De eenvoudige man. Vrijwillige bekentenis van de prior

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 90 / 101 »»
[1] Kijk, de eenvoudige man gaat naar onze prior toe. Als deze hem ziet gaat hij hem, zoals jullie zien tegemoet en richt zich al spoedig met de volgende woorden tot hem: vriend en broeder, wees duizendmaal gegroet en van ganser harte welkom! Je bent nog wel een vreemde voor mij, want ik kan me niet herinneren jou ooit in mijn gemeenschap te hebben gezien. Op aarde had ik echter reeds veel mensenkennis, waarvan ik, al is het maar een klein deel, vanzelfsprekend slechts door de allerhoogste onverdiende genade en erbarming van de Heer, mee hiernaartoe heb gebracht. Daarom zie ik dat jij een man met een zeer edele inborst moet zijn. Ik zal je dan ook dadelijk vertellen wat ik op het hart heb.
[2] Kijk, wij behoorden op aarde allen tot de priesterstand. Maar zoals het in de wereld nu eenmaal toegaat, waren wij voor het aangezicht van de Heer zeker allesbehalve priesters. We deden weliswaar automatisch de ons voorgeschreven zogenaamde godsdienstige ceremoniën, maar hoe weinig echt `godsdienstig' zij waren, heeft een bode van de Heer ons zojuist zonneklaar duidelijk gemaakt. Om kort te gaan, we waren tot nu toe, en zijn dat merendeels nog, gevangen in onze eigen dwalingen, die op alle mogelijke verkeerde ideeën gebaseerd waren. We zouden daar zelf nooit uit zijn gekomen als de oneindige liefde van de Heer zich niet over onze grenzeloze armoede had ontfermd.
[3] Aan de overkant van deze kloof zie je nog degenen van onze broederschap die het meeste gevaar lopen. De bode van de Heer heeft mij hierheen gezonden om de arme broeders uit deze gevangenschap weg te leiden. Ik deed reeds al het mogelijke om dit gezegende doel met hen te bereiken, maar er is over deze kloof nog steeds geen oversteekplaats te zien. Ik weet echter wat de bode van de Heer me heeft opgedragen en ben er innerlijk ook volkomen van overtuigd dat ik deze arme broeders van ganser harte zou willen helpen als liet eiaar op een of andere manier mogelijk was.
[4] De bode van de Heer heeft me trouwens voor deze opdracht uitsluitend naar de hulp van de Heer verwezen. O lieve vriend en broeder, ik ben er diep in mezelf wel van overtuigd dat de Heer als niemand anders in de gehele oneindigheid deze broeders en ook mij kan helpen, maar ik weet ook dat ik die hulp van de Heer maar al te onwaardig ben. Wanneer jij me echter bij het redden van deze armen een beetje zou willen en kunnen helpen, dan ben ik ervan overtuigd dat je zeker voor deze allerarmste broeders een goed werk hebt verricht. En als het ons dan gelukt is om in Naam van de Heer deze armen over deze huiveringwekkende kloof te brengen, dan zal ik mij samen met jou voor het eerst in geest en volle waarheid in mijn nietigheid voor de Heer in het stof werpen en zeggen:
[5] O Heer, allergenadigste en beste Vader, ik dank U voor de onmetelijke genade die U mij hebt bewezen, waardoor ik nu inzie en uit de grond van mijn hart kan zeggen: o Heer, ik heb niets, maar U hebt alles gedaan; ik ben daarentegen Uw slechtste en meest nutteloze knecht.
[6] De eenvoudige man zegt: welnu, mijn lieve vriend en broeder, ik heb je helemaal begrepen. Maar wat gaan we nu doen? Moeten we er misschien balken of planken overheen leggen?
[7] De prior zegt: o, lieve vriend en broeder, dat heb ik al geprobeerd, maar dat grimmige vuur daar beneden verwoest meteen alles wat men er overheen legt. Kijk maar eens naar beneden; het is om wanhopig van te worden als men ziet hoe die huiveringwekkende vlammenzee daar tekeer gaat.
[8] De eenvoudige man zegt: goed, lieve vriend en broeder, dan zal ik gaan en kijken hoe het met dat vuur gesteld is. Kijk, ik ben al bij de kloof en ik moet je eerlijk bekennen dat ik op enkele vonkjes na werkelijk geen vuur meer zie.
[9] Om zich daarvan zelf te overtuigen gaat de prior ook kijken. Als hij echter in de kloof heeft gekeken, heft hij zijn armen omhoog en roept de andere broeders toe: o broeders, kom dichter bij de kloof en overtuig jezelf ervan, hoe oneindig genadig en barmhartig de Heer is! Er zijn nauwelijks nog enkele vonkjes in de diepte te zien. Werp je neer en dank onze enige Heer! Hij alleen heeft dit huiveringwekkende vuur verstikt. Verstikken jullie nu deze vonkjes met tranen van berouw en betuig Hem, de heilige almachtige Helper in iedere nood, de grootst mogelijk dank. Wees er volkomen van overtuigd en verzekerd dat de goede, heilige, liefdevolle Vader, die ons tot zover heeft geholpen, ons zeker ook nog verder zal helpen.
[10] Kijk eens hier, er is een goede, lieve broeder naar ons toe gekomen. Nog weet ik niet vanwaar en wie hij is, maar liet is wel zeker dat de allerbarm hartigste Heer Jezus Christus hem heeft gezonden om mij bij jullie redding te helpen, want dat maak ik uit zijn grote bereidwilligheid op.
[11] Kijk, de reeds naakte broeders aan de overkant van de nu gebluste kloof werpen zich bij de woorden van de prior diep ontroerd nogmaals op hun aangezicht en danken God voor zoveel genade en erbarming. En de prior vraagt nu aan de eenvoudige man, of hij denkt dat er nu met balken en planken een brug kan worden gebouwd.
[12] De man zegt: ik denk, als de Heer het vuur reeds zonder jouw toedoen heeft geblust, het ook nog zou kunnen gebeuren dat op het juiste moment, als jij het nodige vertrouwen hebt, deze kloof zich, evenals ze eertijds kon ontstaan, wellicht ook weer kan sluiten.
«« 90 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.