Lamech vraagt hoe het mogelijk is dat Satana als een uit God geschapen wezen zo boos is. Het antwoord van de Heer in een gelijkenis.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 25 / 366 »»
[1] Nu ging ook Lamech naar de Heer toe en verzocht toestemming om zich voor Hem ook van een verwarrende knoop te mogen ontdoen.
[2] En de Heer zei tegen hem: 'Ik weet waar je mee zit, en Henoch weet het ook! Maar Kisehel kan nog niet zien wat zich in de geheimste diepte van je leven bevindt; daarom kun je je ter wille van Kisehel wel hardop uiten, - zeg Me daarom wat jou verwart!'
[3] Met een hart vol vlammende liefde dankte Lamech voor deze verheven genade en bracht toen de volgende vraag hardop te berde:
[4] 'Meest liefdevolle, heilige, onuitsprekelijk goede Vader, U hebt Satana toch uit Uzelf en niet uit iets anders geschapen! Hoe is het dan toch mogelijk dat dit uit U geschapen wezen zo ontzettend boos is, daar in U toch alles van eeuwigheid buitengewoon goed moet zijn, omdat U Zelf zo eindeloos goed bent en er daarom uit U toch ook onmogelijk iets slechts voort kan komen?
[5] Daar echter de uit U geschapen Satana werkelijk zo buitengewoon slecht is, weet ik mij op dit punt helemaal geen raad. Ik denk dat zo bij mijzelf en voel het ook heel duidelijk; wanneer ik daarmee in het reine zou kunnen komen, dan zou ik alles hebben waar ik behoefte aan heb ter volledige geruststelling van mijn geest!'
[6] Op deze zeer gegronde uitlating van Lamech antwoordde de Heer als volgt: 'Wanneer je het vanuit menselijk oogpunt beschouwt, dan moet je dat wel de meest verwarde knoop opleveren; kun je het echter op een zuiver geestelijke manier beschouwen, dan zal alle verwarring weldra geheel verdwijnen en zul je die dingen talloze malen helderder zien dan het licht van de zon op de klaarste, helderste middag!
[7] Het is echter moeilijk met voor jou begrijpelijke woorden uit te leggen, omdat het in de diepste diepte van al Mijn oneindig goddelijke wijsheid ligt.
[8] Maar Ik wil je de zaak door middel van een gelijkenis verduidelijken! Hoe meer je in de loop van de tijd deze gelijkenis zult overdenken, des te dieper zul je in de geest van de waarheid in dit eindeloos diep mysterie doordringen; luister dus:
[9] Een bovenal wijze, goede en liefdevolle man heeft in zichzelf het plan opgevat een vrouw te nemen en bij haar kinderen te verwekken die in alles op hem zullen lijken, en ieder van hen zal volgens zijn aard bezit nemen van de onmetelijke schatten en rijkdommen die hij in eindeloze overvloed bezit!
[10] Dat zou beslist een heel goed plan zijn. Maar hoe is dat uitvoerbaar als er in het hele gebied geen vrouwelijk wezen bestaat?!
[11] Maar wat doet nu die bovenal wijze man? - Hij bedenkt zich niet lang, maar zegt tegen zichzelf:
[12] `Waarom zal ik in mijn eindeloze gebied zoeken, wat niet te vinden is?! Ik heb immers in mij wat ik nodig heb; ik heb liefde, ik heb alle wijsheid en heb de macht vanuit die twee!
[13] Daarom wil ik eens zien of ik niet uit mijzelf een vrouw voor me kan scheppen die in alles met mij zal overeenstemmen! Ik heb toch ook al andere dingen die nu volledig bestaan, uit mezelf tevoorschijn geroepen; dan zal me dat toch ook lukken?!
[14] En dus zal ik dan een geheel op mij gelijkend denkbeeld opvatten en dat in mijn vaste wil plaatsen en het zal spoedig blijken of het nodig is verder naar datgene te zoeken wat er niet is, noch ergens buiten mij kan bestaan!'
[15] Zo gedacht, zo gedaan, en het heerlijke werk staat voor de man! Met eindeloos groot welgevallen bekijkt de machtig wijze werkmeester het.
[16] Maar het werkstuk is nog slechts een dode machine van zijn wil; het beweegt zich niet anders dan alleen volgens de wil van de werkmeester en spreekt alleen wat de werkmeester het zelf ingeeft en dan uitgesproken wil hebben.
[17] Dan bedenkt de wijsheid van de meester zich en spreekt: `Het werkstuk is er; maar er bevindt zich niets anders in dan ikzelf! Laat ik het zo, dan zal ik er weinig aan hebben; maar geef ik het werk een eigen, vrij, zelfstandig leven, dan moet ik het mij ook laten welgevallen als het zich van mij zal afwenden en naar eigen vrije wil zal handelen.
[18] Maar ik ben toch boven alles machtig. Zal het de gegeven grenzen overschrijden, dan zal ik weten hoe het tegemoet te treden; want het blijft immers eeuwig mijn werk!'
[19] Aldus spreekt de volmaakt wijze man tegen zichzelf en zo doet hij ook.
[20] Het werkstuk is vrij, beweegt zich en spreekt weldra anders dan de man wil; en het is een grote triomf voor de werkmeester dat zijn werk buitengewoon levend is en vrije activiteit begint te ontplooien, echter zonder ooit uit de sfeer van de wil van de meester te kunnen treden.
[21] Maar de man wil nog meer, namelijk de volste vrijheid van wil van het werk; en daartoe is persoonlijke opvoeding en vervolgens alle mogelijke eigen ervaring van het werkstuk nodig.
[22] Deze opvoeding duurt nu nog voort, terwijl de scheppende verwekking die daarnaast plaatsvindt als een voornaam onderdeel van die grote opvoeding is te beschouwen. En de man is nu, zoals altijd, op het punt de uiteindelijke zekere voltooiing van zijn werk heel helder te zien! -
[23] Zie, dat is een geweldige gelijkenis; want het begin en het einde liggen er volkomen in! Neem dit goed in je op, en dan zal het alsmaar lichter worden in de diepten van je gedachten! - Maar nu trekken wij weer verder! Amen.'
«« 25 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.