Aankomst van de nieuwgewonnen zielen in de 'paradijstuin'. Hun schuldbekentenis

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 82 / 101 »»
[1] Kijk, we bevinden ons weer in het zogenaamde paradijs. Jullie kunnen je er gemakkelijk van overtuigen dat het nog het oude is zoals we het eerder hebben gezien en hebben achtergelaten. Daar, in het midden van liet paradijs wachten de vroegere paradijsbewoners ons op en wel veel deemoediger en nadenkender dan voorheen, toen we vanuit het klooster naar hen toe kwamen. Onze `hemelbewoners' volgen ons eveneens deemoedig en zo gaan we met onze nieuwe vangst rechtstreeks naar de vroegere paradijsbewoners toe.
[2] Kijk, onze vroegere leider van dit paradijs en de twee eerste woordvoerders zetten grote ogen op, wanneer ze van veraf al zien dat het hele hemelse gezelschap ons volgt. Een verovering van de hemel hadden ze nu juist helemaal niet verwacht want die hielden zij heimelijk voor een toetssteen, die de volle waarheid omtrent onze eventuele zending zou aantonen.
[3] Omdat de hele hemel nu echter verdeemoedigd en overwonnen achter ons aan komt, zegt zojuist de prior tegen zijn gezelschap: luister vrienden, onder deze omstandigheden krijgt de zaak inderdaad een heel ander aanzien. Deze drie zijn beslist door een ons nog onbekende goddelijke macht hierheen gezonden; dat is zonneklaar! Maar wat wij nu met deze verschrikkelijke zekerheid moeten beginnen, is een heel andere vraag. Hoe ziet het er met ons geweten uit? Hoe verhoudt zich ons vroegere gedrag ten opzichte van deze hoge boden? Dat is weer een heel andere vraag. Komen wij, als alles goed gaat, na hun eventuele, zeker rechterlijke uitspraak in het vagevuur of, de Heer sta ons bij, misschien zelfs in de hel? Luister vrienden, dat is een heel andere, ontstellend wanhopige vraag!
[4] Ook naderen ze ons met zeer ernstige gezichten, waaruit voor ons werkelijk niet veel troost kan worden geput. Als ik er ook maar aan terugdenk hoe het met ons priesterleven op aarde gesteld was en bedenk hoe wij, die het evangelie van de Heer goed kenden, maar geen letter ervan daadwerkelijk in ware christelijke zin onder elkaar in praktijk hebben gebracht en hoe wij, in de letterlijke zin van het woord en de betekenis daarvan, de zuiver goddelijke Geest altijd hebben tegengewerkt, o broeders, dan zou ik nooit een treffender opmerking hebben kunnen maken dan door nu te beweren, dat ons allen onder deze hoogst treurige omstandigheden niets anders te wachten staat dan de pure, verschrikkelijke en hete hel! Ik zou bijna willen uitroepen dat de bergen over ons heen mogen vallen, zodat wij niet langer het aangezicht van zulke verschrikkelijke rechters hoeven te zien!
[5] De andere, betere spreker wendt zich tot de prior en zegt: luister vriend en broeder, ik ben van mening dat we niet te vroeg moeten wanhopen, want daarvoor hebben we altijd nog tijd genoeg als we eenmaal werkelijk verdoemd zijn. We kennen toch het oude spreekwoord dat zegt: `Een goed woord vindt altijd een goede plaats'. Laten we daarom op onze bede en onze grootst mogelijke verdeemoediging vertrouwen en niet te vroeg wanhopen aan de grote barmhartigheid van de Heer. Wie weet of deze drie boden ons wel met verschrikkelijke en onverbiddelijke strengheid zullen oordelen, want als ze door God gezonden zijn, zullen ze toch zeker beter en milder in hun oordeel zijn dan wij ooit voor de vermeende zondaars tegen onze alleenzaligmakende kerk waren.
[6] De prior zegt: o lieve vriend en broeder, jouw troostvolle woorden smaken weliswaar zo zoet als honingzeem en de allerbeste melk, maar dan denk ik weer aan de woorden van Christus in het evangelie, die Christus de Heer tegen `valse profeten' en dus tegen naamchristenen en naampriesters sprak: `Ga weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur dat bereid is voor de duivel en zijn engelen, want Ik ken u niet, gij daders van onrecht, gij hebt de Heilige Geest altijd tegengewerkt!' - Vriend, wat zeg jij van deze tekst?
[7] De ander zegt: ja, broeder, dat is een buitengewoon verschrikkelijke tekst, die op ons ook volkomen van toepassing is. Ik moet jou bovendien nog bekennen dat ik mij nu ook zeker niet te goed voel voor de hel. Als de Heer werkelijk niet barmhartiger zal zijn dan wij het op aarde meestal waren, dan zou deze tekst wel eens op een vreselijke manier kunnen worden toegepast. Want de Heer heeft gezegd: `Wees barmhartig en gij zult barmhartigheid ondervinden!' Maar daar zit hem nu juist de kneep, want met onze barmhartigheid op aarde was het maar droevig gesteld. Als ik bedenk hoe gemakkelijk en triomfantelijk wij vanaf de preekstoel vaak hele volkeren naar de hel hebben verdoemd, dan begin ik zelf echt heel bang te worden, en mijn eerdere aan jou gerichte troostvolle woorden beginnen nu voor mijzelf een holle klank te krijgen.
[8] Een derde zegt: vrienden en broeders, ik begrijp jullie volkomen; we zijn verloren! Ik vind dat we gezamenlijk rechtstreeks naar de hoofdbode, die daar in het midden staat, moeten gaan en hem om niets anders dan een niet al te hete hel vragen, zodat we hem de vreselijke rechterlijke uitspraak kunnen besparen, en vooral rekening te houden met het feit dat wij op aarde toch meestal door het kerkelijk gezag gedwongen werden zo en niet anders te handelen. We hebben immers de kerkelijke voorschriften uitgevoerd, of ze nu wel of niet goed waren. Ik denk dan ook dat het voor ons op aarde toch ook nauwelijks mogelijk was om anders te handelen, ook al hebben wij dan bewust Gods woorden genegeerd en daardoor niet God maar de mammon gediend.
[9] Weliswaar hadden we beter de martelaarsdood kunnen ondergaan dan tegen Christus te handelen, maar juist door onze kerk was ons geloof te zwak om zoiets niet ons te laten doen. Daarom denk ik dan ook dat we ons titel zo schuldig hebben gemaakt dat we de allerwreedste hel zouden krijgen. God zij alle eer en Zijn Naam worde altijd boven alles hoog geprezen! Ik denk dat Hij met ons toch niet het allerergste zal voorhebben en daarom wachten we in deemoedige rust af, hoe de Heer over ons zal beslissen!
[10] Kijk, het hele gezelschap stemt daar deemoedig mee in. Nu iedereen daardoor echt nederig en deemoedig is geworden en ze ook onder elkaar hun schuld hebben bekend, zullen wij hen dan ook dicht naderen en hun een rechtvaardige bestemming geven. Wees nu aan mijn zijde volkomen ernstig, want er kleeft aan dit gezelschap nog veel dat beslist moet worden verwijderd, voordat zij geschikt zijn voor een hogere bestemming.
«« 82 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.