De Heer komt de mens eeuwig naderbij. De tegenstelling tussen de oneindig-heid van God en de eindige, begrensde gedaante van de Heer in Abedam

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 138 / 280 »»
[1] Toen Jared de levende roep van Abedam had gehoord, kwam hij ijlings naderbij, - dat wil zeggen veeleer geestelijk dan lichamelijk! Want wat zijn lichaam betreft stond hij niet zo heel ver van Abedam af; maar wat de geest betreft is er eeuwigdurend een steeds grotere toenadering tot Mij zeer wel mogelijk, en wel zo dat zelfs de meest volkomen geest nog voldoende ver van Mij afstaat, opdat hij Mij voortdurend en steeds meer zal kunnen naderen, zonder Mij daardoor ook maar een haarbreed werkelijk nader te komen.
[2] Lichamelijk beschouwd zou een dergelijke bewering weliswaar niet aannemelijk zijn, maar geestelijk kan dat heel goed tiet geval zijn, en wel zoals iemand langs natuurlijke weg een nergens bestaande grens van de oneindigheid zou willen naderen. Ook al zou hij al met de hoogste snelheid van de gedachte in één ogenblik door wijde, eindeloze ruimten kunnen vliegen en dat vele eeuwigheden lang doen, - hoeveel dichter zou hij dan eigenlijk de nergens bestaande grens van de eindeloosheid genaderd zijn?!
[3] Zo is het ook met de geestelijke toenadering tot Mij. Iedere geest kan weliswaar steeds meer volkomen worden en steeds meer op Mij gelijken, maar Mijn volkomenheid, die in alles oneindig is, kan hij nooit geheel bereiken; wie zal die dan ooit benaderen in de waarheid en volste werkelijkheid?!
[4] Maar wel kan Ik iedereen benaderen en er ook voor zorgen dat iedereen Mij kan benaderen.
[5] Daarom kwam Jared dan ook in allerijl naderbij, toen hij Mijn roep in zijn geest had vernomen; Ik leg jullie dit hier uit, opdat jullie enig inzicht in dat soort dingen beginnen te krijgen.
[6] Waarom werd Jared geroepen, en waarom was zijn beroeping van zo groot gewicht?
[7] Let nu goed op, want zonder deze beroeping kunnen jullie niet in de tempel van het licht komen!
[8] Toen nu Jared vlak bij Abedam stond, nam Deze zijn hand en zei tegen hem: 'Luister, Mijn geliefde Jared, Ik ken je leer over Mij en zeg je, dat je al je kinderen juist hebt onderwezen; ja geheel volgens Mijn wil heb je hen onderwezen!
[9] Maar als jij zegt: `God is volstrekt oneindig in Zijn wezen, in Zijn liefde, in Zijn heiligheid, in Zijn genade, in Zijn erbarmen, in Zijn macht, krachten sterkte, in de duur van Zijn zijn alsook in Zijn goedheid, gerechtigheid en wijsheid', plan zou Ik nu toch vanuit jouw hart graag willen vernemen, hoe nu Mijn op jou gelijkende wezenlijke zichtbaarheid valt te rijmen met jouw voorstelling van Mijn oneindige wezen!
[10] Want Ik ben van mening: Zoals het eindige, ruimtelijk begrensde nooit de oneindige ruimte geheel zal vullen - ook al zou het zich eeuwigdurend naar alle kanten uitbreiden -, is toch ook het omgekeerde het geval.
[11] Want waar en hoe moet de eindeloze ruimte zich beginnen samen te trekken tot een eindig wezen?! Waar moet liet beginnen als het geen grenzen heeft, en hoe - zonder grenzen?!
[12] Maar daar het zo is volgens jouw leer, vertel Mij dan: hoe hen Ik, de oneindige God, dan nu voor jou alsook voor alle anderen, een zichtbare, in Zijn lichamelijke vorm begrensde God geworden?
[13] En zeg Me ook heel gewetensvol en getrouw, of Ik het wel ben, of niet!
[14] Volgens jouw leer kan Ik het onmogelijk zijn; maar volgens jouw liefde en je geloof ben Ik het toch weer wel!
[15] Zeg het ons allemaal; want duidelijkheid ten aanzien van dit punt is van het allergrootste belang en wel omdat een oneindig Godswezen voor alle eindige wezens zo goed als volledig ondenkbaar is, dus zo goed als geen wezen en derhalve ook zo goed als geen God is.
[16] Een eindige God sluit immers al met het begrip `eindig' alle goddelijkheid uit!
[17] Open je hart en verklaar ons deze tegenspraak en meteen ook, of Ik wel of niet God ben!'
[18] Toen Jared en ook alle anderen deze vraag gehoord hadden, sloegen zij zich allemaal op hun borst en de ene twijfel na de andere begon hun hart gevangen te nemen. En Jared zei na enig nadenken: 'Heer en Vader in al Uw liefde en heiligheid! Deze vraag zal weliswaar de grootste en diepzinnigste cherubijn evenmin in staat zijn te beantwoorden als ik, maar dit kan ik nu al wel zeggen, omdat U de vraag hebt gesteld: zou U niet God, de Waarachtige zijn, dan zou U deze vraag ook onmogelijk hebben kunnen stellen, daar zij immers, zoals ook U, oneindig is in al haar afzonderlijke delen, alsook in haar totaliteit!
[19] Maar mijn maatstaf voor Uw Godzijn is mijn eigen hart, evenals het hart van alle anderen, omdat het niemand anders zozeer kan liefhebben als U!
[20] Al het andere is voor mij van geen belang! Hoe U Zich als een oneindige God ook aan ons, ten aanzien van U eindige wormen in het stof van alle nietigheid, als een eindige God, in de gedaante van een mens kunt tonen, dat moge begrijpen wie dat wil; alleen ik en alle hemelen en zonnen en werelden en mensen begrijpen dat niet en zullen het ook zeker eeuwig volstrekt niet begrijpen!
[21] Maar hier beken ik ook heel openlijk, dat ik U alleen in deze gedaante waarachtig lief kan hebben; want waar zou een begrensd hart de liefde vandaan halen, waarmee hij God in Zijn onbegrensdheid kan liefhebben?!
[22] Daarom bent U mij zo ook oneindig veel liever dan in Uw voor mij onvoorstelbare goddelijke oneindigheid.
[23] Wanneer ik God vrees en bemin, dan vrees en bemin ik Hem alleen in deze vorm; want voor een oneindige God besta ik immers zo goed als helemaal niet, en Hij is dan immers ook voor hetgeen ten opzichte van Hem volslagen nietig is, onmogelijk een God!
[24] Zie, dat is alles wat ik daarover kan zeggen; moge het U welgevallig zijn!'
[25] Daarop drukte Abedam Jared tegen zijn borst en zei: 'Jared, jij hebt Mij een volkomen antwoord gegeven, en het is precies zoals jij het nu uitgesproken hebt!
[26] Alleen de liefde is een maatstaf voor Mijn goddelijkheid, en met geen enkele andere maatstaf ben Ik te meten; want Ik ben waarachtig een oneindige God. Maar Mijn ruimtelijke oneindigheid is slechts een door de tijd bepaald verschijnsel, - in de geest echter is dat slechts de volkomenheid van de macht van Mijn wil en van Mijn liefde en wijsheid; maar de gestalte van Mijn wezen is precies dezelfde als volgens welke jullie allen gemaakt zijn tot Mijn wezenlijke evenbeelden!
[27] Blijf dus, Mijn lieve Jared, zoals je was, en geloof Me: niemand zal Mij ooit in een andere vorm zien dan waarin jullie allen Mij nu in de geest zien! Amen.'
«« 138 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.