Henochs gesprek met Lamech van de hoogte over de juiste orde en over de verwerpelijke menselijke rangorde.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 41 / 366 »»
[1] Het gelaste maal werd spoedig bereid en de genodigden kwamen; de tafels werden neergezet en gescheiden opgesteld volgens Lamechs aanwijzingen.
[2] Maar Henoch zei tegen Lamech: `Broeder, een ordening is weliswaar overal goed, en wij moeten niets doen dat buiten een zekere orde valt, want de orde is de macht van de Heer. Vanuit en in Zijn orde heeft Hij alle dingen geschapen, maar toch is er één orde die de mensen onderling opgesteld hebben of dat althans willen, die bijna geheel ondraaglijk is voor de Heer, en dat is de rangorde!
[3] Als jij geheel gelijke dingen in een rechte lijn opgesteld zou hebben, en er zou dan iemand komen die de dingen uit hun door jou opgestelde rechte lijn verplaatst, werkelijk, je zou je daarover ergeren en je zou de verstoorder van jouw orde met toornige ogen aankijken!
[4] Maar als de Heer alle mensen volledig gelijkwaardig heeft geschapen en hen in één rechte lijn voor Zich heeft opgesteld, hoe kunnen wij dan die rechte lijn van de Heer naar eigen goeddunken krom maken?!
[5] Wij kunnen het weliswaar doen en om praktische redenen zeggen: `Die is dit en de ander dat!' - en wat een door de Heer aangestelde leidinggevende broeder de ander, die niet door de Heer is beroepen aanraadt, laat hem dat doen!
[6] Dat is de juiste rangorde die wij van de Heer Zelf gekregen hebben; maar bij gelegenheden waarbij wij een maaltijd geven aan de broeders, moeten er niet drie afzonderlijke tafels staan, maar slechts één, opdat wij allemaal als volledig gelijke broeders en zusters onder elkaar aan dezelfde tafel eten!'
[7] Toen Lamech dat van Henoch had vernomen, liet hij onmiddellijk de tafels tegen elkaar zetten, en zo ontstond er uit drie afzonderlijke tafels slechts één broederlijke tafel.
[8] En Henoch prees Lamech voor zijn gehoorzaamheid aan de wil en de liefde van de Heer.
[9] Heel stilletjes kwam Lamech van de hoogte naar Henoch toe en zei tegen hem: 'Luister, vader Henoch, het is goed en wel wat je nu tegen mijn naamgenoot uit de laagte hebt gesproken; maar nu begrijp ik één ding niet zo goed uit jouw korte uiteenzetting over de rangorde onder de mensen!
[10] Zie, kinderen zijn toch duidelijk geringer dan hun ouders, want de Heer zou het toch zeker niet juist vinden als de kinderen zich gelijk willen stellen met hun ouders!
[11] Bovendien herinner ik me dat de Heer op de hoogte soms een groot onderscheid tussen de mensen heeft gemaakt en beslist niet allen gelijk heeft behandeld!
[12] Want de drie spijsmanden op de hoogte zijn een onloochenbaar feit, net als dat Hij jou tot hogepriester heeft gemaakt en Purista evenals Ghemela zichtbaar heeft verheven! Wie kan dat geheel ontkennen?!
[13] Hieruit volgt toch onmiskenbaar dat de Heer dus een zekere rangorde onder de mensen heeft opgesteld, en daarom begrijp ik jouw woorden nu niet helemaal! - Licht dit daarom wat nader toe!'
[14] En Henoch wendde zich tot Lamech en zei: 'Mijn zoon, je vergist je zeer! Wat de Heer doet is heel iets anders dan wat de mens doet en moet doen. Hij alleen is immers de Heer!
[15] De rangorde echter die de Heer onder ons mensen heeft opgesteld, is enkel op onze liefde tot Hem gebaseerd, en dat betekent: `Hoe meer liefde je voor Mij, jouw heilige Vader, in je hart hebt, des te dichter ben je ook bij Mij; maar naarmate je minder liefde voor Mij hebt, ben je ook des te verder van Mij af!'
[16] Zie, daarin ligt de grondslag van de aanstelling van Henoch als hogepriester, van de drie korven op de hoogte, van Purista en Ghemela, alsmede van de verplichting van de kinderen jegens hun ouders, die door God als eerste hogepriesters over hun kinderen zijn aangesteld!
[17] Dat is dus alleen naar de mate van de liefde tot God; maar onder mensen moet het in betrekkingen waarbij de liefde bepalend is, niet zo zijn dat zij zich van elkaar afzonderen omdat de een zich inbeeldt meer te zijn dan een ander!
[18] Alleen voor God zijn wij verschillend door onze liefde tot Hem; maar onder ons moet er geen eigengemaakt onderscheid heersen!
[19] Want wie groot wil zijn, zal klein zijn in Gods ogen; maar zijn wij louter broeders in de liefde onder elkaar, dan zullen wij dat ook zijn in Gods ogen!
[20] Begrijp dat dus zo, mijn zoon! - Maar de tafels zijn nu verenigd; laat ons daaraan dus plaatsnemen! Amen.'
«« 41 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.