Garbiëls goede toespraak over de goddelijk-vaderlijke Geest in de woorden van Abedam

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 52 / 280 »»
[1] Toen nu Abedam deze toespraak had beëindigd vielen Garbiël en alle anderen onmiddellijk voorover op de grond en wel vlak bij Abedams voeten.
[2] Maar toen Garbiël zich een weinig hersteld had, begon hij meteen zeer opmerkelijke woorden tot zijn broeders en vrienden te richten, zo zelfs dat Adam deze woorden een groot getuigenis gaf en de spreker als volgt prees:
[3] 'Garbiël, ik heb reeds vele woorden van de menselijke tong gehoord; maar zulke woorden van een nietgewekte zijn nog nauwelijks ooit tot mijn oren doorgedrongen!
[4] Wees verheugd, want Abedam heeft al veel voortreffelijks in je bewerkt! Wat staat je nog allemaal te wachten wanneer je hart in de zuivere liefde eenmaal volledig één wordt met Hem?!'
[5] Dat zei Adam tegen Garbiël, toen hij zijn toespraak beëindigd had; de toespraak van Garbiël luidde aldus:
[6] 'Vrienden, broeders! Hebben jullie het gehoord, hebben jullie het vernomen, hebben jullie het begrepen?!
[7] Wie is er in staat om zulke woorden tot onze oren en onze harten te richten?
[8] Of heeft iemand ooit zulke woorden gehoord, te beginnen bij de aartsvader tot aan onze kleine kinderen die nog niet kunnen spreken?
[9] `Neen, neen, neen!' moeten jullie allemaal zeggen; want dat zijn geen woorden die aan de menselijke wijsheid zijn ontleend, - ook niet aan de wijsheid van een volkomen engelengeest.
[10] Want waar is in de gehele oneindigheid in alle eeuwigheden der eeuwigheden een wezen geschapen dat in staat is iets dergelijks uit zichzelf voort te brengen?!
[11] Vrienden en broeders, denk na, denk na! Wie kan dat zijn, ja Wie moet dat zijn, moet noodzakelijk eeuwig zijn, die in staat is van Zichzelf', ja geheel volledig van Zichzelf te getuigen: `Ik hen het licht. de weg, het heilige doel!'? – Ja de oereeuwige enige grond van het leven Zelf!
[12] Vrienden, broeders! - Zien jullie dan nog niet Wie de vreemdeling is?
[13] O, dan moeten jullie blinder zijn dan het middelpunt van de aarde op de meest donkere middernacht en dover dan de allerhardste steen in de diepste afgrond van de zee!
[14] Werkelijk waar, indien iemand van ons onweerlegbaar zulke woorden over zichzelf zou willen uitspreken, dan ben ik er nu heilig van overtuigd dat zijn tong nog niet het tweede woord zou kunnen uitspreken omdat er dan niet het geringste spoor van zo'n godslasteraar meer over zou zijn.
[15] Ja, als de grote aarde zoiets zou kunnen, als zij ergens een tong in een wijde mond zou hebben, - waarlijk, reeds de eerste gedachte om zoiets van zichzelf te getuigen zou haar voor eeuwig moeten vernietigen!
[16] Ja, de grote zon zou het geen haar beter vergaan!
[17] Of zijn jullie niet in staat zoiets te begrijpen? - Mocht je er niet toe in staat zijn, laat dan de een of ander eens wagen zoiets vanuit zichzelf in alle stilte te denken, ja, zich voor te stellen het heiligste te zijn, ja het allerheiligste, oereeuwige leven van al het leven, het licht aller lichten, de weg aller wegen en het heilige einddoel van alle dingen; ja laat iemand zich indenken de allergrootste kracht aller krachten te zijn, de allergrootste macht aller machten en het allergrootste gezag van alle gezag - en daarbij zijn leven te behouden, als hij dat kan!
[18] Ik ben nog nooit een profeet geweest; maar nu ben ik er een en voorzeg met de grootst mogelijke stelligheid en de volste overtuiging, dat als hij zou zeggen: `Ik ben het allerhoogste gezag van alle gezag!', hij ook onmiddellijk nooit meer in staat zou zijn om het allerfijnste web van een spin te doen scheuren;
[19] En als hij zou willen zeggen: `Ik ben de allergrootste macht aller machten!', zou een zonnestofje hem onmiddellijk voor eeuwig op de grond kunnen drukken;
[20] En als hij zou willen zeggen: `Ik ben de allergrootste kracht aller krachten!', zou een mugje onmiddellijk al zijn botten breken en zijn spieren verteren;
[21] En als hij zou willen zeggen: `Ik ben het heilige einddoel van alle dingen!', dan zou ook de eindeloze afgrond van alle eeuwigheden hem onmiddellijk in het vuur van de eeuwige vernietiging verslinden;
[22] En als hij zou willen zeggen: `Ik ben de weg aller wegen!', zou de aarde hem onmiddellijk in het vuur van haar toom verteren;
[23] En als hij zou willen zeggen: `Ik ben het licht van alle licht!', zou de allerdichtste duisternis hem onmiddellijk omgeven;
[24] En als hij tenslotte zelfs zou willen zeggen: `Ik ben het heiligste, oereeuwige leven van al het leven zelf!', wie zou dan de hoogste snelheid van het vluchtigste ogenblik kunnen meten waarin een dergelijk woord hemzelf vanuit zijn innerlijkste leven zou verwoesten en zo voor eeuwig geheel zou vernietigen alsof hij er nooit geweest was?!
[25] O vrienden en broeders, nu we dat begrijpen, zelfs met handen en voeten, en de vreemdeling die dat alles voor onze ogen en oren van zichzelf getuigde, nog geheel welbehouden machtig en krachtig voor ons zien staan en horen hoe Hij ons allen tot zich roept zoals een ware, ja enig ware vader zijn kinderen bij zich roept en ons hart luid roept en zegt: `Ja, U alleen bent een ware Vader en wee degenen die met deze allerheiligste naam de schandelijkste zonde zouden willen bedrijven door zich nog `vader' te laten noemen!', - Wie en wat en vanwaar is derhalve deze Vreemdeling?
[26] Zie, de oneindige hemelen vol lichtende wonderen en de aarde vol wonderen en ons hart, het grootste wonder, roepen en zeggen het ons nu overluid: `Jehova, God, de eeuwige Schepper van alle dingen, de heilige Vader, - verblijft bij Zijn kinderen op de aarde!'
[27] Broeders, verstaan jullie dat nu?!'
[28] Na deze woorden van Garbiël liet Abedam hen allen weer van de grond opstaan en zei tegen hen: 'Kinderen, nu is het tijd dat jullie Mij naar de hoogte volgt, opdat Ik jullie daar innerlijk in tegenwoordigheid van alle vaderen een andere zin in Mijn bedoeling met jullie zal tonen!
[29] Want zie, de aarde is een groot veld waarop veel soorten gras, vele soorten struiken en vele soorten bomen groeien; en op de bodem kruipen talloze wormen en de wouden zijn vol van allerlei soorten gedierte en de wateren zijn vol en de lucht is vol.
[30] Wie slaat er acht op dat alles?! In wiens hart is dat allemaal geordend?! En toch is het hart van die orde!
[31] Volg Me daarom, opdat jullie daar een andere zin van Mijn bedoeling met jullie wordt bekendgemaakt! Amen.'
«« 52 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.