Satana's egoïstische en brutale aanklacht tegen de Heer. De bedroefdheid van de Heer over Satana's halsstarrigheid en ongehoorzaamheid.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 22 / 366 »»
[1] Uitdagend stelde Satana zich nogmaals voor de Heer op en zei tegen Hem: 'Uw manier van regeren bestaat alleen uit het geven van bevelen aan datgene wat U zogenaamd vrij handelend vanuit Uzelf hebt geschapen, en in het richten van datgene wat geen vrij bewustzijn in zich draagt!
[2] Maar dat U vriendschappelijk, zonder dwang, door middel van een gesprek een vrij schepsel door pure liefde vrij voor U zou kunnen winnen, zie, dat schijnt al sinds eeuwigheid geheel vreemd voor U te zijn!
[3] Zo beveelt U mij ook aan één stuk door, en ik moet U onafgebroken braaf gehoorzamen om ten slotte voor al mijn gehoorzaamheid toch niets anders te krijgen dan Uw voortdurende, altijd zichtbare verachting; daarvoor bedank ik reeds bij voorbaat voor alle eeuwigheden der eeuwigheden!
[4] Indien U tegen mij gezegd zou hebben: `Jij, Mijn geliefde, bevalligste, heerlijkste Satana! Zie, Ik wil je aanhoren in al Mijn liefde voor jou; geef Me raad, en ik zal volgens jouw raad handelen!', dan zou ik U wel een raad hebben gegeven; maar op zo'n hoogst onhebbelijke, gebiedende eis geef ik U geen raad als antwoord!
[5] Denkt U soms, dat Uw macht U het recht geeft mij zo te bejegenen? - O, dan vergist U Zich heel geweldig!
[6] Als U een rechtvaardige, hoogst wijze Schepper bent, en ik ben Uw eerst geschapene, eer Uzelf dan in mij door een passende onderscheiding voor mij, Uw schepsel, dat gericht is!
[7] Wilt U dat echter niet, dan toont U daarmee niets anders aan dan dat ik een totaal mislukt schepsel van Uw macht en wijsheid ben, en ten tweede geeft U Zichzelf daardoor het ondubbelzinnige getuigenis van een knoeier in Uw schepping te zijn; en dan zijn ik en de hele schepping bijgevolg niets anders dan een volkomen mislukt experiment van Uw creatieve macht.
[8] Gedraag U daarom toch een beetje anders tegenover mij, en blameer Uzelf niet tegenover Uw toekomstige kinderen! Wie zou er achting voor U hebben met zo'n blamage!
[9] Maar ik weet dat U werkelijk hoogst goddelijk wijs en ook goed bent; daarom ergert het me ook des te meer dat U Zich tegenover mij zo gedraagt alsof ik niet Uw, maar het een of andere vreemde schepsel ben.
[10] Ik ben weliswaar het enige schepsel uit U dat de moed bezit U zoiets te zeggen en het komt voor het aangezicht van de lafaards wel enigszins merkwaardig over dat een schepsel zijn Schepper keurt; maar ik vraag me af: waarom zou het schepsel niet dat recht hebben wanneer het een vrij schepsel is?
[11] Want omdat U mij hebt geschapen, ben ik U als schepsel toch geen dank en geen achting verschuldigd. Toen ik nog helemaal niet bestond kon ik toch nog geen verplichte voorwaarde met U overeenkomen voor het feit dat ik door U geschapen zou worden, zodat ik dan tegenover U reeds als een schuldenares geschapen zou worden!
[12] Als schepsel kan ik pas dankbaar jegens U worden als ik van U als mijn Schepper heb ondervonden dat het werkelijk een grote weldaad is om vanuit U een vrij, zichzelf bewust, hoogst gelukkig schepsel te zijn.
[13] Zolang ik dat echter niet ben, heb ik ook het recht met U te twisten en van mijn kant, waar het maar mogelijk is, alles te verwerpen wat U mij als een machtige schepper voor niets en nog eens niets wilt opleggen.
[14] Als ik dus niet goed ben, vernietig me dan geheel of schep me anders, - maar niet zo onvolkomen als nu; want zo kan ik U eeuwig niet tot eer strekken!
[15] Moet ik U als schepsel aanbidden en om alles vragen, doe dat dan Zelf en geef dan eerst het goede voorbeeld, en wees op zijn minst voorkomend tegen mij, - dan zal ik als Uw schepsel ook wel doen wat rechtmatig is; maar met Uw gebieden zult U eeuwig niets bij mij bereiken! Begrijp me!
[16] Laat dat ook voorlopig de raad zijn die ik U geef en waar U om vroeg; als U die niet opvolgt zal ik U eeuwig geen andere geven! - Begrijp me nog een keer! Amen vanuit mij!'
[17] Hierop wendde de Heer Zich bedroefd tot de drie getuigen en zei tegen hen: 'Mijn kinderen! Ben Ik zo, en verdien Ik dat?!
[18] O Mijn eeuwige liefde! Wat heb Ik niet allemaal gedaan om dit wezen te redden en het naar de uiteindelijke moeilijke vervolmaking te leiden; maar dit werk wil Me niet lukken!
[19] Ja, Ik heb aan dit wezen een fout begaan en die bestaat uit het feit dat Ik het te volkomen heb geschapen, om het na de voltooiing zo eindeloos gelukkig te maken als maar in Mijn vermogen van eeuwige almacht, wijsheid, goedheid, liefde en erbarmen ligt!
[20] Maar dit wezen, dat nog niet tot een kwart van zijn rijpheid is gedijd, verzet zich juist nu op de allerbelangrijkste en hachelijkste momenten van zijn ontwikkeling zo erg tegen Mijn alles leidende orde, dat Ik werkelijk bedroefd moet worden over zo'n halsstarrigheid!
[21] En omdat Ik het ten gevolge van Mijn eeuwige liefde en erbarming niet op wil geven, zie Ik Mij genoodzaakt opnieuw een eindeloos lang proces in te leiden om daardoor bij stukjes en beetjes deze stijfhoofdigheid af te zwakken tot op een atoom, en aan de andere kant te beginnen met het vormen van een geheel nieuw schepsel uit jullie, Mijn kindertjes, naar Mijn hart, zoals jullie zijn!
[22] O Satana, eens weende Ik, toen je voor de eerste keer ongehoorzaam aan Mij was; nu ween Ik en zal nog een keer wenen; maar daarna zal Ik nooit meer om jou wenen, maar Ik zal je belonen volgens je werken en volgens je wil! Dan zul je inzien wat je trotse eigenzinnigheid van je maakte en waarheen zij je leidde!
[23] Maar laten wij nu hier weggaan en dit wezen in zijn eigen koppigheid achterlaten!'
[24] Nu wierp Satana zich weer voor de Heer neer en riep luid: 'O Heer, verlaat me niet en heb erbarmen met mij, arme! U weet immers dat ik een arme dwaas ben en daarom vol eigenzinnige boosheid! Laat me tuchtigen voor mijn boosheid; maar verlaat mij nu toch niet! Ik wil immers doen wat U wilt!'
[25] En de Heer sprak: 'Nu, luister dan en doe wat Ik voor je bestwil van je verlang, dan wil lk nog blijven en je aanhoren; maar verzet je je nog een keer, dan wil Ik je ook nooit meer aanhoren! Sta dus op en spreek! Amen.'
«« 22 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.