uitleg over de Inrichting van het augustijnenklooster

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 66 / 101 »»
[1] Jullie zeggen nu en vragen mij: beste vriend en broeder, kijk, het klooster is aan alle kanten afgesloten; zullen we door gesloten deuren gaan of laten we de deuren voor ons openen?
[2] lieve vrienden en broeders, we zullen hier noch het een noch liet ander doen. Het klooster lijkt alleen maar vanaf enige afstand gesloten en toont daarmee aan, dat haar bewoners moeilijk te benaderen zijn. Daarom maakt dit gesloten klooster juist de verstarde grondbeginselen van zulke geesten naar buiten toe zichtbaar.
[3] Wanneer we dichter bij dit klooster komen, in zijn sfeer treden en dus ook als het ware de belevingswereld van zijn bewoners binnengaan, zullen we weldra zien dat het open is. Laten we dus dichterbij gaan zodat jullie je van dit alles zelf kunnen overtuigen. Kijk nu, we bevinden ons al in de sfeer van het klooster en zijn poorten zijn voor ons geopend.
[4] Jullie zeggen: beste vriend en broeder, we kunnen nog niet goed begrijpen hoe zoiets in zijn werk gaat. Gebeurt dit door de wil van de inwonende geesten, gebeurt dit door jouw wil of is er voor dit doel een of andere spookachtige machine opgesteld waarmee alle deuren door een eenvoudige knopdruk plotseling opengaan?
[5] Beste vrienden en broeders, dat is hier geenszins het geval, maar om het voor jullie begrijpelijk te maken, zal ik jullie aan de hand van een eenvoudig voorbeeld inzicht verschaffen. In een gezelschap bevindt zich een zogenaamde `wereldse wijsgeer' die door jullie een filosoof wordt genoemd. Deze man is niet erg spraakzaam of hij , spreekt helemaal niet. Waarom? Omdat hij ten eerste zijn parels niet voor de zwijnen wil werpen en ten tweede omdat hijzelf veel van zijn ideeën nogal gewaagd vindt en er daarom niet mee voor de dag durft te komen. Enerzijds om niets van zijn roem als geleerde lichtzinnig te verspelen, anderzijds echter ook uit vrees voor een of ander hem nog onbekend meeluisterend oor van gezaghebbende politieke instanties, waardoor hij zich gemakkelijk aan heel wat narigheid zou kunnen blootstellen. Opdat onze man noch door het een noch door het ander in moeilijkheden zal komen, sluit hij zich af, begeeft zich als het ware in zijn zielenslaap of in zijn geestelijke wijsheidsparadijs of in zijn stoïcijnse hemel, maar luistert in deze toestand heel zorgvuldig of zich in het gezelschap misschien een aan hem verwante ziel laat horen. Heeft hij zo iemand gevonden, dan wordt hij spoedig vertrouwelijk en begint het ene na het andere poortje van zijn klooster te openen. Vindt hij echter een of meer zielen die volledig in zijn ideeën zijn ingewijd en zich deze ook hebben eigengemaakt, dan worden ineens alle poorten van zijn klooster tegelijk opengedaan en onze man zal niet nalaten van het geestverwante en voor zijn ideeën warmgelopen gezelschap de hem toekomende bijval in ontvangst te nemen. Wij zijn liet hier weliswaar niet werkelijk met de ideeën en verkeerde grondbeginselen van dit klooster eens, maar desalniettemin worden we toch als gevolg van onze toenadering door de kloostergemeenschap wel als geestverwanten beschouwd.
[6] Jullie vragen of deze kloostergeesten ons wel zien. Ik zeg jullie: in wezen zou het niet nodig zijn, omdat het er hier uitsluitend om gaat, jullie over de verhoudingen hier wat inzicht te verschaffen en voor dat doel kunnen we overal waar we maar willen, ongehinderd binnengaan, zodat we daar heimelijk al het mogelijke kunnen beluisteren. Maar omdat het hier voor jullie om een wat bewuster inzicht gaat, is het ook noodzakelijk dat we ons voor de bewoners van dit klooster zichtbaar maken. Om die reden heeft het klooster ons dan ook zien aankomen. De poorten staan voor ons open en we kunnen dus ongehinderd binnengaan. We zullen eerst de kerk binnengaan en eens kijken wat daar allemaal te zien is. Kijk, we zijn al in de kerk. Wat zien jullie?
[7] Jullie zeggen: merkwaardig, dat is inderdaad een buitengewoon prachtige kerk. De schitterende bouwstijl, de hoogte en de meesterlijke wandschilderingen zijn werkelijk verbazingwekkend. Het hoogaltaar is een volmaakt meesterstuk van beeldhouwkunst. Ook het grote schilderij van de drie-eenheid, dat bijzonder opvalt door zijn verheven, zachtmoedige karakter, is meesterlijk uitgebeeld. Werkelijk, deze trouwens op misverstanden berustende drie-eenheid hebben we nog nooit zo meesterlijk geschilderd gezien als hier. Deze visuele voorstelling is zo merkwaardig, omdat de Vader en de Zoon hun hoofden bijna geheel tegen elkaar aanhouden, waardoor de hoofden zich dan ook in de licht gehouden driehoek bevinden. Boven de beide hoofden in de bovenste hoek is de duivengestalte van de Heilige Geest zo aangebracht, dat de duif in deze driehoek lijkt te zitten, waarbij hij zijn kopje tussen de twee hoofden naar beneden buigt.
[8] Verder is nog opmerkelijk dat onder de drie-eenheid scharen en nog eens scharen op wolken geknield en biddend zijn afgebeeld. We zien onder deze zaligen alleen maar de oude profeten, de apostelen van de Heer, vlak onder de drie-eenheid Maria en jozef, dan vele ons welbekende martelaren, daarna echter louter pausen, kardinalen, bisschoppen en prelaten, enkele beroemde monniken, keizers, koningen, vorsten, graven en ridders en nog adellijke vrouwelijke gelukzaligen; maar niet één zalige, eenvoudige landman is er onder hen te ontdekken.
[9] Jullie zien het goed, maar toch hebben jullie nog niet alles gezien. Kijk maar eens helemaal naar beneden, naar het onderste gedeelte van het tableau, raar zien jullie de aardbodem afgebeeld, waarop een heleboel armzalige land-heren hun handen smekend om help naar deze zaligen omhoog houden. Nog iets lager is zelfs het vagevuur te zien waarin talloze arme zielen de armen boven de lekkende vlammen uit omhoog strekken en de heiligen in de hemel om hulp smeken. Daar, aan de linkerkant van de afbeelding is vlak boven de aarde een tamelijk donker gehouden wolk geschilderd en vanaf de aarde is er een ladder tegenaan gezet. Aan het eind van deze ladder zien jullie een poort met twee deuren naar de vorm van de stenen tafelen van Mozes; achter de poort staan Petrus en de aartsengel Michaël en op de ladder zien jullie ook enkelen die bezig zijn naar boven te klimmen, maar ook enkelen die boven aan de ladder vanaf de wolk voorover naar beneden vallen. Op de achtergrond van deze donker gehouden wolk zien jullie ook nog enkele knielende zaligen; dat zijn de zogenaamde allerheiligen.
[10] Kijk, er ontbreekt aan onze afbeelding dus alleen maar de hel. Omdat deze echter in de gedachtewereld van dit gezelschap niet voorkomt, kan ze ook geen deel uitmaken van deze afbeelding. We hebben nu de afbeelding op het hoogaltaar van boven tot onder nauwkeurig bekeken. Wat valt jullie verder nog op? Jullie zeggen: het mooie tabernakel, dat uitgebeeld wordt door een groepje kunstzinnig samengevoegde serafijnenkopjes. Dan het tabernakelportaaltje, dat de verrezen Christus voorstelt en als we goed kijken, is deze Christus enigszins doorzichtig en ziet men aan de kant van het hart in plaats van Zijn hart een prachtige monstrans met het allerheiligste doorschemeren. Ja, zo is het ook, zowel visueel als daadwerkelijk. De liefde van Christus wordt hier uitgebeeld door de liefde voor goud, zilver en edelstenen en het brood des levens heeft zich met deze voornaamste aardse rijkdommen omkleed.
[11] Als jij ons nu, beste vriend en broeder, dit allemaal wat duidelijker zou willen uitleggen, dan zou ons dat zeker niet schaden.
[12] O ja, dat kan ik wel doen. Vraag je eens af waar men hier doorheen zou moeten gaan om bij het brood des levens te komen? Vooreerst door de edelstenen Christus. Deze stelt echter niets anders voor dan het dode kerkgebouw. Wie niet in deze kerk gedoopt en gevormd is, kan niet bij de kerkelijke, levende genadeschatten komen, maar wie zich eenmaal in de gevestigde kerk bevindt, mag dan zeker het goud en zilver niet vergeten, want van zilver en goud zijn de sleutels van Petrus gemaakt. Brengt iemand zilver en goud mee, dan wordt hij ook tot het brood des levens toegelaten.
[13] Jullie moeten nu niet denken dat men voor de communie moet betalen, want iedereen die ter communie gaat, krijgt deze kleine hostie, zo vaak hij maar wil biechten, gratis. Wil iemand echter ook de volle werking van re grote hostie voor zichzelf verkrijgen, dan moet hij betalen en bovendien nog een mis laten lezen. Bovendien moet hij, als er na zijn dood nog regelmatig missen gelezen moeten worden, een behoorlijk grote schenking doen. Wil hij de te lezen missen nog meer kracht bijzetten, dan moeten deze bovendien nog voor geprivilegieerde altaren worden gelezen. Ik denk dat jullie uit deze weinige gegevens zonder veel moeite kunnen opmaken hoe men alleen door zilver, goud en edelstenen bij het door ons aanschouwde allerheiligste kan komen. Op aarde betekenen goud, zilver en edelstenen weliswaar een verering van God en heet: Omnia ad majorem Dei gloriam! (Alles tot meerdere eer van God.) Maar hier wordt er iets anders onder verstaan en wordt het vertaald als: alles tot groter aanzien van onszelf, tot onze verheerlijking en tot onze steeds groeiende priesterlijke rijkdom, of nog duidelijker gezegd: laat ons heren zijn op aarde, dan zal iedere keizer zijn hoofd tot op de grond voor ons buigen.
[14] Men zou zich hier toch echt moeten afvragen waar dan eigenlijk onder dat goud, zilver en edelstenen de ware christelijke deemoed en verachting voor de wereld te vinden zijn, en waar de naastenliefde, de zelfverloochening en het `neem uw kruis op en volg mij'. Want onder dit aspect van goud, zilver en edelstenen zou de Heer toch hebben moeten zeggen `neem je goud, zilver en edelstenen en volg Mij zo prachtig rijk beladen na. Ook Petrus had niet moeten zeggen: `Goud en zilver heb ik niet.' Eveneens had de Heer niet zo zuinig tegen de rijke jongeling hoeven te spreken en tenslotte helemaal niet hoeven te zeggen dat een kameel gemakkelijker door het oog van een naald gaat dan dat een rijke in de hemel komt. Zo is dus alles verdraaid en vernietigd en de kerk die zich de alleenzaligmakende noemt, heeft nauwelijks nog iets met het christendom te maken.
[15] Wie zich in een getuigschrift of in een ander document alleen als 'katholiek' opgeeft, hoeft het woord `christelijk' er niet bij te zetten, maar schrijft iemand alleen `christen', dan wordt hij voor een soort ketter aangezien en kan hij zich zelfs kleine onaangenaamheden op de hals halen. Niettemin laten we dit nu allemaal rusten, want het gevolg van zulke grote dwalingen staat jullie nu immers duidelijk voor ogen. Omdat jullie de ware hemel kennen, zal het jullie nu zeker niet zwaar vallen de grote afstand tussen hier en daar op het eerste gezicht te herkennen.
[16] Jullie vragen nu waarom de Heer dan niet vlug en afdoende een eind maakt aan zulke dwalingen en waarom Hij zoiets van begin af aan heeft toegelaten. Ik zeg jullie echter dat de wegen van de Heer altijd ondoorgrondelijk zijn en Zijn raadsbesluiten eeuwig onnaspeurlijk. Het moge voor jullie genoeg zijn te weten, hoe oneindig goed, geduldig en barmhartig de Heer is, en hoe Hij als allerhoogste liefde en wijsheid heel goed en onfeilbaar in staat is om alle gewassen tot rijpheid te brengen. Als zij rijp zijn geworden, dan weet Hij hen voor Zijn eeuwig liefdevolle en wijze doeleinden allerbekwaamst en opperbest te gebruiken.
[17] Jullie zouden even goed kunnen vragen waarom de Heer zoveel onkruid en wilde en giftige dieren op aarde heeft geplaatst, hoewel jullie daarvan nergens het nut inzien. Ik zeg jullie, wat dat betreft gaat de Heer altijd Zijn ondoorgrondelijke wegen volgens Zijn eigen raadsbesluiten. Voor ons is het voldoende om er heilig van overtuigd te zijn dat Hij een oneindig goede Vader is. Als we die overtuiging hebben, weten we ook dat Hij niets voor een slecht doel heeft geschapen, maar dat Hij alles ontegenzeggelijk naar het beste doel leidt en ook eeuwig leiden zal! Jullie vragen of we nu ook de overige delen van de kerk zullen bezoeken en bezichtigen. Dat is niet nodig; daarom begeven we ons nu naar het eigenlijke klooster en doen daar onze waarnemingen. Kijk, daar komt zojuist een vriendelijke augustijn uit de zogenaamde sacristie. Hij groet ons en wenkt ons om naar hem toe te komen. Dus geven wij ook gevolg aan zijn wenk.
«« 66 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.