Gesprek tussen Essenen en Farizeeën.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 128 / 244 »»
[1] Terzijde geeft PETRUS weer eens commentaar door bij zichzelf te zeggen: "Ik begrijp niet hoe dit meisje altijd zo snel alles begrijpt! Ik ben toch af oud en heb toch al zo veel beleefd, maar Ik begrijp het beslist niet zo gauw. Ik begrijp bijvoorbeeld nu nog niet zo goed wat Hij heeft bedoeld met het beeld: 'Wat de mond in gaat verontreinigt de mens niet, maar wat de mond uitgaat!' Als een mens moet overgeven, of wanneer hij hoest en dan spuwt, hoe kan hem dat verontreinigen? Mozes heeft daar toch niets over gezegd!?"
[2] Ook de andere LEERLINGEN zeggen: "Het vergaat jou net als ons, want daar snappen wij ook niets van! Ga jij eens in ons aller naam vragen hoe deze gelijkenis begrepen moet worden!"
[3] Toen pas kwam PETRUS naar Mij toe en vroeg Mij: "Heer, verklaar ons eens de gelijkenis van het 'de mond in en uitgaan' (Matth. 15:15), wij begrijpen het geen van allen!"
[4] IK zeg: "Zijn jullie dan ook nog zo onnozel? (Matth. 15: 16) Hoe lang zal Ik jullie dan nog zo moeten verdragen? Merken jullie niet dat alles, wat de mond in gaat, in de buik komt en van daar langs de natuurlijke weg wordt uitgeworpen? (Matth. 15:17) Maar wat de mond uit gaat, komt uit het hart en verontreinigt de mens! (Matth. 15:18) Want uit het hart komen slechte gedachten: moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugens en laster. (Matth. 15:19)
[5] Dat zijn dingen die de mens verontreinigen, maar met ongewassen handen brood eten, verontreinigt de mens niet! (Matth. 15:20) - Begrijpen jullie het nu?"
[6] De LEERLINGEN zeggen: "Ja, Heer, wij danken U voor dit heilige licht!"
[7] IK zeg tegen Matthéus de schrijver: "Wel, schrijf jij de spijziging in de woestenij op, vervolgens de nachtelijke tocht hierheen en wat voor bijzonders daarbij gebeurde, en meteen daarachter wat vandaag gebeurde, met weinig woorden, maar kernachtig! Laat al het andere wat hier gebeurd is voorlopig maar weg; later kan nog veel toegevoegd worden, -maar dit is een wezenlijk stuk van het evangelie."
[8] Hierna gaan de leerlingen weer in hun kamer, waar de groep bekeerde Farizeeën en schriftgeleerden, met de twee Essenen, al ongeduldig op hen zitten te wachten. Natuurlijk worden ze meteen helemaal uitgehoord over de belevenissen van de Farizeeën en schriftgeleerden uit Jeruzalem. En de leerlingen vertellen hen alles haarfijn. Dan zeggen de FARIZEEËN, schriftgeleerden en de beide Essenen: "Nee, daar is werkelijk veel duisternis en starheid voor nodig om bij zulke tekens en getuigenissen nog hardnekkig in boosaardige domheid te volharden! En wat hebben ze aan al hun starheid? Nu zijn ze door de drie opgestelde documenten zo gebonden, dat ze zelfs onder elkaar hun gedachten niet mogen uitspreken! Dat zijn toch ossen en bokken!"
[9] De ESSENEN zeggen: "Wat betreft Jezus is alles zo zonneklaar als maar iets zonneklaar kan zijn, en toch gedragen ze zich zo onbegrijpelijk stompzinnig! Wij zijn toch met ons wereldse verstand uitermate ontwikkeld, want wij hebben alle scholen van Perzië en Egypte doorlopen, en de wijzen van Griekenland en ook die van de oude Joden kennen wij op ons duimpje. Los van alle ongelofelijke wonderen kunnen wij slechts zeggen: Zijn woorden en de daaruit sprekende diepe wijsheid, waarvan men nog nooit eerder op aarde een spoor heeft aangetroffen, vormen voor ons meer dan voldoende bewijs dat deze Jezus een volkomen God is. Daarbij komen dan ook nog Zijn daden op een wijze waarvan geen mens ooit heeft gedroomd. Daden, die slechts aan een God mogelijk kunnen zijn, waarin zich alle krachten van de wereld en van alle sterren, de zon en de maan verenigen, of die op een voor ons beslist onverklaarbare wijze uit zijn wonderbare almachtige wil ontstonden!
[10] Wij zagen hoe bij Hem wil, woord en volkomen daad precies in één punt samenvallen. De hemelen openen zich op Zijn wenk, en talloze scharen van de lieftalligste etherische wezens staan voor Zijn dienst klaar. Hij gebiedt hen, en de lege voorraadkamers puilen uit van de kostelijkste spijzen en alle lege zakken en kruiken worden gevuld met de kostelijkste wijn! Ja, is dat dan werkelijk niets?
[11] Hij gebiedt de zee, en maakt haar oppervlak vast, zonder dat het ijs is, en de mensen lopen op de anders aan ieder mens de dood brengende bodem als op een marmeren vloer! En dat alles is die duisterlingen getoond en naar waarheid verteld, en bovendien hebben zij vanmorgen met eigen ogen de wonderbare genezing van ettelijke honderden mensen mee aangestaard, en toch zijn ze daarbij afwerender gebleven dan een rots, waarop sinds duizenden jaren minstens ieder jaar honderdduizend bliksems hun vernietigende kracht hebben uitgeprobeerd! Broeders, dan houdt toch al het menselijke in de mens op! Dan is zo iemand toch een kwaadaardig dier of zonder meer een duivel! -Zeg eens broeders hebben wij gelijk of niet?"
[12] De FARIZEEËN en schriftgeleerden zeggen: "Meer dan dat! Want als men bij zulke verschijnselen nog hard en onbuigzaam kan blijven, dan is men mogelijk een duivel!"
[13] De beide ESSENEN zeggen: " Aangezien wij geloven, dat er werkelijk zulke kwade geesten voorkomen in de regionen van deze wereld, waardoor mensen niet zelden gekweld en vaak zonder merkbare dwang tot slechte daden worden verleid, zijn wij het ook helemaal met u eens! Want mensen, die totaal gespeend zijn van ieder beter meeleven met hun medemensen, en slechts als tijgers voor hun muil en hun buik bezorgd zijn, zijn geen mensen meer, maar duivels! Want zij denken alleen nog maar aan de manier waarop hun buik zo veel mogelijk bevredigd wordt! Dit doel heiligt voor hen alle middelen! wat God, wat geest! De buik moet verzorgd worden! AI het andere telt niet bij hen. Kunst en wetenschap vinden zij alleen maar belangrijk als daardoor de inkomsten voor hun buik vergroot kunnen worden! - O Heer, wat een mensen zijn dat! Ja, ja, dat zijn de oorspronkelijke en echte duivels!"
[14] Nu meent JUDAS Iskariot tenslotte: " Als ik niet zo overtuigd was van Zijn werkelijk goddelijke almacht, heus, dan zou ik mij angst en zorgen over Hem maken! Want deze mensen zouden, als dat mogelijk zou zijn, God Zelf van Zijn eeuwige troon stoten en er zelf op gaan zitten. Want de tempelpriesters, die het nu erg voor de wind gaat na het verdrijven van de Samaritanen, die hen vaak hard en stevig op de vingers tikten, zouden eerder het uiterste wagen dan dat zij zich in hun goede leventje zouden laten beperken!"
[15] PETRUS zegt: "Geloof jij dat onze Heer met al Zijn wonderkracht veilig is voor de arglist van de tempelpriesters? Als Hij niet tegen deze vader en moedermoordenaars als een rechter, met vuur en bliksem uit de hemelen vernietigend, optreedt, is Hij in korte tijd ondanks al Zijn macht en wijsheid een offer van hun nooit te verzadigen wraakzucht! Ja een Jood is tot grote dingen geroepen en kan een engel zijn, maar er is ook geen duivel, die nog slechter zou kunnen zijn dan een slechte en verdorven Jood!
[16] Daarom zou Hij Zich ook voor Jeruzalem in acht moeten nemen! Want als Hij als een vriendelijk mens daarheen gaat, is Hij net als de prediker Johannes verloren! Zolang deze in onze nabijheid aan de kleine Jordaan en in Klein-Bethabara leerde en doopte, was hij veilig, maar toen hij pas drie maanden geleden naar de grote Jordaan en de grote woestenij van Bethabara ging, was hij heel snel een offer van de tempeldienaars, die zich sluw achter Herodes verschuilden. Ook naar onze Heer en Meester liet Herodes al zoeken. Als hij Hem had kunnen pakken, wie weet wat er dan allemaal al gebeurd zou zijn! Maar de Heer kent ook van verre de harten der mensen en hun plannen, en weet ze te mijden! Want wie zal er verstandiger en wijzer zijn dan Hij?"
[17] Een FARIZEEËR zegt: " Als Hij eenmaal begint voor hen uit de weg te gaan, dan is dat al helemaal geen goed teken voor Zijn algehele veiligheid! Wel kan Hij zolang dat maar mogelijk is elk opzien trachten te vermijden, en dat is dan de enige verontschuldiging voor Hem om hen te ontwijken. Maar bij de minste of geringste aanwezigheid van vrees, geef ik niet veel meer voor Zijn veiligheid! Want ik weet maar al te goed dat de tempeloveral haar verderfelijke netten heeft uitgezet, zodat het bijna onmogelijk is daaraan heelhuids te ontkomen! Maar Hij zal voorlopig geen groot opzien willen baren en daarom zal Hij zulke zaken zolang mogelijk ontwijken en daardoor de hevigste confrontatie vermijden. Hij zal de slechtheid der mensen pas dan een halt toeroepen als de maat helemaal vol zal zijn! -Dat meen ik uit zijn karakter op te mogen maken!"
[18] De ESSENEN zeggen: "Dat denken wij ook! Want met zo'n puur goddelijke wijsheid en zo'n overvloed aan verborgen goddelijke kracht, zal men ten aanzien van de slechte wereld toch wel weten wat te doen! Als wij slechts het honderdduizendste deel van Zijn macht en wijsheid hadden, dan zouden wij binnen drie jaar heer van de gehele wereld zijn! Daarom zitten wij over Hem niet in angst! Tenzij Hij Zichzelf vrijwillig aan de slechte wereld over zou geven en zou zeggen: "Hier ben Ik, leef jullie boosheid uit op Mij, jullie Schepper Zelf, opdat des te sneller het oordeel van boven over jullie kome!' -En dan zou Hij nóg niets verliezen! Hij zou wel toe kunnen laten dat de slechte mensen, om de maat vol te maken, Zijn lichaam letsel toe zouden brengen, ja het zelfs zouden doden, maar wie zal Zijn eeuwige onverwoestbare en almachtige geest iets kunnen doen? Zoals gezegd, wij twijfelen er helemaal niet aan dat Hij ook zoiets zou kunnen doen, maar dat zal Zijn vijanden weinig baten, want voor men er op bedacht is, zal Hij als een onverwoestbare rechter opstaan en hen met vuur en zwaard uit de hemelen richten! Wee dan al Zijn vijanden en alle duivels! Die zullen dan pas heel pijnlijk ondervinden, wie Degene was die zij overal vervolgd hebben! -Wat denken jullie allen over deze gedachte van ons?"
[19] De LEERLINGEN zeggen: "Ei, laat Hem dat alsjeblieft niet overkomen, hoewel wij uw gedachten niet zonder meer willen tegenspreken, want bij God is veel mogelijk wat de mens zich vrijwel onmogelijk kan en wil voorstellen!"
«« 128 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.