Bezoek aan de karmelietessen

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 62 / 101 »»
[1] Jullie vragen: zullen we wel worden binnengelaten? Want als het in deze orde hier net zo toegaat als op aarde, dan zullen we niet veel bijzonders aan ervaring opdoen. Lieve vrienden en broeders, het gaat hier nog precies zo als op aarde, maar dat zal ons niet van de wijs brengen, want in dit opzicht winnen we het nog van de parasietvliegen en kan niets ons tegenhouden om zonder meer overal in de diepste geheimen onze neus te steken. En zo zullen we het hier ook doen: we sluipen onzichtbaar dit klooster binnen en snuffelen overal rond. Kom maar met me mee en maak je nergens zorgen over.
[2] Voor deze wezens zullen we nog lang volkomen onzichtbaar blijven. Want jullie moeten weten dat engelengeesten, of deze nu uit de derde hemel zelf zijn of dat hun wil overeenstemt met die van de derde hemel, voor geesten van lagere hemelen zolang volkomen onzichtbaar blijven, totdat de geesten van de lagere hemelen zelf innerlijk het wezenlijke van de liefde tot de Heer hebben opgenomen, en wel eerst met betrekking tot het inzicht en dan tot het werken uit liefde. Daarom kunnen ook wij zonder meer dit klooster binnengaan zonder dat iemand ons zal zien. Mij niet, omdat ik een burger van de heilige stad ben en jullie niet, omdat jullie in mijn sfeer zijn en derhalve overeenstemmen met de wil van de opperste hemel, welke de wil van de Heer is.
[3] Kijk, we zijn reeds in de zogenaamde refter of anders gezegd, we zijn in de eetzaal. zojuist worden er enkele schalen met zogenaamde vastenkost opgediend. De spijzen staan op tafel en nu komen onze zusters binnen. Zijn ze niet nog precies zo gekleed als op aarde? Jullie zeggen: we hebben weliswaar nog nooit de gelegenheid gehad zo'n kloosterzuster van dichtbij te bekijken, maar ze zijn precies zo gekleed als wij het ons op aarde aan de hand van goede afbeeldingen hadden voorgesteld.
[4] Kijk, nu beginnen zij met het tafelgebed. Waaruit bestaat dat eigenlijk? Zoals jullie duidelijk kunnen horen, uit een gehele rozenkrans en bovendien uit enkele daarop volgende Latijnse uitspraken uit de psalmen en van de kerkvaders, die echter door geen van deze zusters worden begrepen. Kijk, de overste gaat aan tafel zitten. De anderen maken voor haar een buiging tot aan de grond, staan dan weer op en gaan naast hun stoelen staan. De overste geeft het teken om te gaan zitten. Kijk, ze heeft een belletje naast zich waarmee ze rinkelt en dat is het teken dat de zusters nu mogen toetasten.
[5] Maar daar vooraan zien jullie nog iemand staan. Zij mag nu niet eten maar moet voor de anderen de lijdensgeschiedenis van de Heer voorlezen. Nu hebben onze dames hun maaltijd beëindigd en de overste luidt het belletje weer. Dat betekent dat ze nu allemaal weer moeten opstaan. Ze staan op, buigen andermaal tot op de grond voor de overste en knielen dan neer. Het dankgebed wordt uitgesproken, dat bestaat weer uit een complete rozenkrans, die wordt gevolgd door honderd stille weesgegroetjes. Zijn ook deze na verloop van zo'n drie kwartier afgeraffeld, dan worden weer de Latijnse gebeden opgezegd. Zijn ze daarmee klaar, dan gaan ze naar het kruisbeeld en gaan ervoor op de grond liggen. Dan gaan ze naar de beeltenis van Maria, doen daar hetzelfde; dan naar de beeltenis van Jozef, doen weer hetzelfde; daarop naar het beeld van hun stichteres Theresia, doen nog eens hetzelfde en pas dan gaan ze naar de overste als de belichaming van Theresia en doen nogmaals hetzelfde.
[6] Nu laat de overste hen allemaal opstaan en kondigt aan, dat zij zich moeten gereedhouden voor het koorgebed dat over een uur begint. Intussen moeten ze in hun cellen de hun toegewezen koorgebeden doorlezen zodat ze dan in het koor zonder haperen verlopen, anders zou het aanleiding kunnen geven tot wat ergernis en dus ook tot een kleine zonde. Want, voegt de overste er nog aan toe, voor God zondigt de meest rechtvaardige zonder meer al zeven keer per dag; hoezeer moet hij dan wel oppassen om niet acht keer of nog vaker te zondigen.
[7] Maar een van de zusters vraagt de overste nu toestemming om een woordje te mogen spreken en omdat er juist nu geen groot silentium is voorgeschreven, staat de overste het haar toe. (Vragen betekent in dit klooster echter zoveel als iets vrijmoedig verzoeken.) Wat zal deze zuster wel vragen? Luister, ze zegt: zeer eerwaarde bruid van Christus, zolang we lichamelijk op aarde leefden, was het strenge kloosterleven wel dragelijk voor ons omdat dat nodig was om na de dood de hemel te verdienen. Omdat we nu echter al geruime tijd geleden het aardse met het eeuwige hebben verwisseld en wij ook in dit `eeuwige leven' nog steeds het buitengewoon strenge kloosterleven verder leiden en van de hemel werkelijk nog niets merken, is het de vraag of er hier aan dit kloosterleven ooit een einde zal komen. Het zou toch iets verschrikkelijks zijn als we voor altijd in deze strenge clausuur verblijven moesten.
[8] De overste zegt: o jij ongehoorzaam kind, hoe heb je je zo door de duivel in beslag kunnen laten nemen, dat je het je nu veroorlooft om zo'n verschrikkelijke vraag te stellen? Weet je dan niet dat niemand vóór de jongste dag in de hemel kan komen en dat, op voorspraak van de heilige maagd Maria, van de heilige Theresia en tussen hen in van de heilige Jozef, Christus de Heer onze orde van het vagevuur heeft vrijgesteld omdat ze de allerstrengste is, en dat de Heer ons in plaats daarvan voor onze volledige zuivering de genade heeft verleend om zelfs na ons aardse leven voor de daarin begane kleine zonden en doodzonden onszelf volkomen te zuiveren om aan Zijn allerhoogste gerechtigheid te kunnen voldoen. Daarom moeten de regels van de orde van onze verheven stichteres hier allerstrengst in acht worden genomen. Anders zou het kunnen gebeuren dat zo'n ongehoorzaam kind als jij op de jongste dag voor de onverbiddelijke, allerstrengste en rechtvaardige Rechter het oordeel te horen krijgt: ga weg van Mij, vervloekte, want ik heb jou nooit als Mijn zuster erkend!
[9] Kijk nu, door de woorden van de overste is onze arme vraagster als door duizend bliksems tegelijk getroffen. Zij valt voor haar neer en smeekt haar om een gepaste kastijding, waarop de overste zegt: ja, een gepaste kastijding heb je verdiend, maar ik zal je voor deze keer alleen maar met een tik op je wang en een dag vasten terechtwijzen. Toch mag je niet verzuimen om onmiddellijk de biechtvader te laten roepen en hem de duivelse en voor God hoogst verwerpelijke woorden die je tot mij gericht hebt, nauwkeurig en heel berouwvol op te biechten. Dan moet je de penitentie, die hij je zal opleggen ter ere van de heilige drie-eenheid, ter ere van de vijf wonden van Jezus Christus, ter ere van Zijn bittere lijden en sterven, ter ere van Zijn allerheiligste maagd en moeder Maria, ter ere van de heilige Jozef en ter ere van de heilige Theresia, tienmaal verrichten. Sta nu op om mijn tik op je wang in ontvangst te nemen.
[10] Kijk, onze zuster staat op, keert terstond deemoedig de overste haar wang toe en, zoals jullie zien, geeft deze haar om de duivel te verdrijven geen kinderachtige, maar een geduchte, bijna duizeligmakende oorvijg. Onze dame begint daarop bitter te huilen, dankt de overste voor deze kastijding en begeeft zich met de andere zusters vanuit de refter naar haar cel. Wat er verder gaat gebeuren, zullen we de volgende keer in ogenschouw nemen.
«« 62 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.