Het levendige gebed van de prior en de uitwerking ervan

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 89 / 101 »»
[1] Kijk, onze prior begeeft zich alweer naar de zielenslapers. Deze keer moet ook ik mij aan mijn belofte aan de zielenslapers houden en naar hen toe gaan. Daarom gaan we de prior achterna zodat jullie kunnen zien wat er zal gebeuren. Kijk, we zijn al samen met de prior ter plaatse. Nu stellen we ons hier wat verdekt op, zodat we kunnen zien wat onze prior allemaal met onze zielenslapers zal doen. Hij is dicht bij de kloof en begint zojuist te spreken.
[2] Let dus op, want de prior zegt: geliefde broeders, jullie weten wat ons in ons klooster steeds gescheiden hield; het was niets anders dan een verschil van mening over de toestand van de ziel na de dood van het lichaam. Jullie beweerden dat de ziel tot aan de dag van het laatste oordeel in een of andere passieve, nauwelijks bewuste slaaptoestand moet vertoeven en jullie beriepen je voor deze mening op verschillende kerkleraren. Maar wij, die daar buiten stonden, hadden daarover een opvatting die lijnrecht tegenover die van jullie stond. Wij hielden jullie voor dat, wanneer het zo is dat de ziel zich na de dood van het lichaam in een of andere passieve, nauwelijks bewuste slaaptoestand zou bevinden, al onze kerkelijke functies die gericht zijn op het heil van de ziel, dan eigenlijk ijdel en leeg bedrog zijn, omdat er bij zo'n toestand van de ziel na de dood noch een vagevuur noch een of andere graad van de hel denkbaar is.
[3] Ondanks ons tegenbewijs hebben jullie toch met grote heftigheid jullie mening verdedigd. Zo was er tussen jullie en ons voortdurend een heimelijke, vurige kloof, waaruit bij iedere poging om een brug naar jullie te bouwen, voortdurend verwoestende vlammen omhoog schoten. Wat zich op aarde tussen ons slechts openbaarde als een meningsverschil, dat openbaart zich hier als een zichtbare realiteit.
[4] Maar nu wil ik jullie iets anders meedelen. Jullie weten even goed als ik van de machtige bode die naar ons toe is gekomen om ons allen van onze oude waanideeën te bevrijden. Deze bode heeft mij overduidelijk aangetoond hoe verkeerd en dwaas wij met alles bezig zijn, en hij wees mij een nieuwe weg om in te slaan. Deze weg is geen andere dan alleen de liefde tot de Heer Jezus Christus, die de enige God is van alle hemelen en alle werelden en die in Zijn woord van Zichzelf heeft gezegd dat Hij en de Vader één zijn en dat wie Hem ziet, ook de Vader ziet. Verder heeft Hij nog gezegd: wie Zijn woord hoort en ernaar leeft, die heeft het eeuwige leven in zich, en wie gelooft dat Hij de eniggeboren zoon uit God is, die zal eeuwig nooit meer een dood smaken!
[5] Dat is dus de weg, ja een geheel nieuwe weg, die de bode ons heeft aangegeven. Als we deze weg volgen, deze weg bewandelen en ons op deze weg, dus in de enige Heer Jezus Christus als ware broeders verenigen, dan zal deze nietige kloof tussen jullie en ons spoedig een goede brug krijgen, waarover wij allemaal samen behouden in het rijk van de goddelijke barmhartigheid van de enige Heer Jezus Christus kunnen aankomen.
[6] Onderzoek daarom jezelf. Werp jullie oude, bedrieglijke slaapgewaad af en wend je samen met mij tot onze enige Heer Jezus Christus. Dan zal Hij, voor wie geen situatie in de hele oneindigheid en eeuwigheid onbekend is, Zich volgens Zijn oneindige liefde over jullie ontfermen en meteen over deze kloof een brug van duurzame kwaliteit bouwen, waarover jullie dan behouden kunnen wandelen! De vlammen in de diepte zullen dan zeker ook doven, zodra jullie met mij en dus ook met al onze broeders, één worden in het geloof en in de liefde voor onze enige Heer Jezus Christus.
[7] Nu is de prior uitgesproken en van de overkant van de kloof antwoordt hem iemand: beste vriend en broeder, jouw woorden zijn weliswaar prijzenswaardig en vol goede bedoelingen, maar wat hebben wij daaraan? Je moet toch weten dat een mens na de dood van zijn lichaam niets verdienstelijks meer kan doen voor het eeuwige leven en dat daardoor alle geloof en alle liefde hier zo goed als vergeefse gedachten van de geest zijn. Daarom kunnen we jou al bij voorbaat verzekeren dat jouw op zich zeker goede bedoeling ons allen hier heel weinig meer zal baten.
[8] Nu zegt de prior weer: o geliefde vrienden en broeders, jullie zogenaamde verdiensten voor het eeuwige leven vormen nu juist het kardinale probleem voor ons aller heil! Heeft de Heer niet, zoals de bode mij duidelijk heeft aangetoond, tegen Zijn apostelen en leerlingen gezegd: Als jullie alles gedaan hebben, zeg dan: wij zijn onnutte knechten geweest'!
[9] Maar afgezien van deze tekst, zeg me eens lieve vrienden en broeders, wat kan een machteloos schepsel wel voor verdienstelijks voor de almachtige God verrichten? Wie van jullie die zich verdienstelijk wilde maken, heeft ooit met zijn kracht een grashalm of ook maar een bladluis geschapen? Wie van jullie was bij het scheppen van alle werelden en hemelen aanwezig om de Heer ook maar de geringste dienst te bewijzen? Wat hebben wij aan het grote werk van de verlossing bijgedragen zodat we zouden kunnen zeggen: we hebben wat verdienstelijks gedaan om God, de Almachtige, te helpen? Wat hebben wij er dan vooraf toe bijgedragen, toen we ons eerste leven van de Heer ontvangen hebben? Welke diensten kan een zwak kind zijn ouders bewijzen, zodat het tegen hen kan zeggen: geel me mijn verdiende deel?
[10] Kijk, wij waren niet alleen altijd volkomen onnutte knechten voor de Heer, maar verbeeldden ons als werkelijk dwaze luilakken, ook nog iets verdienstelijkst voor Hem te hebben gedaan. O vrienden, o mensen, o broeders, en zedenprekers, hoe ver hebben wij ons met zulke waanideeën van het doel van de eeuwige waarheid verwijderd! Hadden wij maar liever op aarde geloofd en aangenomen wat we hier hebben aangenomen; dan zou het er nu beter met ons voorstaan dan tot op heden het geval is.
[11] Maar omdat we ons niet meer in het tijdelijke kunnen terugplaatsen, is het nu in onze geestelijke situatie dan ook werkelijk de allerhoogste tijd, die eeuwigheid heet, om deze grote waanideeën te onderkennen en in ons binnenste voor de Heer deze onze allergrootste schuld heel berouwvol te bekennen, ten gevolge waarvan we zo lang in de waan leefden ooit iets verdienstelijkst voor God en tot ons eigen zielenheil te hebben gedaan.
[12] Broeders, laten we ons voor het hoofd slaan en eens spontaan zeggen: o Heer, dat allemaal is alleen onze grootste schuld, waardoor we, o heilige Liefde, eeuwig Uw schuldenaars zullen blijven! - Broeders, ik ben ervan overtuigd dat, wanneer jullie dit levendig in jezelf zullen ervaren zoals ik het nu duidelijk ervaar, jullie zeker in een andere situatie terecht zullen komen en wel via een brug waarvan wij allen tot nu toe geen vermoeden hadden.
[13] Zeg nu ook in jullie harten met mij mee, en zeg het luid: o, almachtige, heilige Liefde, allerbarmhartigste Heer en Vader in Jezus Christus, wij bekennen nu voor U onze oude, grote schuld. Wij zeggen nu dat we voor U altijd niet alleen onnutte, maar de allerslechtste knechten waren en wij bekennen dat alle veronderstelde verdiensten van onze kant voor U, o heilige Vader, een gruwel moesten zijn. Toch vragen wij U hier in onze uiterste en grootste nood, wil ons genadig en barmhartig zijn! Laat ons hier ware broeders worden die elkaar door Uw genade en ontferming altijd liefhebben en U in alle omstandigheden eren, loven en prijzen. Wij smeken U ook uit de grond van ons hart, dat U, o heilige Vader, ons, allergrootste zondaren voor U, slechts de allerhoogste genade wilt verlenen om U, o eeuwige Liefde, toch met al onze krachten te mogen liefhebben!
[14] O broeders, zeg dit oprecht in jezelf en zeg ten slotte nog: o Vader, wat wij hebben gevraagd, hebben we uit eigen wil gevraagd, daarom smeken wij U om U met Uw erbarming vooral niet naar onze wil te richten, want alleen Uw wil is heilig en daarom geschiede ook alleen maar Uw allerheiligste wil!
[15] Kijk, deze woorden van de prior hebben onze zielenslapers helemaal tot andere gedachten gebracht; daarom trekken ze ook hun kleren uit en staan nu naakt voor ons, Maar kijk nu ook naar de deur van de teller: daar komt zojuist een heel eenvoudige man naar binnen. Weten jullie wie deze man is? lullig kunnen het wel weten; het is Degene tot wie de prior zich heeft gewend. Nu zal zich ook pas de algemene hoofdscène gaan afspelen. Daarom kunnen jullie hier werkelijk nog buitengewoon grote dingen verwachten.
«« 89 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.