De zonsopgang op de hoogte. Adams dwaze verlangen naar de zonnegroet. De berisping van de Heer

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 95 / 280 »»
[1] Na deze zeer troostrijke en belerende woorden van Abedam was Seth buitengewoon gesterkt en dankte Abedam vanuit iedere vezel van zijn leven voor deze onuitsprekelijke genade.
[2] Met deze lovende gevoelens van dank besteeg hij aan de zijde van Abedam ook de top van de hoogte.
[3] Toen zij de top bereikt hadden schonk de opgaande zon ook reeds haar eerste stralen aan de bergtoppen en dus ook aan onze geheiligde hoogte.
[4] Adam stond al klaar om onmiddellijk aan de hoge Abedam te vragen: 'Heilige Vader, zie, zullen wij niet de anders gebruikelijke zonnegroet zingen, die mij zolang reeds op iedere heldere morgen zo heerlijk gesticht en verkwikt heeft?'
[5] Maar Abedam vroeg daarop aan Adam: 'Adam, ken je Mij dan nog niet?! Zeg Me eens, wie wil je dan eren met je zonnegroet?!
[6] Mij zeker niet; want zou je dat beogen, waarvoor dient dan die dwaze zonnegroet, terwijl Ik nog zichtbaar in jullie midden wandel en van niemand verlang dat hij Mij een zonnegroet moet opdreunen?! Maar wat Ik van jullie vraag, weten jullie allemaal al!
[7] Maar als je nu tijdens Mijn zichtbare aanwezigheid met de zon afgoderij wilt bedrijven, dan kun je dat toch doen, als je haar hoger schat dan Mij; maar Ik vraag je hier weer:
[8] Als je dat tijdens Mijn zichtbare aanwezigheid al wilt doen, wat zal er dan vanuit jou voor een geest overgedragen worden op alle latere nakomelingen?!
[9] Is het al niet genoeg dat zij allen door jou de dood van hun lichaam blijvend hebben geërfd?! Wil je hieraan ook nog de blijvende dood van hun geest toevoegen?!
[10] Zie, oude dwaas, ben Ik dan niet meer dan de zon, die ik met de geringste ademtocht kan vernietigen wanneer Ik dat wil en dan in één ogenblik in haar plaats duizend andere scheppen?!
[11] Wat wil je dan met je oude mallotigheid'?!
[12] Opdat je ondanks je verstokte domheid toch eens in mag zien hoever. je zotheid voert, kijk dan nu omhoog, oude dwaas, en zoek voor Mij uit de vele duizenden zonnen die nu aan de hemel staan, die uit, die je van plan was iets voor te blaten!
[13] Dit verbijsterde Adam en alle kinderen; want op dat ogenblik werd de hemel bezaaid met duizendmaal duizend zonnen, die volkomen op elkaar leken.
[14] Ogenblikkelijk vielen alle kinderen ten gevolge van het uitzonderlijk felle licht geheel versuft op de grond en smeekten Abedam of Hij zo genadig wilde zijn de vele zonnen weer weg te doen, omdat niemand in staat was onder zo'n massa licht te leven.
[15] Ook Adam zag nu zijn grote dwaasheid in en viel eveneens geheel versuft en halfblind op de grond en bad Mij vol berouw om vergeving voor zijn grote dwaasheid.
[16] Maar Abedam liet ze allemaal weer op staan en zei vervolgens tegen Adam: 'Sta op en boet voor je dwaasheid met een blijvend zwak gezichtsvermogen, dat je je hele leven zult blijven houden!
[17] Maar jij, Mijn lieve liefdesbroeder Seth, laat de zonnen vergaan tot op één na, die daar in haar oude ordening zal blijven! Amen.'
[18] En, Mij lovend, strekte Seth zijn armen omhoog en sprak ten overstaan van allen: 'In de naam van Degene die in ons midden wandelt en Heer is over alle dingen en over alle schepselen, zeg ik jullie: Hij, de Heer God Zebaoth, wil dat jullie vergaan tot op één na en dat is de oude die altijd de aarde heeft verlicht!'
[19] Toen Seth dat uitgesproken had verdween het licht van al die vele zonnen op de oude na en allen prezen de Heer voor zo'n genade en erbarming.
[20] Toen Adam echter merkte dat hij in de verte niets meer duidelijk kon onderscheiden, maar alleen van dichtbij, werd hij zeer verdrietig en begon te wenen, omdat hij al zijn kinderen niet meer kon overzien.
[21] Maar Abedam zei tegen hem: 'Hecht je niet te veel aan het licht van het vlees en aan het licht van de wereld; want teveel licht van het vlees en de wereld maakt de geest blind.
[22] Het is beter een blind lichaam te hebben dan een blinde geest.
[23] Zie er maar op toe in je hart, datje geest ziende wordt door de ware liefde en deemoed, dan zul je het licht van het vlees gemakkelijk kunnen missen!
[24] Want Ik deed dat nu voor je uit grote liefde, opdat je je zult oefenen in geduld om geen buit te worden van degene die je vandaag als eerste gewekt heeft door middel van zijn boze zon.
[25] Het is ook beter de kinderen van dichtbij te zien dan vanuit de verte; daarvoor is het licht van je vleselijke oog nog toereikend, daar kun je tevreden mee zijn! Amen.'
[26] En nu, kinderen sterken jullie je allemaal met spijs en drank; die zijn reeds door Mij gezegend.
[27] En jij, Mijn geliefde broeder Seth, verzorg je oude verwekker!
[28] In de zelfde orde waarin wij gisteren het avondmaal tot ons genomen hebben, zullen wij ook het ochtendmaal gebruiken! Amen.'
«« 95 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.