Danken met de mond en danken met het hart. Lamech is bekeerd en wil de stenen tafel weer reinigen

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 184 / 280 »»
[1] Toen Lamech geheel verzadigd was, stond hij op en zei tegen Kisehel: 'Machtige bode van de almachtige, grote God! Zie, ik heb mij verzadigd aan het gezegende voedsel; mijn hele wezen is nu opgewekt tot een grote dankbaarheid jegens Degene die mijn eten heeft gezegend en mijn eindeloos grote schuld jegens Hem, jegens jullie, en het hele volk en jegens de gehele aarde heeft kwijtgescholden.
[2] Maar ik heb geen woorden waarmee ik deze voor mij weliswaar grote, maar voor God en Zijn erbarmen zeker allernietigste dank zou kunnen uitdrukken!
[3] Leer mij daarom waardige woorden om hetgeen ik nu in mijzelf voel uit te kunnen drukken en ook wat ik in de toekomst sterker in mij zal voelen!
[4] O lieve vriend van de Allerhoogste, kijk naar mij in het slijk van mijn wandaden en willig mijn wens in!'
[5] Daarop zei Kisehel tegen Lamech: 'O broeder Lamech, je maakt je zorgen over iets wat in Gods ogen maar een zeer geringe waarde heeft! Geloof me, de Heer, de heilige, meest liefdevolle Vader, kijkt niet naar woorden, maar alleen naar het hart!
[6] De dank die jij in je voelt als een grote vlam die je hart wil verteren, deze dank is de Vader het meest welgevallig; laat die er altijd en eeuwig zijn, dan zal Hij jouw dankoffer ook zeker altijd en eeuwig aannemen, omdat dat Hem welgevallig is!
[7] Zie, als iemand een grote genade van de Vader ontvangt, dankt hij in zijn hart als een grote schuldenaar ten gevolge van de steeds heftiger wordende liefdesbrand in zijn hart, en hij volhardt net zo lang in deze zuiverste en volledig ware dankbaarheid tot hij zich daarvan door zijn mond heeft ontdaan. Maar op zichzelf is dat steeds een schijnbare genoegdoening voor de ontvangen weldaad.
[8] Na zo'n verplicht lijkende uiting van zijn dank wordt het wel veel lichter en rustiger om het hart, maar men kan zich afvragen of het hart na die uiting niet met minder liefdesvuur is vervuld, koeler is en derhalve ook voor de toekomst minder dankbaar voor die ontvangen genade. Want het heeft zich door de woorden uit zijn mond van die dankbaarheid ontdaan, terwijl die dankbaarheid toch eigenlijk had moeten blijven?!
[9] Dat is zo, lieve nieuwe broeder Lamech! Zie, zowel jij als ik, hebben kinderen verwekt en zijn dus hun vader geworden, zoals zij onze kinderen zijn geworden!
[10] Ik heb aan mijn kinderen nog altijd ervaren, dat juist de kinderen die mij voor bijna ieder woord met hun mond bedankt hebben, in hun hart het minst dankbaar zijn gebleven; maar met de kinderen die haast bij iedere gave gezwegen hebben was het zo gesteld dat zij altijd voor mij door het vuur zouden zijn gegaan als ik dat van hen verlangd zou hebben!
[11] Ik hoorde weliswaar nooit of maar hoogst zelden woorden van dank uit hun mond, maar zag des te vaker lof-, dank en vreugdetranen in hun ogen, - en, broeder Lamech, voor mij telde zo'n stille traan in het oog van een van mijn kinderen meer dan alle wondermooie woorden van een ander meegaand kind; ja, zo'n traan gold voor mij meer dan de hele wereld!
[12] Want dat inschikkelijke kind had zich van zijn dank jegens mij bevrijd; maar dat andere, mij zonder woorden dankende kind, behield het voor eeuwig in het hart!
[13] Zo heeft ook bij God, die alleen naar het hart kijkt, de blijvende dank in het hart eindeloos meer waarde dan dank die wordt uitgesproken, en daardoor vergankelijk is, daar het hart door de druk van die dank er zich door woorden van heeft bevrijd.
[14] Dank de Heer daarom maar altijd zoals nu, dan zal jouw dank aan God de juiste zijn, en zal Hij een voortdurend welgevallen hebben aan je hart dat aldoor van machtige dank vervuld is!
[15] Onthoud dat dus maar altijd tot je grote troost; dan zul je de heilige Vader ook steeds behagen, en Hij zal voor zo'n dank eerder duizendvoudig genade meer verlenen - dan voor dank met de mond!
[16] Nu je dit weet en je je volledig tot de Heer hebt gewend, mag je ook bepalen wat er nu moet gebeuren; want zie, we zijn hier om je met al onze krachten in al het goede behulpzaam te zijn! Geef daarom een van je wensen aan ons te kennen! Amen.'
[17] En Lamech sprong op van vreugde en zei diep geroerd tegen Kisehel: '0 vriend van God, van de almachtige Schepper van hemel en aarde! 0 geheiligde broeder uit de hoogten, die als een blijvende woning van de Almachtige zijn, neem ten eerste mijn tranen als teken van mijn innigste, eeuwig blijvende dank voor je heerlijke, wijze leer die je mij zo-even hebt gegeven; want zij is niet alleen door en door waar, maar zij is heilig! Ja, in de volle waarheid is er maar één dank en maar één lof, en die is eeuwig! Van nu af aan wil ik daar ook voor eeuwig in verblijven!
[18] Maar wat mijn wens betreft, ik heb er slechts één; één ding bedrukt mij nog, en dat is de stenen tafel die zo gruwelijk door mij ontheiligd is! Iaat mij die eigenhandig weer aan het daglicht brengen en reinigen en dan uiterst hoog vereren, als ik tenminste deze daad nog wel waardig ben!'
[19] En Kisehel zei daarop tegen Lamech: 'Zie, ten behoeve daarvan zijn je knechten al van graafwerktuigen voorzien!
[20] Het is voldoende dat jij dat werkelijk in je hart hebt gedaan; het andere zullen zij wel doen, laat ons daarom aan dat belangrijke werk beginnen! Amen.'
«« 184 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.