Julius trekt fel van leer.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 124 / 244 »»
[1] Na deze toespraak van hoofdman Julius trekken de Farizeeën zich helemaal verbouwereerd terug en beraden onder elkaar wat raadzaam zou zijn. Eén meent dat men Mij het door de hoofdman gevraagde getuigenis toch zou moeten geven.
[2] Maar de OVERSTE zegt: "Hoe kunnen wij dat doen, als hij de wetten van de tempel veracht en met voeten treedt?! Als we het maar voor de schijn doen, helpt ons dat niets, te gelegener tijd zou men dat door ons opgestelde getuigenis openbaar maken, en alle schuld en straf zou ons dan treffen! Laten wij liever de hoofdman zijn zin geven, dan hebben wij in geval van nood een goede reden om ons voor onze opperpriester te verontschuldigen!" - Met deze beslissing zijn weldra alle Farizeeën en schriftgeleerden het eens en zij verstommen tenslotte helemaal en zeggen geen woord meer .
[3] Toen stond IK met een ernstig gezicht op, wendde Mij tot de overste en zei tegen hem: "Dus vanwege het niet houden van uw goddeloze menselijke voorschriften kunt en wilt u Mij geen getuigenis geven omdat u bang bent voor uw eigen ellendige lichaam? Oh, als u Mij een getuigenis gegeven had, hoe gelukkig zou u zijn geworden, zowel tijdelijk als eeuwig, maar nu kan dat niet meer! De Zoon des mensen zal nooit meer een getuigenis van u nodig hebben, want Zijn werken en Zijn woorden geven Hem het echte getuigenis! Opdat u en uw metgezellen echter zien dat de Mensenzoon geen angst heeft voor de mensen, zal Ik in uw bijzijn nu al het volk zeggen, dat aan het houden van uw voorschriften niets is gelegen, en dat degene die zich houdt aan wat u voorschrijft, een grote zonde voor God begaat!"
[4] De OVERSTE zegt: Doe dat niet, anders zou het u slecht kunnen vergaan!"
[5] De HOOFDMAN zegt: "Ja, dat doet Hij wel, en er zal Hem niets kwalijks overkomen! Onthoud dat, ellendige geldwolven! Hier heb ik het voor het zeggen, maar één verdachte beweging van jullie en ik laat je in stukken hakken en in zee werpen als voer voor de draken, zo waar ik Julius heet! Moet je die booswichten zien! De geschiedenis wijst uit dat de tempelpriesters al meer dan driehonderd jaar geen mens iets goeds hebben gedaan. En als er zo nu en dan een hoogstaande ziel onder hen was, dan deden ze daarmee wat zij naar mijn weten voor nauwelijks dertig jaar met de vrome rechtschapen Zacharias deden. Als er onder hun geloofsgenoten iemand vol waarheid, eerlijkheid en kracht van God opstaat en de arme mensen met alle soorten weldaden overlaadt, dan zijn deze booswichten er ook meteen bij om hem te vernietigen! Oh, aan jullie miserabele praktijken moet snel een eind gemaakt worden!
[6] Kijk, deze waarachtige man van God kwam hier in deze streek, die vanwege haar ongezonde ligging alom bekend is. Er waren hier in de gehele streek een paar duizend zieken -inheemsen en vreemden -, zelfs mijn soldaten waren voor meer dan de helft door hinderlijke en kwade koortsen geveld, menigeen al meer dan een jaar. Toen kwam deze zuivere Godmens hierheen en genas allen die om hulp vroegen. Moest men voor zo'n man niet met recht een altaar bouwen, aan hem als aan een God offeren en hem op alle denkbare manieren eren en zalven? Maar wat voor goeds hebben jullie hem bewezen toen jullie hierheen kwamen? De kelder en voorraadkamer van Ebahl zullen weldra honderd groschen minder waard zijn!
[7] En als dank dat jullie overal als wolven voor niets vreet, willen jullie ook nog onze grootste weldoener vernietigen! Een mens, aan wie jullie het alleen te danken hebt dat Cyrenius niet meteen de hele legermacht in Azië liet oprukken en jullie afschuwelijke rovers en hoerennest tot op de grond liet verwoesten! Nee, het is te erg als men over jullie schanddaden nadenkt! Om te voorkomen dat jullie bedriegerijen, die je als goddelijke zaken aan het volk verkoopt, verraden zouden worden, proberen jullie met alle listen van satan zelfs je grootste vrienden en weldoeners uit de weg te ruimen als jullie bij hen het een of andere goddelijke licht vermoeden! Zeg zelf eens of je niet veel slechter bent dan satan zelf!?"
[8] Nu wendde de hoofdman zich tot Mij en zei: "Heer en Meester uit de school van God, leer ons onbevreesd de waarheid, en wat het volk in het vervolg moet doen met betrekking tot de menselijke voorschriften! Ik weet dat hemel en aarde en alle elementen U gehoorzamen, en dat U met de geringste ademtocht van Uw mond deze booswichten net zo gemakkelijk als stro in de lucht kunt verstrooien als waarop U in staat was de zee te gebieden om ons als een vaste ondergrond te dragen. Met al mijn macht, die zeker niet gering is, ben ik maar een zwak mens tegenover U, maar toch sta ik tot de laatste man en de laatste druppel bloed tot Uw dienst! Deze miserabele booswichten zullen de stad Genezareth leren kennen!"
[9] Dan zegt de OVERSTE met trillende stem: "Heer hoofdman! Waar haalt u het bewijs vandaan dat wij slechts gekomen zouden zijn om deze mens te vernietigen? Wij zijn wel gekomen om een onderzoek naar hem in te stellen en te testen, wat men ons toch onmogelijk kwalijk kan nemen, maar van vernietigen kan toch bij God geen sprake zijn! U kunt nu makkelijk praten, want u heeft al voldoende gelegenheid gehad om hem door zijn daden en spreken te leren kennen; maar wij hebben behalve de huidige wonderbare genezing nog maar weinig gehoord en gezien, uw zeker niet zo menselijke bedreigingen niet meegerekend. Het zou ons dan ook, daar wij in zekere zin nog totaal vreemd in deze zaak zijn, geoorloofd moeten zijn deze wonderdoener wat langer mee te maken!
[10] Dat wij als mensen van de tempel op een reeds wankele bodem staan, is ons echt niet onbekend, maar ondanks dat is het toch beter dan helemaal geen, en de staat moet deze zó lang beschermen tot het God misschien zint voor een degelijker te zorgen! Daarom vraag ik u ons niet meteen met het zwaard te dreigen als wij eens met de wonderdoener Jezus een paar woorden wisselen! Laat hij nu maar doen wat hij wil, en leren en prediken, zodat ook wij daarvan meer, gewaarworden dan hetgeen wij alleen van horen zeggen en door veel onjuiste berichten hebben vernomen. Als wij zien dat het waar is, dan zullen ook wij tot een andere beoordeling komen dan wij tot op heden konden! Want zo dom zijn wij nu ook weer niet en ons hart is nog steeds best in staat om een rechtvaardig oordeel te vellen,"'
[11] De HOOFDMAN zegt: "De weigering van het gevraagde getuigenis spreekt niet ten gunste van de rechtvaardigheid van jullie. harten, integendeel! Ex trunco non quidem mercurius ('Een standbeeld is nog nooit tot leven gekomen!') - maar we zullen wel zien!"
«« 124 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.