Mahals belangrijke woorden tot Fungar-Hellan, die met zijn wereldse verstand vergoelijkende tegenwerpingen maakt.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 280 / 366 »»
[1] Nu merkte Fungar-Hellan echter dat de oude Mahal huilde en hij ging naar hem toe en vroeg hem naar de reden van zijn bedroefdheid.
[2] En Mahal zei: 'O jij machtige van dit rijk, dat te allen tijde zo'n grote genade en erbarmen van God de Heer genoot, zou jij weten wat ik op dit ogenblik weet, dan zou ook jij met mij wenen en geweldig jammeren!
[3] Want zie, de Heer heeft me nu een innerlijk licht gegeven, en in dit licht aanschouw ik jullie grote ondeugden tegenover God en zie ook de ondergang van jullie allen! Dan kan ik toch slechts huilen!
[4] Mijn zoon Waltar, door God als profeet naar jullie uitgezonden, is door jullie in de geest gedood, - wie weet, ook wat het lichaam betreft!
[5] Maar al hadden jullie duizendmaal zijn lichaam gedood, dan zou ik er om lachen, - want ten overstaan van God zou mijn zoon dan in de geest toch in leven gebleven zijn; maar aangezien jullie zijn geest hebben gedood, is hij voor eeuwig dood en verloren!
[6] En zo zal het al mijn kinderen vergaan! Agla is reeds drievoudig dood, en Kisarell en Pira en Gella zullen onder zulke omstandigheden doodgaan als jullie niet weer in de voetstappen treden waarin de vroegere koningen van dit rijk hebben gewandeld, die destijds Lamech, Thubalkaïn, Uraniël en Ohlad heetten en rechtvaardig waren in de ogen van God!'
[7] Toen Fungar-Hellan die woorden van de door God verlichte Mahal had vernomen, dacht hij een poosje na en zei tenslotte in de grootste rust en gelatenheid: 'Je hebt wel gelijk, - want ik weet heel goed dat bij de bewoners van de hoogten van de aarde de oerwijsheid nog aanwezig is die wij helaas niet meer bezitten; maar toch zijn ook wij niet helemaal zo afgestompt als jullie ons ongetwijfeld altijd voorstellen!
[8] Wij hebben in feite wel meer afgoderij dan een zuiver godsbewustzijn, maar daarom is het werkelijke wezen van God toch niet buitengesloten. Want door de beelden stellen wij het volk alleen maar de werkende krachten van de ene alom heersende godheid aanschouwelijk voor en vereren die juist omdat het goddelijke krachten zijn. En dat kan God zelf niet voor onterecht aanzien!
[9] Als wij aan zulke krachten namen toekennen en die met een overeenkomstige aanschouwelijke vorm voor het volk uitbeelden en die zo door het volk laten vereren, zeg me, kan dat God, de hoogst Wijze, als een gruwel voorkomen?!
[10] Als jij een groot en heerlijk gebouw bekijkt en bewondert en dat prijst, zeg me, roem je daardoor ook niet de bouwmeester?! Maar loof je de bouwmeester wel wanneer je slechts zijn persoon roemt, maar zijn werken afkeurt? De bouwmeester zal zich over zulke lof beslist niet verheugd tonen!
[11] Met dit godsbewustzijn van ons stemt echter ook het leiden van onze volkeren overeen! Ik zal je kriskras door het hele rijk leiden en je kan me doden als je ergens een klacht over ongerechtigheid zult horen!
[12] Zie, de volkeren leven gelukkig! Onder hen is nergens armoede; overal bloeien kunsten en wetenschappen. Zeg me, wat wil jouw God dan nog meer van ons? Wil Hij ons doden, laat Hij dat dan doen, - wij zijn in Zijn macht! Maar of Hij dan volgens mijn begrip juist zou handelen, dat laten wij voorlopig in het midden!
[13] Kom nu met mij mee, en ik zal je alles laten zien, wat wij zijn en wat wij doen; en zeg dan pas wat je verkeerd vindt aan ons!'
«« 280 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.