Henoch heeft een gesprek met zichzelf over de wijsheid van de vreemdeling. Abedams dromerij en grote vermoeden

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 153 / 280 »»
[1] Toen Henoch dat antwoord van de vreemdeling had gehoord, kreeg hij een merkwaardig gevoel en hij wist niet wat hij ervan moest denken.
[2] En hij dacht bij zichzelf na en zei in stilte tegen zichzelf: 'Hoe meer ik zijn woorden overweeg, des te meer zie ik de onweerlegbare juistheid ervan in; en toch kan ik mij niet herinneren dat de hoge Abedam ons daar ooit iets van verteld heeft!
[3] Het is toch werkelijk vreemd: Men kan zich niets voorstellen dat nog zuiverder zou zijn dan juist deze woorden, - en, zoals gezegd, Abedam heeft iets dergelijks niet verkondigd! Zijn leer was hoofdzakelijk gericht op de liefde en de deemoed, en mij droeg Hij alleen maar op de liefde te verkondigen en de deemoed die daaruit voortvloeit!
[4] Maar wanneer ik nu de woorden van deze vreemdeling eens goed overdenk, lijkt het ondanks de juistheid ervan toch wel weer enigszins vreemd dat wanneer een beroepen leraar een leer uitspreekt, deze aan het oordeel van ieder individueel mens onderworpen moet zijn en pas als volledig geldig kan worden aangenomen, als zij volledig overeenkomt met ieder oordeel!
[5] Maar anderzijds is het toch wel weer juist, dat een leer enkel voor de wind deugt, wanneer niet iedereen tot wie de leer gericht was, deze geheel en al met zijn eigen hart heeft aangenomen! - Wat staat mij dus te doen?
[6] Kort en goed, een regel moet er toch zijn en deze regel moet aldus luiden: Hetgeen je als volkomen juist, goed en waar erkent - uit wat voor mond het ook komt -, moet je je broeders niet onthouden, want ook zij hebben even goed zo'n onsterfelijke geest als ik!
[7] Tegen deze regel kan ook Jehova Zelf beslist niets inbrengen!
[8] Daarom zal ik ook handelen volgens de woorden van de onbekende man!
[9] Neem nu bijvoorbeeld mijn lieve broeder Abedam; laat ik eens zien en horen wat hij daar op te zeggen heeft!'
[10] Hier wendde Henoch zich tot Abedam en zei tegen hem: 'Broeder Abedam, jij hebt net zo goed als ik en alle anderen de buitengewoon kostelijke woorden van onze onbekende broeder gehoord! Zie, er wordt je een groot stuk brood aangereikt; bijt erin, en geef ons daarop je oordeel, of en hoe het het begrip van je hart verzadigt!'
[11] Abedam schrok hier flink van en wist niet wat hij daarop moest zeggen, want hij was gedurende de belangrijke woorden van de vreemdeling voortdurend met zichzelf bezig geweest en wist daarom niet waar het nu precies over ging. En zo vroeg hij, na tot kalmte gekomen te zijn, heel zachtjes en vertrouwelijk aan Henoch, waarover hij dan eigenlijk wel een oordeel moest geven.
[12] Maar Henoch zei daarop tegen hem: 'Ja, mijn lieve broeder, wanneer het je aan de juiste opmerkzaamheid van geest ontbreekt, dan ben je nog lang niet wakker, maar slaap je nog; en iemand die slaapt kan immers geen oordeel geven!
[13] Is het je dan geheel ontgaan, hoe de vreemdeling mij het verschil tussen schepselen en de kinderen van God buitengewoon wijs heeft uitgelegd en mij heeft verklaard wat het verschil is tussen een leven in onvrijheid en de dood van de zonde?!
[14] O jij onbevattelijke en dove geest! Hoe kon de meest belangrijke onthulling van het leven je nu ontgaan?!'
[15] Door die uitbrander ontwaakte Abedam pas en vond in zichzelf het gehele betoog van de vreemdeling lichtend als een opgaande zon en zei:
[16] Wees niet boos over mijn niet vrijwillige slaperigheid, lieve broeder Henoch; want nu heb ik het al in zijn geheel in mij gevonden en ik zeg je, dat alles wat de vreemdeling heeft gezegd ook volgens mijn oordeel zo zuiver en juist is als de zon op de helderste morgen!
[17] Daar kun je volkomen zeker van zijn; meer hoef ik je niet te zeggen!
[18] Alleen maak ik hier een opmerking tegen je die deze vreemdeling betreft en die luidt als volgt:
[19] 'Broeder Henoch, wees steeds indachtig aan de grote liefde van Jehova, onze meest heilige Vader; want Hij bewandelt steeds wegen, die de meest scherpzinnige en diepzinnige engel nooit zal doorgronden!
[20] Zie, ik ben weliswaar een slaper, maar ik heb de indruk dat ik ditmaal in mijn slaap meer zie - dan jij terwijl je wakker bent!
[21] Maar wat ik zie zeg ik je niet, en dat zo lang niet tot je het zelf even goed ziet als ik!'
[22] Hierop begaf de vreemdeling zich naar Abedam en zei tegen hem: 'Waarlijk, je kunt het geloven, de ogen van je geest bedriegen je niet! Maar het is voor zo menige geest op bepaalde tijden beter, dat hij niet onmiddellijk de kern ziet van hetgeen zich voor hem bevindt; dat weet Ik ook al zeer lang uit ondervinding. Daarom heb je gelijk om niet te zeggen wat je ziet, maar het dan pas te zeggen, wanneer ook de ander het zal zien!'
[23] Nu vroeg Henoch aan de vreemdeling: 'Broeder, wat wordt daarmee bedoeld? Waarlijk, dit is de eerste keer dat Abedam onbegrijpelijk voor mij wordt!
[24] Zeg me toch wat het is dat ik niet zie; want jij, als zeer wijs mens, weet immers ook dat de ergste kwaal voor de geest de ongewisheid is en dat die erger is dan de dood zelf! Zeg het me, ik vraag je erom!'
[25] Maar de vreemdeling zei tegen hem: 'Henoch, Ik zeg je, vraag het aan je hart! Zegt dat jou niets, dan zal het je weinig baten wat Ik je zou zeggen; het komt ook hier op het eigen oordeel aan! Je herkent toch de bomen aan hun vruchten; als een boom levende vruchten draagt, hoe is het dan met de boom zelf gesteld?
[26] Of heb je ooit gezien, dat aan een dorre stok ook levende vruchten konden ontspruiten?!
[27] Vernietigend mos wel, maar geen levende vrucht!
[28] Als je bij een broeder levende woordvruchten ontdekt, dan is het onbegrijpelijk dat je deze broeder niet beter kunt herkennen.'
[29] Hier verbaasde Henoch zich nog meer en hij begon Abedam grondig op te nemen.
[30] Maar deze zei: 'Broeder, het heeft geen zin om zo naar mij te kijken, bekijk liever iemand anders en je zult aan Hem beslist meer ontdekken dan aan mij! Zie, Hij is niet ver van ons, dat zul je toch begrijpen, lieve broeder?!'
«« 153 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.