De sfeer van de zevende geest. Raadselachtige beelden van geestelijke toestanden

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 12 / 101 »»
[1] Kijk, de zevende geest staat hier al op jullie te wachten. Begeef je daarom meteen in zijn sfeer opdat jullie daar de ontknoping en de onbedrieglijke wegen van het heil en de eeuwige ordening mogen zien. Jullie zijn nu in zijn sfeer en kijken heel verbluft en verbijsterd om je heen. Wat zien jullie dan wel, dat jullie in zo'n vreemde stemming geraken, alsof jullie niet weten of je duur iets grappigs of iets ernstigs omgeven bent? Maar lk zie heel precies wat er in jullie omgaat en jullie innerlijke woorden, die jullie zelf nauwelijks kennen, liggen open voor Mij.
[2] Jullie zeggen derhalve: hoe uit dit beeld de ontknoping van de merkwaardige dingen, zoals we voorheen hebben gezien, duidelijk zal worden, dat vatte wie het vatten kan! Wij zien echter in plaats van de ontknoping slechts een, niet direct akelige, maar wel nog meer verwarde knoop! Dus: vatte wie het vatten kan, hoe daaruit de ontknoping zichtbaar zal worden. Wij kunnen het niet. Wat moet dit dan betekenen? Hier en daar rijst een kegelvormige berg op. Mensen klimmen aan de ene zijde naar boven en glijden aan de andere kant weer naar beneden. En zij die naar beneden gegleden zijn, gaan staan en lachen om degenen die na hen navolgen, terwijl ze zeggen: dus het is toch waar, dat één gek er tien meekrijgt! Aan de andere kant zien we een heleboel schommels, die elk tussen twee tamelijk sterke en hoge bomen zijn opgehangen, en waarin enorm wordt geschommeld. Ook daar staat een menigte toeschouwers, die de schommelaars uitlacht en toeroept: hé jullie domkoppen, waarom zijn jullie zo vrolijk op die schommel waarin jullie weliswaar heel flink heen en weer vliegen, maar toch steeds op dezelfde plaats blijven? De zwaailengte van jullie schommel is de hele reis die jullie steeds weer opnieuw maken. - Dit is het tweede beeld dat we zien, zeggen jullie bij jezelf. En verder zeggen jullie nog: aan een andere kant zien we een ringmuur. Binnen deze ringmuur bevinden zich cirkelvormige banen, die spiraalsgewijs naar een in het centrum opgestelde tent toelopen. Over deze banen rennen mensen naar de tent. Hebben zij deze bereikt, dan draaien ze om en rennen weer naar buiten naar de ringmuur. Rondom de ringmuur staan hier en daar groepjes mensen, die deze ringbaanrenners achtereenvolgens uitlachen en hun vragen wat ze met dat rennen willen bereiken. Sommigen worden dit rennen beu, klimmen op de ringmuur en zeggen dan: hoe heb ik toch zo dom kunnen zijn en heb ik me daar helemaal voor niets bijna doodgerend?
[3] Op een vierde plaats zien we een rond waterbassin met een doorsnee van ongeveer duizend klafter en een diepte van ongeveer een klafter. In het midden van het bassin is een groot schoepenrad aangebracht dat een doorsnee van ongeveer tien klafter heeft. Dit schoepenrad wordt door een erboven aangebrachte constructie van balken in een regelmatige draaibeweging gebracht. Daardoor wordt de hele watermassa in het bassin gedwongen eenzelfde draaiende beweging te maken, die dichtbij het wiel het snelst is en bij toenemende afstand steeds langzamer wordt.
[4] Op de oppervlakte van het water is een grote hoeveelheid roeibootjes beschikbaar. In de bootjes zitten mensen die zich inspannen om vanaf de oever dichter bij het schoepenrad te komen. Als ze daar in de buurt komen, raken ze al gauw afgemat en worden dan door de naar buiten draaiende beweging van het water weer naar de oever gespoeld. Aan de oever staat weer een menigte toeschouwers, die de dwaze zeevaarders uitgebreid uitlacht.
[5] De zeevaarders lijken zich daar over het algemeen niet veel van aan te trekken. Maar enkelen van hen, die reeds meer dan eens naar de oever zijn gespoeld, stappen tenslotte met verveelde en verdrietige gezichten aan de oever uit hun bootje en kunnen zich maar niet genoeg verbazen dat zij zich op de oppervlakte van het water zo lang voor niets en niemendal door het waterrad hebben laten beetnemen. Enkele van hen zien het dolle gedoe nog een tijdje aan en lachen met de andere toeschouwers om de nog druk bezig zijnde zeevaarders. Weer anderen verwijderen zich hoofdschuddend en zoeken ergens een rustig plekje om uit te rusten van hun dwaze en zinloze inspanningen. Dat is dan ook alles wat we in de veelbelovende sfeer van deze zevende geest zien. Dat zulke verschijnselen zich heel veel voordoen, zien we wel, maar het zijn steeds dezelfde. Wie derhalve in deze verschijnselen een oplossing en bovendien de onbedrieglijke wegen van de goddelijke orde kan zien, moet meer licht in zijn ogen hebben dan een heel legioen van hoofdcentraalzonnen bij elkaar op één punt! Alles wat we uit deze hele geschiedenis kunnen opmaken, is hetgeen de oude wijzen al eens hebben gezegd: er is niets nieuws onder de zon, maar alles volgt zijn vaste oude kringloop, en dat steeds weer op dezelfde manier van voren af aan.
[6] Nu noem Ik jullie echter een ander, ook oud spreekwoord, dat rechtstreeks uit de natuur der dingen is afgeleid en aldus luidt: wie blind is, ziet niets! Kijk, tegen dit spreekwoord is niets in te brengen, want zo is het in het algemeen in de wereld gesteld en in het bijzonder wat de innerlijke waarneming van de geest betreft. De hele wereld lijkt op een Thomas die zei: zolang ik niet mijn handen op Zijn wondtekens en in Zijn zijde heb gelegd, zolang geloof ik niets; anders gezegd: wat ik niet met mijn handen kan grijpen en bij heldere zonneschijn niet met mijn ogen kan zien, dat is voor mij zo goed als niets, betekent niets en zegt me niets.
[7] Ik zou echter eerst eens aan iedereen die zoiets beweert, willen vragen: kun jij de sterren aan de hemel met je handen pakken en kun jij ze zien bij heldere zonneschijn? Kijk, je kunt noch het een noch het ander. Bestaan daarom de sterren niet, omdat jij noch het ene noch het andere kunt? Je zegt tegen Me: de sterren zie ik tenminste 's nachts en dan kan ik hun haan berekenen. Maar Ik zeg je: jouw getuigenis strekt jou, wat scherpzinnigheid betreft, niet tot grote eer, omdat je daardoor openlijk te kennen geeft dat je Mijn ordening alleen vanuit jouw nachtzijde berekent, terwijl de ordening van de dag jou vreemd blijft. En had je geen nacht dan zou je er op klaarlichte dag bijstaan als een blinde en zou je niet eens kunnen dromen over de ordening van Mijn dingen. Het is treurig als jullie je wijsheid, wat de orde van Mijn dingen betreft alleen maar aan de nacht, maar niet aan de dag te danken hebben. Kijk, dat blijkt ook heel duidelijk uit de dingen die jullie nu gezien hebben.
[8] Daar klimmen weetgierige en op sensatie beluste mensen op een berg en geloven dat ze daar de geheimen van de hemelen goed bij de kop kunnen pakken en alles wat zich daarin bevindt tot op de laatste druppel eruit kunnen halen. Daarom doen ze ook alle moeite om langs de steile wanden van de kegelvormige berg omhoog te klimmen. Hoe verder ze komen, des te minder plaats ze hebben om op te staan. Als ze de top helemaal bereikt hebben, hebben ze tenslotte helemaal geen plaats meer, worden al gauw duizelig en, omdat ze daarboven geen hemels houvast vinden, laten ze zich aan de andere kant van de berg weer vlug naar beneden glijden naar dezelfde vlakte waar ze van zijn vertrokken. Tenslotte weten ze niet, waar hun bergbeklimming toe diende en kunnen ze er ook niet omheen eerst om zichzelf te lachen en dan bij zichzelf te zeggen: nu weten we net zoveel als voorheen; al onze inspanningen waren dwaas en belachelijk. We hebben bij het omhoogklimmen geprobeerd de ander voorbij te streven; waarom? Omdat we dan allemaal weer even vlug aan de andere kant naar beneden konden glijden? Wat hebben we nu voor op degenen die geen voet op de berg hebben gezet? Niets, want ten eerste zijn we even ver als zij, en ten tweede, worden we door hen nog als dwazen uitgelachen omdat we ons zoveel moeite hebben getroost om een en hetzelfde doel te bereiken, terwijl we dat ook op een veel gemakkelijker manier hadden kunnen bereiken.
[9] Maken jullie nog niets op uit dit beeld? Ik zal jullie nog iets zeggen, dan zullen jullie die zaak makkelijker begrijpen. Hoe leggen jullie deze tekst uit: `Mijn juk is zacht en Mijn last is licht'? Als Ik dit heb verkondigd, wie dwingt dan degenen die tot Mij willen komen, om bergen te beklimmen om Mij te bereiken, terwijl Ik op het vlakke land en op een kaarsrechte weg op hen wacht? - Kijk nu verder; waarom gebeurt er dus niets nieuws onder de zon? Ik zeg jullie: om de zeer wijze reden dat de menselijke wereldwijsheid uiteindelijk daardoor vanzelf beetje bij beetje moet afstompen, omdat het tenslotte voor de hand ligt dat zij niets anders kan bereiken dan hetgeen op dezelfde manier reeds lange tijd daarvoor werd bereikt.
[10] Verder kunnen jullie in dit eerste beeld ook een duidelijke verklaring vinden voor hetgeen jullie gezien hebben in de sfeer van de zesde geest. Wanneer jullie de geschiedenis van de inspanningen van de draak volgens de Openbaring van Johannes doornemen, zal het jullie toch ook overduidelijk worden hoe vaak die draak zich al de moeite heeft getroost steeds opnieuw uit zijn afgrond op te duiken of, zoals bij het eerste beeld van vandaag, de top van een of andere berg te beklimmen. Wat was nog altijd het gevolg van zijn inspanningen?
[11] Hoe hoger hij klom, des te minder grond hij had om op te staan en als hij al de top had bereikt, wat was dan het gevolg? Dat hij heel vlug weer afdaalde in de diepte van waaruit hij was opgedoken, want op de top kan zich niets handhaven. Wil zich iemand daarop vestigen, dan is het toch zeker afgelopen met zijn hele werkgebied, want dit kan onmogelijk groter zijn dan de spitse standplaats waarop de werkwillige zich bevindt. Dat wordt echter iedereen die op de top bezig wil zijn duidelijk; daarom kan ook niemand op de top blijven. Iedereen zal daar heel zeker door duizelingen bevangen worden! Het gevolg van die duizeligheid is dat hij de top weer verlaat en aan de andere kant weer vlug naar beneden glijdt. Dit is een heel wijze les uit de school van de eeuwige ordening! Haar naam is onthechting', wat zoveel inhoudt als het vernietigen van alle zelfzuchtige begeerten.
[12] Het heeft geen enkel nut als iemand voor het beklimmen van de berg zou zeggen: luister broeders, klim met mij, ik weet de juiste weg. Ga maar met mij mee, want alleen langs deze weg zullen we op de top een goede stevige standplaats vinden. We hebben al in het begin in het dal deze geesten horen roepen: één gek krijgt er tien mee, en kijk, niet slechts tien, maar een hele menigte klautert achter zo iemand die beweert de weg te kennen, aan. Daar de berg als kegel tenslotte maar één top heeft, wordt deze langs alle wegen goed bereikt, maar daar is het dan ook altijd: tot hier en geen haarbreed verder! Het lot wil echter, dat men aan de andere kant weer heel vlug naar beneden glijdt om weer die toestand te bereiken, vanwaar men is uitgegaan. Zie, dit beeld geeft reeds een belangrijke oplossing voor hetgeen we eerder hebben gezien in de sfeer van de zesde geest. De volgende beelden zullen ons zo'n oplossing nog veel duidelijker voor ogen brengen. Blijf daarom nog zolang in de sfeer van de zevende geest totdat we alle beelden hebben opgelost. De volgende keer komt dus de schommel aan de beurt; dan de ringmuur met zijn spiraalvormige banen en tenslotte het waterbassin. En hiermee genoeg voor vandaag.
«« 12 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.