Over het rijk Gods in de mens

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 5 / 101 »»
[1] Wanneer jullie ooit een tijdlang op een hoge berg zouden verblijven en dat op een volkomen heldere en zonnige dag, wat zouden jullie dan wel opmerken? Sommigen van jullie zouden wel een tijdlang heel verrukt zijn, want het grootse, romantische natuurtafereel zou door zijn veelvoudig afwisselende vormen voldoende stof bieden voor een verheffende beschouwing. Een ander zou daarbij echter heel anders denken en zou vanuit zijn gedachtegang zeggen: wel, is dit dan zoiets buitengewoons? Men ziet wijd en zijd, en wat dan wel? Niets anders dan de ene berg na de andere; de een is hoger, de ander wat lager. Hier en daar zijn de hoogste toppen met sneeuw bedekt. Op enkele andere plaatsen steken weer enkele plompe rotstoppen omhoog en de bergen, die het verst af liggen, zien er dan ook het meest acceptabel uit, terwijl de dichterbij liggende niets anders dan sporen van aanhoudende verwoesting laten zien. Dat is de eeuwig durende eentonigheid van dit beroemde vergezicht in de bergen. Er bevindt zich nog een derde in het gezelschap op de hoge bergtop. Deze, zoals jullie gewoonlijk zeggen, een held op sokken, betreurt al bijna huilend dat hij zich zoveel moeite getroost heeft om de berg te beklimmen. Ten eerste, zegt hij, ziet hij hier niets anders dan op een gezonde vlakke grond in het laagland, ten tweede heeft hij het hier bovendien na al zijn moeite koud en ten derde zou hij van honger in de stenen wil- bijten. Als hij dan ook nog bedenkt dat hij de huiveringwekkende weg terug zal moeten gaan, raakt hij geheel buiten zinnen!
[2] Hier hebben we dus drie bergbeklimmers. Waarom vindt de eerste zoveel verheffends voor zijn gemoed, de tweede niets anders dan abstracte, plompe vormen en waarom ergert de derde zich zelfs, omdat hij zoveel moeite heeft gedaan voor niets. De reden daarvan is voor ieder van hen niet ver te zoeken, want die ligt in henzelf. Hoezo dan wel? De eerste heeft een meer levendige en gewekte geest; het zijn niet de vormen en de toppen van de hoge bergen die hem zalig stemmen, maar deze stemming is een weergave van het hogere leven in overeenstemmende vorm over zulke hoge bergen. Want bij andere gelegenheden hebben we reeds voldoende vernomen, welk leven het is waarvan de bergen getuigen. En juist van dit leven hangt toch het gelukzalig gevoel af van de bezoeker, die met zijn meer gewekte en levende geest deze bergen betreedt. De geest van de ander bevindt zich nog in diepe slaap. Daarom merkt hij ook niets anders op dan wat zijn lichamelijke ogen zien en zijn aardse, droge verstand derhalve vaststelt. Als je hem ervoor betaalt en hem passende mathematische meetapparatuur in handen geeft, dan zal hij alle bergtoppen voor je beklimmen en als geoloog met groot genoegen hun hoogte opmeten. Zonder deze stimulans zal het jullie echter nauwelijks gelukken hem weer op een bergtop te krijgen. Wat de geest van de derde betreft, laten we daar maar over zwijgen, want bij hem leeft alleen de dierlijke mens, die al zijn zaligheid in zijn buik vindt. Willen jullie hem ooit weer op een berg zien te krijgen, dan moeten jullie er eerst voor zorgen dat hij zonder enige moeite boven komt en ten tweede, dat hij boven iets goeds te eten en te drinken krijgt. Op die manier zal ook hij nog eens een berg beklimmen; al is het dan niet met eigen voeten, dan toch met die van een goed afgericht lastdier. Dan zal hij zeggen: bij zo'n gelegenheid ben ik wel van de partij, want vanwege haar zuiverheid is de berglucht toch veel gunstiger voor de spijsvertering dan de benauwde lucht in de dalen.
[3] Kijk uit dit voorbeeld kunnen we de grote en belangrijke les trekken die precies op onze eenvoudige, geestelijke zon van toepassing is. En deze les stemt precies overeen met de tekst uit het evangelie welke luidt: `Wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft zal hem ontnomen worden' (Matth. 13:12). In deze schriftuur bevindt zich nog een andere, die met het bovenbeschreven voorbeeld nog meer overeenstemt, en deze tekst luidt als volgt: `Het rijk van God komt niet met uiterlijk vertoon, want zie, het is in u!' (Luk. 17:21). Begrijpen jullie nu hoe het met deze voorlopige eenvoud van de geestelijke zon gesteld is? Jullie zeggen: we begrijpen wel iets, maar nog niet volkomen duidelijk wat daarmee wordt gezegd en aangegeven. Maar Ik zeg jullie: nog een klein beetje geduld en alles zal dadelijk met weinig woorden zo helder naar voren komen als de zon op klaarlichte dag. Waarom zagen jullie de geestelijke zon zo eenvoudig? Omdat jullie alleen maar de eigenlijke buitenkant hebben gezien. Maar Ik zeg jullie: er bestaat op de geestelijke zon een oneindige, indrukwekkende en wonderbaarlijke veelzijdigheid, waarvan jullie je tot nu toe nog helemaal geen voorstelling konden maken. Deze veelzijdigheid ligt echter niet op de geestelijke zon, maar ze ligt in het innerlijk van de geesten. Als jullie deze dus willen zien, dan moeten jullie met zuiver geestelijke ogen in de sfeer van een of andere zalige geest kijken en jullie zullen de anders zo eentonige, geestelijke zonnewereld spoedig in talloze wonderen zien overgaan. Want jullie moeten weten dat aan iedere geest wel een en dezelfde ondergrond wordt gegeven, die louter uit Mijn genade en erbarming bestaat, en deze komt in gelijke mate in de door jullie geziene geestelijke zon tot uiting. Wat dan de inrichting van deze gegeven ondergrond, ofwel de eigenlijke bewoonbare wereld voor de geest betreft, deze hangt enkel en alleen af van het innerlijk van een geest, hetgeen de liefde is tot Mij en de uit deze liefde voortkomende wijsheid. Opdat jullie dit nog duidelijker mogen inzien, wil Ik jullie nog een heel aanschouwelijk voorbeeld erbij geven. Een van jullie bevindt zich op een of andere uitgestrekte vlakte. Op dit veld treft hij niets anders aan dan in het midden een boom, waaronder in de schaduw welig gras groeit. Op dit gras gaat de wandelaar liggen, valt rustig in slaap en wordt daardoor gesterkt. Maar tijdens deze zoete en sterkende rusttoestand is een wonderbare droom over hem gekomen. In deze droom bevindt de eenzame en eenvoudige wandelaar zich in de prachtigste paleizen, houdt zich louter nice vorsten bezig, gaat nut hen ons en geniet daardoor een buitengewoon grote zaligheid. Nu vraag Ik jullie: hoe komt deze man op dit eenzame, lege veld eigenlijk aan zo'n innerlijk gezelschap?
[4] Kijk, dit alles hoort tot zijn geest en is in de geest zelf voorhanden. Het is een schepping van zijn geest door de kracht van de liefde en deze is geordend volgens de wijsheid, die uit zo'n liefde voortvloeit. Als jullie nu dit voorbeeld wat verder overdenken, zal het jullie zeker duidelijk worden hoe eenieder eens in de geest, naargelang zijn liefde en de daaruit voortkomende wijsheid, de schepper zal zijn van zijn eigen voor hem bewoonbare wereld; en deze wereld is het eigenlijke rijk van God in de mens.
[5] Wie dus de liefde van God in zich heeft, zal ook de wijsheid toekomen in dezelfde mate waarin hij de liefde bezit. En zo wordt hem gegeven die reeds heeft, namelijk de liefde. Wie deze echter niet heeft, maar slechts zijn dorre wereldverstand, dat hij voor wijsheid aanziet, hem wordt dan ook dit afgenomen en wel op de meest natuurlijke manier van de wereld, wanneer hem het wereldlijke of het lichamelijke leven afgenomen wordt.
[6] Kijk, zo verhouden zich de zaken! De ene bergbeklimmer gaat met liefde de bergen op en op die bergen is de liefde de schepper van zijn zaligheid. Wie alleen met zijn verstand de bergen intrekt, zal zeker geen zaligmakende beloning vinden, maar hij zal voor zijn, moeite bitter weinig of helemaal niets vinden omdat dit door zijn verstand geweldig wordt belemmerd. En de derde, die helemaal niets heeft, zal op de bergen alles verliezen, want een dode kan toch geen vreugde in het leven vinden omdat hij daar ongevoelig voor is. Zo kost het ook veel moeite om een steen op een berg te brengen; maar als hij boven wordt losgelaten, stort hij met grote snelheid neer in de diepte van de dood. Als jullie dit nu allemaal duidelijk op een rijtje zetten, zal de geestelijke zon jullie zeker niet meer zo eenvoudig voorkomen als voorheen. Wat zich daarop echter nog allemaal zal voordoen, zullen we in het hierna volgende duidelijk vernemen. Daarom genoeg voor vandaag.
«« 5 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.