Uranion vraagt naar de naam van de machtige wonderman. Purista's schrandere antwoorden op de vragen van de niet herkende Heer

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 18 / 280 »»
[1] Nadat dit buitengewone wonder was geschied en terwijl het offer nog volop in brand stond, begaf Uranion, wiens hele lichaam beefde, zich terstond naar Henoch en vroeg hem naar de naam van deze bovenal wonderbaarlijke, uitzonderlijke man.
[2] En Henoch zei tegen hem: 'Mijn beste Uranion, al zou ik je Zijn naam zeggen, zou het jou dan ergens toe dienen?
[3] Zie, zoals Hij Zich hier laat noemen, heet ook iemand anders!
[4] Daaraan kun je zien dat het weten van Zijn naam je uiterst weinig zal helpen om deze Mens der mensen nader te leren kennen; informeer daarom niet eerst naar Zijn naam, maar wend je rechtstreeks tot Hem en wees ervan verzekerd dat Hij je in drie tellen meer zal zeggen en je over meer zal onderwijzen, dan ik je in lange eeuwigheden kan bijbrengen!
[5] Wend je daarom tot Hemzelf en wel zonder vrees of enige schroom; want hoe eindeloos machtig Hij ook is, Hij is toch ook eindeloos goed, liefdevol, barmhartig, genadig, mild, zacht, teder, minzaam en de eindeloos onbegrijpelijke deemoed Zelf.
[6] Schroom daarom niet en wend je gerust tot Hem!'
[7] Deze woorden bemoedigden Uranion; hij ging onmiddellijk naar de hoge Abedam toe en richtte de volgende woorden tot Hem:
[8] 'Hoge, verheven, machtige broeder - als ik je zo mag noemen -, zou je mij niet willen mededelen wie je bent en vanwaar je komt? Want zoals ik daarnet gezien heb, zijn hemel en aarde in zo'n hoge mate onderworpen aan jouw wil, dat, als ik niet met de grootst mogelijke mij denkbare liefde aan de heilige Vader van de hemelen en alle aarden hing, ik zeer gemakkelijk zou kunnen geloven dat je of deze heilige Vader Zelf bent, of toch minstens een van de grootste en machtigste geesten uit de eindeloze reeks van gods meest volkomen engelen uit alle hemelen.
[9] Als je wilt, zou je mij dan misschien enig licht over jezelf willen verschaffen?'
[10] En Abedam nam zijn hand en zei tegen hem: 'Uranion, wees geheel en al vervuld van de grootste blijdschap, want nu heeft het eeuwige leven je aan de hand genomen!
[11] Ga naar Gabiël en breng hem hierheen samen met zijn kleine gezin, namelijk met zijn vrouw Aora en zijn enige dochter Purista; dan zul je Mij aan hun zijde leren kennen, tot volle tevredenheid van je hart! Amen.'
[12] En Uranion snelde onmiddellijk naar Gabiël toe, deelde hem de wens van Abedam mee en bracht hem met vrouw en dochter meteen voor Abedam.
[13] Toen zij nu bij Abedam aangekomen waren, vroeg Gabiël meteen aan Abedam: 'Machtigste van alle mensen, wat verlang je van mij?
[14] Zie, hier is mijn geliefde vrouw en daar mijn dochter, die de allerheiligste, liefdevolle, hemelse Vader mij geschonken heeft! Jij bent machtig genoeg om haar mij te ontnemen, - het dierbaarste wat ik op aarde bezit!
[15] Als jij dat wilt, wie zal je tegen kunnen houden?!
[16] Maar, ik heb nog iets veel kostbaarders dan mijn vrouw en mijn dochter; zie, hier in mijn hart is het diep verborgen!
[17] Het is mijn liefde en mijn volste vertrouwen in de heilige, grote, liefdevolle Vader en almachtige Schepper van de hemel en de gehele aarde.
[18] Kan en wil jij die ook van mij nemen?!'
[19] En Purista klampte zich aan haar vader vast en zei toen ook tegen Abedam: 'Goede, lieve, boven alles machtige man, jij zult ons toch niet van elkaar willen scheiden?!
[20] Want de goede, wijze Henoch heeft ons allen toch gezegd dat jij ook zeer barmhartig en genadig bent!
[21] Dat is toch waar; - je zult ons niet scheiden, maar ons samen laten in de zalige liefde voor onze hemelse Vader!
[22] Je zult toch immers ook deze zo heilige en boven alles goede Vader kennen en Hem ook beminnen, zoals wij Hem liefhebben!'
[23] En Abedam vroeg Purista daarop: 'Hoor eens, Mijn tedere Purista! Heb jij dan de hemelse Vader wel eens gezien?'
[24] En Purista antwoordde: 'Je moet niet alleen maar `hemelse Vader' zeggen, maar je moet zeggen: `de allerheiligste, meest liefdevolle, hemelse Vader', niet alleen maar vlotweg `Vader', anders durf ik je niet te antwoorden!'
[25] En de hoge Abedam zei het opnieuw volgens haar vrome wil en pas toen gaf zij Hem het verlangde antwoord:
[26] 'Op de hele aarde is toch geen mens die zo waardig meent te zijn, dat hij zich erop kan beroemen, de meer dan heilige, meest liefdevolle, hemelse Vader gezien te hebben?!
[27] Dat kunnen de engelen misschien wel, maar wij onwaardige mensen kunnen dat immers nooit!'
[28] En Abedam vroeg haar wederom: 'Maar luister, jij reine, tedere, mooie Purista, - Adam is toch ook maar een mens en hij heeft naar men zegt toch ook de meer dan heilige, meest liefdevolle, hemelse Vader gezien en gesproken, nadat hij geschapen was!
[29] Wat heb je hierop te zeggen? Hij is toch ook niet meer dan een zondig, onwaardig mens voor God?!'
[30] En Purista antwoordde hierop: 'Wat er niet allemaal in jou opkomt! Is de aartsvader dan ook zo'n mens als wij allen?
[31] Weet je dan niet dat Adam de eerste mens op deze aarde is en rechtstreeks is voortgekomen uit de almachtige hand van de meer dan heilige, hemelse Vader, die vervuld is van de grootste liefde, genade en erbarming? Daarom kan hij Hem zeker wel gezien en gesproken hebben; is dat echter bij ons mensen ook het geval? - Denk toch eens een beetje na!'
[32] En Abedam: 'Ja, daar heb je wel weer gelijk in, als dat zo is; maar let op wat Ik je nu ga zeggen!
[33] Ben jij dan niet vol verlangen om de meer dan heilige, meest liefdevolle, hemelse Vader te zien? Wat antwoord je nu op Mijn vreemde vraag?'
[34] Purista weer: 'Ja, dat is werkelijk een zeer merkwaardige vraag! Wie zou Hem niet graag willen zien, vooral als men Hem zo boven alles, alles, alles bemint, zoals ik?!
[35] Maar begrijp wel, dan moet men ook nog heel onbegrijpelijk veel, veel, veel vromer zijn dan ik!
[36] Ik ben er echter al mee tevreden dat de meer dan goede, heilige en meest liefdevolle, hemelse Vader Zich door een armzalig schepsel, zoals ik, laat beminnen en Zich aan mij en ons allen door zijn wonderbaarlijke werken en door de mond van vrome mannen openbaart.
[37] Zeg eens, mogen wij onreine mensen soms meer van Hem verlangen?
[38] Of is hetgeen wij van Hem ontvangen al niet zoveel, dat wij Hem er in alle eeuwigheid niet genoeg voor kunnen danken?!'
[39] En Abedam: 'Ja, daarin heb je alweer gelijk en je hebt Mij weer eens goed de les gelezen; maar zie, Ik heb desalniettemin alweer een andere vraag:
[40] Heb jij je nog nooit voorgesteld hoe de meer dan heilige, meest liefdevolle, hemelse Vader er eigenlijk uitziet? Kom, kom, zeg het Me!'
[41] En Purista: 'Maar, - wat is dat nu weer voor een vraag! - Wie zou dat mogen of kunnen? - God is toch immers meer dan heilig en oneindig! - Neen, hoe kun je nu zoiets denken!
[42] Ik heb wel eens zo heel stilletjes gedacht dat Hij er bijvoorbeeld uit zou kunnen zien als aartsvader Adam, - alleen dan oneindig veel groter dan hij ! En daarna heb ik, ik weet niet hoelang, gevreesd en geloofd dat zo'n zonde mij in het geheel niet meer vergeven zou worden!
[43] En ik weet niet hoeveel nachten ik daarna gebeden en gehuild heb, tot een vrome oude man mij het bericht bracht dat die schuld me weer is vergeven! - Zie, dat heeft mij toen wel wijzer gemaakt en nu ik al zevenentwintig jaar oud ben, laat ik mij al helemaal niet meer vangen!'
[44] En Abedam: 'Ja, je hebt Mij nu alweer een schrander antwoord gegeven; maar let op, Ik ga jou toch nog vangen! Maar dan zul je een grote vreugde beleven!' beweren: Adam is zoals hij hier leeft uit Mijn hand voortgekomen!
«« 18 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.