Het visioen van Horidaël. De innerlijke, onderrichtende stem in de mens

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 64 / 280 »»
[1] En na de oproep van Abedam trad Horidaël naar voren en begon als een moedige leeuw te spreken; zijn moed was echter geenszins aanmatigend, maar alleen zijn liefde tot Mij gaf hem deze moed, net zoals de liefde van een moeder haar borst zodanig met moed vervult, dat zij door het vuur zou gaan als er voor haar kind levensgevaar zou dreigen of dit bijna onvermijdelijk zou zijn, - alleen met dit verschil, dat een dergelijke moed van de moeder veroorzaakt wordt door verdriet, pijn, angst of paniek, hetgeen bij Horidaël niet het geval was, omdat zijn moed alleen op zijn innerlijke vreugde berustte, zoals dat ook ongeveer het geval is met de moed van een veldheer, wanneer deze door het dolle heen is van louter overwinningsvreugde.
[2] Dus door zo'n liefdevolle vreugde gestimuleerd sprak Horidaël het volgende:
[3] 'O heilige, meest liefdevolle Vader! U hebt ook mij, arme zondaar, allergenadigst geroepen om hier bekend te maken wat ik gezien en vernomen heb.
[4] Ik weet heel goed, dat alles wat ik gezien en vernomen heb enkel en alleen van U afkomstig is. Moet ik U datgene vertellen, U meedelen, wat voor U reeds sinds talloze eeuwigheden onbegrijpelijk veel helderder was dan de zon op het midden van de helderste dag?
[5] Nee, nee, dat betekent met andere woorden toch immers niets anders dan een druppel water naar de zee dragen om die nog groter te maken, of op een heldere dag een pek en wasfakkel aan te steken om het licht van de zon te ondersteunen!
[6] Dus alleen ter wille van U mijn visioenen vertellen, zou - tenminste voor zover ik het zie - de grootste onzin zijn die een mens ooit zou kunnen begaan, als hij voor U zijn hart zou willen uitstorten, alsof U niet zou weten wat daarin verborgen is.
[7] Want er is maar één ding nodig in de geest en alle waarheid als men voor U staat zoals ik nu, en dat is dat men zich op zijn borst slaat en zegt:
[8] O mijn grote God, mijn heilige, liefdevolle Vader, wees mij, arme zondaar, genadig en barmhartig!
[9] Want alle zonden, alle vlekken en alle smetten van mijn hart zijn voor U even duidelijk als de helderste dag en mijn gedachten kent U wel en al mijn begeerten hebt U Zelf geteld!
[10] Maar daarnaast weet ik ook dat U wilt, dat iedereen zijn woord net zo zal voeren alsof U in alle ernst niets wist van alles wat er in iemands hart omgaat of omgegaan is en hij moet nu in Uw bijzijn altijd spreken als een waar kind ten overstaan van de enige ware, heilige, meest liefdevolle Vader.
[11] Zo wil ik dan ook in alle liefderijke vreugde van mijn hart het voorzeggende en zeker zeer wonderbaarlijke visioen prijsgeven en tevens hetgeen ik in het droomgezicht gehoord heb; en daarom verzoek ik dan nu allerwegen (>m een welwillend oor!
[12] In het begin ervoer ik zoiets als harde slagen op mijn borst; en als ik mij niet vergis kunnen het er wel zeven geweest zijn. Deze slagen deden mij weliswaar geen pijn, maar toch werd ik door iedere slag tot in de diepste grond van mijn leven geschokt en was daarom verontrust, heel erg zelfs; want ik wist niet waar zulke slagen op uit zouden lopen.
[13] Toen ik bij de laatste slag overmand werd door angst en al mijn zintuigen hun gewoonlijke dienst weigerden voor de buitenwereld, begon het in mijn hart steeds levendiger te worden.
[14] Aanvankelijk kwam het mij voor alsof talloze sterren als geluidloze bliksemflitsen rusteloos door elkaar sprongen en dat steeds heftiger en veelvuldiger, zo zelfs dat uiteindelijk mijn gehele hart in die lichtende, flitsende materie overging en zo in mij oplichtte, als wanneer men een bliksemflits zou kunnen dwingen te blijven en niet zo snel als in e tijd van een ogenblik, weer uit te doven.
[15] Dat licht begon mijn hart zo geweldig uit elkaar te drijven dat het zich bijna voorbij de grenzen van alle zichtbare hemelen begon uit te breiden.
[16] Omdat het zijn grenzen aan één stuk door steeds verder en verder verwijdde, begon deze nu onmetelijke kluwen flitsende sterren zich van lieverlede in één enkele bliksemflits en uiteindelijk in enkele rustige, stilstaande sterren op te lossen, waarbij iedere ster veel helderder straalde dan de morgenster, wanneer zij op haar mooist schijnt op een heldere voorjaarsmorgen.
[17] Omdat alles nu rustig werd en ik niet meer in staat was waar te nemen of mijn hart zich nog meer verwijdde, stil stond of weer inkromp, - vond ik eindelijk mijzelf; en toen ik mijzelf vond, vond ik mijzelf als een volmaakt mens en begon me af te vragen: Waar ben ik nu eigenlijk?
[18] En zie, toen schoten meteen drie van de mooiste sterren omlaag uit de hoge hemel van mijn hart, dat zich tevoren zo had uitgebreid en deze drie sterren waren drie volkomen ronde bellen, die net als de zon een uiterst fel licht uitstraalden!
[19] Toen vroeg ik mij weer af: Wat heeft dat te betekenen? Waar ben ik, - en wat ben ik?
[20] Toen ik dat nog maar nauwelijks gedacht had, breidde ieder van deze drie bellen zich plotseling sterk uit en ging terug in een onmetelijke diepte, zodat ik ten slotte niets anders voor me zag dan deze drie eindeloos grote bellen.
[21] Nu opende de middelste zich en nam de twee buitenste in zich op en naderde mij toen; in haar nabijheid vernam ik een sterke donder, welke klonk als verstaanbare woorden, die als volgt luidden:
[22] `Je bent nu in je geest; hetgeen je ziet is allemaal in je en er is niets dat zich buiten jou bevindt.
[23] Dat betekent dat je voortaan de tekenen van de innerlijke mens moet onderzoeken en je niet moet bekommeren om het vuil van de dingen van de wereld.
[24] Want wat in de buitenwereld dood is vormgegeven, heb je eindeloos veelvoudig allemaal levend in je; streef daarom naar het innerlijke leven, daar zul je alles onthuld vinden watje ooit uiterlijk beroerde of meestal ook niet beroerde!
[25] Zie, dat is de innerlijke wereld van God, van de eeuwige, heilige Vader; in die wereld kun je, moet je en zul je eeuwig leven! Amen.'
[26] Na die woorden werd de nu zo grote lichtbal weer zo klein mogelijk en verdween spoedig met al het andere en ik bevond mijzelf weer hier op de aarde; en van al het geschouwde bleef niets anders dan een levendige herinnering over.
[27] O lieve, heilige Vader, neem deze zeker buitengewoon onvolkomen weergave genadig op en zoals ik al bij het begin heb opgemerkt, wees barmhartig voor mij, arme zondaar; want ik ben zeker geen reine Sehel, maar een zeer onreine Horidaël!
[28] O Vader, Uw heilige wil geschiede! Amen.'
«« 64 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.