgen verheugen.
[36] Maar wat jouw tweede vraag betreft, deze lijkt op een valstrik. Maar zie, Mij zul je niet zo makkelijk vangen; Ik zeg je, eerder vang je een vliegende adelaar hoog in de lucht dan Mij! Heil zij jou, omdat je liefde jou een dergelijke vraag ingaf; zonder deze zou je nu door een hard antwoord getroffen zijn!
[37] Maar als ik jou een dergelijke vraag zou stellen, wat zou je Mij daarop dan voor een antwoord geven?
[38] Zie, als gewekte zou het toch duidelijk voor je moeten zijn of Ik een vader heb of niet; of slaap je nog?"
[39] En Adam verwonderde zich in hoge mate over dit antwoord en durfde de vreemdeling niets meer te vragen.
[40] Henoch zei nu tegen de bekende Abedam: "Maar lieve broeder! Heb jij dan werkelijk jouw naamgenoot nog niet herkend?"
[41] En Abedam antwoordde met een verbluft neen. - Maar Henoch zei: "Waarlijk, er is niets in de mens dat zo lang dom blijft als zijn hart! O Heer, heb geduld met ons zwakken! Amen. Abedam, ik bedoel dat de gewekten allemaal nog slapen! Begrijp je het?"
«« 148 / 187 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.