Het eeuwige Woord van God als rechterstoel van Christus

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 83 / 101 »»
[1] We zijn de groep monniken nu zo dicht genaderd dat we goed met hen kunnen spreken. Daarom zal ik dan ook .meteen mijn vragen aan het gezelschap herhalen, zodat we uit hun antwoord kunnen opmaken in hoeverre zij tengevolge van ons vorige gesprek tot bezinning zijn gekomen. Jullie vragen: moet zoiets in deze geestelijke wereld ook altijd met woorden worden afgehandeld? Is het geesten van jouw volmaaktheid niet toegestaan om bij zulke bedrieglijke geesten zonder een woord te wisselen op het eerste gezicht te beoordelen hoe het met hun innerlijk gesteld is?
[2] Ik zeg jullie: dat is elke geest van de bovenste hemel toegestaan en hij kan dan ook elke onvolmaakte geest op het eerste gezicht volkomen doorzien. Daar is de onvolmaakte geest echter niet mee geholpen. Hetzelfde is het geval wanneer op aarde een of andere misdadiger wordt opgepakt. Het gerecht is er bij het eerste verhoor door de getuigenverklaringen weliswaar volkomen van overtuigd dat dit individu zich aan een zeker vergrijp heeft schuldig gemaakt. Maar toch kan het de misdadiger niet wettelijk straffen zolang hij zijn misdaad niet zelf heeft bekend. Het woord is dan het enige middel om het innerlijk bloot te leggen; of, zowel de mens als de geest geeft door het woord zijn innerlijk prijs aan de openbaarheid.
[3] Daarom dient ook hier enkel mijn inzicht in het innerlijk van deze geesten op zich nergens toe. Wel kan ik tengevolge van dit inzicht de geesten zo leiden dat zij zich uitspreken, mij noodgedwongen niet kunnen ontwijken en hun innerlijk dan door hun woord naar buiten moeten keren en aan de openbaarheid prijsgeven.
[4] Daardoor worden dan ook de woorden: `Het zal jullie luid van de daken verkondigd worden' volkomen bewaarheid. En elders staat er bij Paulus: `Voor de rechterstoel van Christus moet alles openbaar worden!' hetgeen zoveel wil zeggen als: alles moet door het woord geopenbaard of geuit worden, want het woord is de eigenlijke rechterstoel van Christus. `Van de daken luid verkondigen' betekent dat iedereen zich door zijn eigen woord zal oordelen of anders gezegd, zijn innerlijk volledig zal moeten prijsgeven. Want zoals het dak de beschutting is van een huis, waardoor de mens zich tijdens zijn aardse leven zo goed mogelijk beschut tegen van buitenaf op hem inwerkende onweren, zo is geestelijk gezien het woord het middel dat uit eigenliefde tot zelfbescherming dient. Omdat echter in de geestelijke betekenis het eigen woord gelijk is aan het dak van een huis, dat hier in de geestelijke wereld helemaal geen beschutting meer kan bieden, betekent `luid van het dak verkondigen': zich door het eigen woord van alle innerlijke ondeugden ontdoen. Jullie hebben dergelijke ontboezemingen al menigmaal gehoord; desondanks is het voor jullie toch niet overbodig om ook de volgende aan te horen.
[5] Daarom wil ik mij nu met mijn vraag die ik reeds van plan was te stellen, tot dit monnikengezelschap richten. Uit hun antwoord kunnen jullie dan opmaken, hoe slecht en duister de kern, die in hen verborgen ligt, nog is. Let dus goed op; hier komt mijn vraag:
[6] Welnu, zoals jullie zien, ben ik na de overwinning op jullie hemel weer teruggekomen. Hoe ziet het er nu uit met jullie innerlijke inzicht en de verdeemoediging daarna? Houden jullie jezelf nog voor echte dienaren van de Heer, of meer voor eigenzinnige bedrogen bedriegers van het volk?
[7] De prior zegt: we hebben ons innerlijk grondig onderzocht en vinden dat we de hellestraf volkomen verdiend hebben, omdat we bij nadere beschouwing hebben ingezien dat jij waarlijk een bode van de goddelijke gerechtigheid bent en bovendien bent toegerust met een macht, waardoor al onze muren en torens als nietig kaf vergaan. Wij zijn en blijven eeuwig bij de Heer in de schuld staan en ieder van ons draagt zoveel van deze schuld op eigen schouders, dat deze hem tengevolge van de goddelijke gerechtigheid nooit meer kan worden vergeven. Daarom hebben we met jou verder niets meer te bespreken maar vragen, als het jou mogelijk is, slechts om zoveel goddelijke genade en erbarming, dat je ons vanwege onze schuld niet verdoemt tot de allerbitterste en allerpijnlijkste graad van de hel.
[8] Zou het mogelijk zijn om hier te biechten, dan zouden we honderd jaar lang willen biechten om daardoor, naar de mate van de met de biecht verbonden boete, bevrijd te worden van onze schuld. Omdat dit hier niet mogelijk is en wij volgens Paulus blijven liggen zoals we zijn gevallen, blijft ons immers niets anders over dan treurig jouw verdoemende oordeel af te wachten.
[9] Nu zeg ik: dus met biechten, denken jullie, zou het mogelijk zijn om van jullie zonden af te komen? Als jullie geloof daarop gericht is, zeg me dan eens bij welke gelegenheid de Heer op aarde de biecht heeft ingesteld als middel om zonden te vergeven.
[10] De prior zegt: beste vriend, je zult toch wel weten dat de Heer Zijn apostelen de macht heeft verleend om te binden en te ontbinden. Dan is toch zonneklaar bewezen dat de Heer de biecht heeft ingesteld. Ook de apostel Jacobus zegt nadrukkelijk: `Beken openlijk uw zonden voor elkaar'. Als men dit allemaal en nog veel meer overdenkt, kan men toch onmogelijk ontkennen dat de Heer de biecht openlijk heeft ingesteld als middel om zonden te vergeven.
[11] Nu zeg ik: luister vriend en broeder, als je het woord van God zo opvat, dan is het geen wonder dat je hier de wanhoop nabij bent. Zeg eens, bestaat er wel een grotere dwaasheid dan het volgende. Stel je eens twee elkaar vijandig gezinde mensen voor, dus twee mensen die wederzijds een misstap hebben begaan of schulden hebben, maar bij ieder van hen begon mettertijd deze kwalijke toestand het geweten te belasten. Om zich echter van deze lastige toestand te bevrijden, ging ieder van hen naar een andere persoon om aan hem zijn schuld te bekennen, opdat deze buitenstaander, die toch helemaal niets met hun wederzijdse strubbelingen te maken had, zijn schuld zou vereffenen. Zeg eens, als zo'n vreemde persoon, die de hele schuld totaal niet aangaat, een dergelijke schuldvereffening op zich neemt, wat is hij dan? Is hij dan niet een grove bedrieger? Innerlijk ben je het met me eens. Goed, maar het zal je nog duidelijker worden.
[12] Laten we eens aannemen dat A aan B duizend gulden schuldig is. In plaats van B de duizend gulden eerlijk terug te betalen, laat A zich door een bedrieger, C genaamd, overhalen om aan hem, aan wie A nooit een cent verschuldigd was, de vordering van B volledig te voldoen met slechts honderd in plaats van met duizend gulden. Wat zal B dar), wel zeggen over het aflossen van deze schuld en zal daardoor de schuld die A aan B heeft afgelost zijn? Ik denk, dat zelfs helse geesten dat niet kunnen beweren. Bijgevolg kunnen we dat toch (les te minder van de Heer beweren, daar Hij toch in Zichzelf de allerhoogste liefde en wijsheid is.
[13] Daarom moet aan de door jou aangehaalde teksten over de macht om zonden te vergeven een andere uitleg gegeven worden, want die van jou raakt kant nog wal. Ik zal je daarom wat tijd geven om daarover goed te kunnen nadenken; daarna kun je me dan meedelen tot welke slotsom je bent gekomen. Maar langer dan zeven minuten moet je er niet over nadenken. Welnu, onderzoek jezelf naar geest en waarheid. Amen.
«« 83 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.