De verklaring van het door Juribaël geschouwde door Abedam de hoge. Het levensgeheim van de deemoed en de liefde tot God

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 71 / 280 »»
[1] Na die woorden viel Juribaël, door zijn overweldigende liefde gedreven, voor de voeten van Abedam neer en gaf op deze manier in zekere zin lucht aan zijn machtige liefde.
[2] En zo lag de vurig beminnende, vervuld van de grootste deemoed en diepste dankbaarheid in zijn hart, aan de voeten van zijn God, zijn Schepper en zijn Vader.
[3] Maar de Vader boog Zich over hem heen en hief hem op en drukte hem aan Zijn heilige borst, opdat hij daar het ware, eeuwige leven in kon ademen uit dezelfde oerbron van al het leven, waaruit alle eindeloze eeuwigheden hun zijn en hun leven gezogen hebben en ook eeuwig zullen zuigen.
[4] De heilige, meest liefdevolle Vader drukte nu Juribaël zodanig aan deze heilige borst, dat zelfs diens vlees vervuld werd met de liefde tot de heilige, liefdevolle Vader.
[5] Terwijl nu de eeuwige, heilige Vader hem zo in Zijn armen van de eeuwige en oneindige vaderliefde hield, richtte Hij ook de volgende woorden tot hem en zei:
[6] 'Juribaël, zie, nu leef je pas waarachtig en dit leven zal nooit van je afgenomen kunnen worden; want nu heb Ik het jou gegeven en jij hebt het nu werkelijk genomen uit Mij, je eeuwige, heilige, liefdevolle Vader.
[7] Zie, dat is de eeuwig stralende ring in je hart, dat je nu leeft vanuit Mijn liefde in je! Want Mijn liefde in het hart van Mijn kinderen is een kring, die zich steeds verveelvoudigt en tot in het eindeloze vergroot; en die kringen die ontstaan zijn door deze eeuwige verveelvoudiging van die ene kring, hangen aan elkaar als de schakels van een ketting of als de windingen van een slakkenhuis, waar iedere winding groter wordt en ruimer en vrijer en niet iedere winding dichter en dichter, en steeds dichter de grote uitmonding in de eeuwige, oneindige ruimte nadert; dat is in de geest de allerhoogste volmaakte genieting van Mijn eeuwige, oneindige vaderliefde en alle genade en wijsheid vanuit die liefde.
[8] En deze volmaakte genieting is het meest eigenlijke eeuwige leven in alle vrijheid van het aanwenden van de genade volgens de oereeuwige wijsheid vanuit Mij, die eenieder eigen zal worden die een gerechtvaardigd kind van Mijn liefde, wordt door zijn liefde, welke in de grond Mijn liefde in hem is en hem maakt tot het kind van Mijn liefde door die liefde van Mij in hem.
[9] Zie nu, Mijn geliefde Juribaël, dat alles is jouw visioen, dat je de juiste weg gewezen heeft naar Mij, jouw en jullie aller meest heilige Vader! Deze weg dienen allen te bewandelen en de hoge betekenis van Mijn bedoeling met en in jullie zou dan spoedig zeer helder stralend voor jullie worden onthuld en jullie zouden dan niet vragen: `Waar, waarheen en vanwaar?', maar ieder zou het in zichzelf vinden, zoals zijn liefde, zo ook zijn geest, die een drager van de liefde is en zo zal hij ook de hoge zin van Mijn bedoeling vinden. En dat alles is de eeuwige, meest volkomen vrijheid als gevolg van Mijn eeuwige en oneindige wijsheid, welke de oereeuwige orde is van alle dingen en van al het zijn.
[10] Maar als iemand deze weg niet bewandelt, waarlijk, Ik zeg jullie, hij zal eindeloos zoeken en zal toch nooit de kuiste en kortste weg vinden, omdat deze eon weg van de liefde is en van al het Leven vanuit die liefde, maar geen weg van duistere eigenzinnigheid, waarin ik niet het allergeringste vonkje van Mijn liefde heerst.
[11] En als daarin toch enige liefde heerst, dan is het toch alleen maar een geroofde liefde, die de een of andere dief zich toegeëigend heeft en hij leeft dan vanuit die geroofde liefde, welke je reinste eigenliefde is.
[12] Maar het leven van een dergelijke liefde duurt niet eeuwig, maar slechts gedurende de zeer korte tijd waarin zo'n liefde zich spoedig zal verteren, daar zij van Mijn vaderliefde afgescheiden werd en zodoende geen toestroming meer heeft.
[13] Ja, het is met zo'n eigenliefde net als met een olielampje wanneer iemand wat olie, die op verschillende plaatsen van de bergen uit kleine bronnetjes uit het vette gesteente opstijgt als bemesting ter verbetering van de schrale bodem, in een vat doet en aansteekt! Het zal weliswaar onmiddellijk beginnen te branden, maar als het door het verbranden verbruikt wordt, zal dan het leeg geworden vat ook nog voortbranden als er geen nieuwe olie bij gedaan wordt?
[14] O volstrekt niet, maar als de olie op is, zal ook de vlam uitgaan en het vat zal donker worden en koud en dood zijn.
[15] Wanneer je echter de olie aan de bron aansteekt en je beschermt die plaats waar het oliebronnetje met heldere vlammen brandt, tegen sterke winden en watertoevoer, dan zal die vlam in eeuwigheid nooit uitdoven, maar alleen maar steeds heerlijker verder branden, omdat zulke vlammen langzamerhand die plaats in een wijde omtrek hoe langer hoe meer verwarmen en er daardoor ook steeds meer olie aan de diepere oorspronkelijke bron onttrokken wordt!
[16] Zie nu, Mijn geliefde Juribaël, wie dus de liefde in zijn hart tot Mij wendt en Mij voor eeuwig in zijn liefde omvat, die heeft de olie van zijn leven aan de bron ontstoken en deze vlam zal nooit doven, maar een eeuwig levend licht voor hem zijn!
[17] Jij hebt nu de olie van je leven aan de bron ontstoken; wees verheugd daar over, want in dit licht heb je de Vader als het oereeuwige licht gevonden!
[18] En laat ons dan nu ook Oalim naar zijn visioen vragen en het vernemen! Amen.'
«« 71 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.