Lamech krijgt van Kisehel de opdracht om een tempel te bouwen als bewaarplaats voor de kostbare, heilige tafel

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 186 / 280 »»
[1] Nadat de tafel was uitgegraven, bewezen alle aanwezigen de diepste verering en verheerlijking aan de allerheiligste naam die daarop geschreven was. Kisehel nam de plaat in zijn handen, drukte hem tegen zijn borst en zei toen alsof hij tegen de tafel sprak:
[2] 'O Naam, jij heilige Naam, eerste woord uit de mond van God, dat er reeds was, nog voor er buiten God een zichzelf bewust, denkend wezen was, - ja, jij eeuwige woord, oergrond van alle wezens en dingen die de hele oneindigheid vullen, hoe mild en zacht straalt jouw licht mij tegen!
[3] Eenvoudig zijn de lijnen van de tekeningen, maar zij hebben geen begin en geen einde.
[4] Ja, zo is de tekening juist; want God heeft ook geen begin en geen einde.
[5] Hij is en zal eeuwig een oneindige God zijn; daarom is deze tekening voor ons ook een juist beeld van de allerheiligste naam en moet daarom met het oog op Degene die zij aanduidt steeds in de grootste verering en verheerlijking worden gehouden!'
[6] Hier wendde Kisehel zich tot Lamech en zei ontroerd tegen hem: 'Lamech, kijk naar dit heilige kleinood; van nu af aan moet jou er alles aan gelegen zijn dit als een heilige banier van je hart, je land en je hele volk te beschouwen!
[7] Op deze plek moet je een huis bouwen; het moet van vijf, dan zeven en vervolgens tien ramen en drie toegangspoorten zijn voorzien; vanuit de avond, één vanuit de middag en één vanuit middernacht.
[8] Het deel dat naar de morgen gelegen is moet in drie rijen de aangegeven aantallen vensters hebben; bovenaan de vijf, in het midden de zeven en onderaan de tien. Het huis moet een geheel ronde vorm hebben en twaalf manslengten hoog zijn en zijn doorsnede moet zo groot zijn als de hoogte.
[9] Aan de binnenkant moet je de wanden bedekken met goud en allerlei edelstenen. Het dak moet de vorm hebben van een halve bol en moet van binnen en van buiten bekleed zijn met een laag gepolijst goud; bovenop het dak moeten zich nog drie bollen bevinden, ieder drie manslengten hoog boven elkaar, eveneens van goud vervaardigd.
[10] In het midden van dit huis, dat geen verdiepingen mag hebben, moet je een altaar oprichten van louter robijnen en diamanten en op dat altaar moet dan deze tafel rechtop staande aangebracht worden.
[11] Wanneer je dat allemaal volgens mijn voorschrift hebt vervaardigd, moet ,je de plaats rondom dit huis wijd en zijd reinigen, en er mag geen ander huis meer in de buurt van dit heilige huis worden gebouwd; want het huis moet als heilig worden beschouwd.
[12] De gouden poorten van dit huis moeten op de sabbat de hele dag open staan; op alle werkdagen moeten zij gesloten zijn.
[13] Niemand mag met een bedekt hoofd dit huis binnengaan, en geen vrouw met een onbedekt gelaat.
[14] Wie zo met een rein hart dit huis binnen zal gaan, en God de eer zal geven, zal in dit huis zeer gesterkt worden.
[15] Maar degene die zich vergrijpt a aan dit zuivere huis zal daarin ook ter plaatse altijd zijn onvermijdelijke, plotselinge gericht ondergaan; daarom moet de plaats er omheen dan ook door een drie manslengten hoge muur omgeven gijn, waar men slechts door een ijzeren poort binnen kan komen.
[16] Op de buitenwand van het huis moet op gelijke hoogten van vier manslengten een laag kalk worden aangebracht, en wel onderaan met rood, in het midden groen en bovenaan wit.
[17] Door de aanblik van deze drie kleuren zal iedereen die bij het huis zal komen, eraan herinnerd worden, dat hij God alleen maar eerst door de liefde van zijn hart kan naderen. Heeft hij God zo benaderd, dan zal het vertrouwen en de trouw van zijn hart, wat het levende loon is van de zuivere liefde, zijn deel zijn; en aan wie dit ten deel valt, valt ook de derde, bovenste kleur ten deel, die het werkelijk levende geloof aanduidt, dat een licht van de geest is dat ontstaat door de levende vlam van de liefde tot God in het hart!
[18] Nu weet je, lieve broeder Lamech, alles wat je moet doen; alleen moet je er bij de bouw nog op letten dat niemand ertoe gedwongen mag worden, - maar wie het met liefde wil doen, moet ook tot de bouw worden toegelaten! Want alleen wie met liefde bouwt zal zegen over zijn werk ontvangen, maar wie onder dwang bouwt, de dood! Daarom moet je daar goed op letten!
[19] Nog vandaag moeten er naar alle kanten boden worden gestuurd, opdat reeds morgen met dit werk kan worden begonnen.
[20] Gedurende de nacht zullen al deze modderplassen, poelen en moerassen volkomen droog land worden; want dat is Gods wil.
[21] En daarom, lieve broeder Lamech, laat ons de boden ontbieden en hen dan naar alle kanten uitzenden! Amen.'
«« 186 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.