Een boom als voorbeeld van het wezen van het geestenrijk

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 126 / 127 »»
[1] In de loop van het gehele relaas met betrekking tot het gebied van het rijk van de geestelijke zon, is zo ongeveer bij elke situatie zeer gedetailleerd aangetoond hoe de geestenwereld met de natuurlijke samenhangt; men zou daarom gevoeglijk kunnen zeggen: om vanuit de verschijningsvormen tot de kern van de zaak te kunnen komen is het bijna onnodig om hier verder nog iets aan toe te voegen, omdat juist deze in de loop van het hele verhaal tot in alle bijzonderheden voldoende werd toegelicht.
[2] Maar Ik zeg: van het goede heeft een mens nooit teveel, wel van het slechte; want veel goeds kan vaak het slechte niet goedmaken; maar een beetje van het slechte kan vaak veel goeds bederven!
[3] Daarom zullen we het onderhavige onderwerp nog met een paar aanschouwelijke voorbeelden zo duidelijk mogelijk toelichten.
[4] Kijk eens naar een boom. Zijn wezen, zoals het zich voordoet, schetst jullie het hele wezen van de geestenwereld in zijn relatie tot de natuurlijke wereld in de overeenstemmende verschijningsvorm.
[5] Het inwendige van de boom, de kern dus, is het hemelse; de stam, de takken en de twijgen zijn het eigenlijke geestenrijk, dat zijn leven van de inwendige kern ontvangt. Op het hout van de stam zien jullie de schors, die de zichtbare buitenkant van de boom is. De schors op zich is dood, maar onder de uiterlijke, dode schors bevindt zich nog een andere schors, die jullie 'de levende' noemen. Deze is te vergelijken met de verbindingstoestand, waar het geestelijke in het materiële overgaat.
[6] Laten we de werking van deze schors eens bekijken. Uit haar komt als eerste de buitenste, dode schors voort en verder komt uit deze levende schors al het vergankelijke gebladerte voort, evenals de uiterlijke vorm van de bloesem en tenslotte zelfs de uiterlijke schil van de vrucht.
[7] Al deze producten zijn echter niet blijvend; mettertijd als ze hun dienst hebben gedaan, vallen ze af.
[8] Kijk, zo is het met de wereld en alles wat erbij hoort gesteld. Dat lijkt allemaal op de uiterlijke schors, de bladeren en de bloesems, maar tenslotte ook op de vruchten van de boom. Deze vallen af, maar de boom blijft en draagt in zijn innerlijke leven veelvoudig het uiterlijke beeld van het zichtbare en vergankelijke. Hoe kan men nu vanuit het zichtbare tot de innerlijke, ware kern komen? Ik zeg: op de gemakkelijkste manier van de wereld. Jullie hoe- ven je slechts het zichtbare oneindig veelvoudig en tevens gezamenlijk doelmatig werkend voor te stellen, dan hebben jullie de kern van het geestelijke al voor je.
[9] Het echt wezenlijke wordt dus duidelijk als jullie de jarenlange vegetatieve activiteiten van een boom beschouwen. Deze bestaan uit niets anders dan een constante vermeerdering en een voortdurend in kracht toenemend leven.
[10] Heel eenvoudig wordt dit in één enkele kleine zaadkorrel in de aarde gelegd. Hoeveel levenskracht er oorspronkelijk in deze zaadkorrel ligt, bijvoorbeeld in een eikel, kan iedereen uitproberen door er een in zijn handen te nemen en ermee te spelen als met een donsveertje.
[11] Wanneer echter deze nietige eikel in de aarde wordt gelegd, begint zich daarin het vegetatieve leven te ontwikkelen. Eerst zien we een jonge eikenboom met hoogstens twee bladeren. In dit eerste stadium is het vegetatieve leven van de eik in wording nog zwak. Hij overtreft nauwelijks tienmaal het gewicht van de oorspronkelijk gladde eikel. Maar bekijken we hem zo'n dertig jaar later, dan heeft hij reeds zo'n machtige vegetatieve levenskracht verworven dat jullie zelfs met de reusachtige kracht van verscheidene paarden niet in staat zullen zijn om hem uit de grond te trekken. Maar bekijk hem eens als hij de leeftijd van honderd jaar heeft bereikt. Wat een reusachtige, majestueuze boom en wat een alle stormen trotserende kracht ligt er in hem! Hoeveel duizendvoudig heeft deze honderdjarige eik zijn oorspronkelijke, minieme, vegetatieve leven in gelijksoortige eikels gereproduceerd en hoe overdadig heeft hij met zijn afval en dus in zekere zin met zijn overtollige vegetatieve levenskracht de aarde om zich heen bemest en deze tot constante vermeerdering van eigen levenskracht aangezet!
[12] Om kort te gaan, zo'n boom is een wereld vol leven geworden. En dat alles kwam uit één enkele nietige eikel tevoorschijn.
[13] Kijk, zo gaat er oorspronkelijk slechts één vonkje levenskracht van Mij uit, toegerust met het vermogen om zich als levenskracht tot in het oneindige te ontwikkelen. En deze verschijningsvormen van de boom dienen er nu juist voor om iedereen een duidelijk inzicht te verschaffen.
[14] We zeiden hiervoor al: uit de levende schors komt het zichtbare gebladerte, de bloesem en zelfs de bolster van de vrucht voort. In de vrucht zelf krijgt de kiem van de pit slechts een heel klein vonkje van het algehele leven uit de kern van de boom. De kern wordt tezamen met de vrucht rijp en stelt de mens in zijn aardse verschijningsvorm voor. Hoogst eenvoudig en weinigzeggend is zijn uiterlijke vorm en gering is zijn kracht. Maar hij is te vergelijken met een eikel. Wanneer hij in de goede grond van Mijn wil wordt gelegd, gaat zijn innerlijke kiem open en deze wordt tenslotte zelfs een majestueuze boom, wiens kracht de kracht van talloze vroegere eikels overtreft.
[15] En kijk, zo heeft ieder mens de kiem van zijn geestelijke toestand, die de eigenlijke geestenwereld is, reeds in zich. Hij is op deze aarde een levensvonkje dat zich moet ontwikkelen tot een levenszon. Uit zijn atoomgrote levenskiem moet een reusachtige, krachtige levensboom groeien. En zo is het!
[16] Zoals een eikel talloos vele wouden vol reusachtige bomen, die zich allemaal uit die ene kern kunnen ontwikkelen, in zich draagt, zo draagt ook de mens in zijn zo nietig schijnende leven op deze aarde een oneindige kracht en de mogelijkheid om deze verder te versterken in zich.
[17] Maar in het evangelie zegt degene die zijn talent had begraven: 'Ik weet dat u een strenge Heer bent en wilt oogsten, terwijl u niet hebt gezaaid. Waar u één inzet, daar wilt u duizend winnen; daarom begroef ik het talent, zodat ik het u kan teruggeven zoals u het mij hebt gegeven'.
[18] Daarop zegt echter de heer van de talenten: 'Hé, jij ondeugende knecht! Als jij wist dat ik een onrechtvaardig man ben en wil oogsten terwijl ik niet heb gezaaid, waarom bracht je het talent dan niet naar een wisselaar, die mij daarop woekerrente zou hebben gegeven?'
[19] Kijk, uit deze tekst blijkt heel duidelijk, dat Ik het leven in de kleinst mogelijke hoeveelheden uit Mij uitstrooi in de eindeloze gebieden van Mijn alom heersende Zijn, om uit elk van deze kleinste levenshoeveelheden een uitermate vergrote levensmassa terug te ontvangen.
[20] Dat is het ware, meest innerlijke wezen van al het geestelijke leven. Maar ben Ik werkelijk een harde, zelfzuchtige, onrechtvaardige levenswoekeraar? O nee, want buiten Mij is er immers nergens leven en wel om de eenvoudige reden dat er nergens een 'buiten Mij' bestaat! Ik ben eeuwig de voedingsbron voor al het leven!
[21] Wat zou er wel van het leven worden als in de loop der tijden deze oerbron van al het leven uitgeput zou raken? Kijk, dan zou al het leven in het oneindige vervluchtigen en tenslotte zou er niets anders overblijven dan een eeuwig lege, duistere, dode oneindigheid!
[22] Wanneer echter Ik als oervoedingsbron van al het leven Mijzelf ieder ogenblik, tot in het oneindige in Mijzelf terugkerend, onophoudelijk krachtiger en sterker maak, dan zal daardoor het leven van alle afzonderlijke deeltjes, dat zich in jullie, geschapen mensen kenbaar maakt, toch ook in gelijke mate oneindig vermeerderd, gevoed en gesterkt worden.
[23] Hoe sterker de Vader, des te sterker ook Zijn kinderen. Uit de mier komen wel eendagsvliegen, maar geen adelaars en leeuwen voort. Overal brengt het zwakke weer iets zwaks en het sterke iets sterks voort. Zoals dus het zwakke nooit iets sterks voortbrengt, zo brengt het sterke ook nooit iets zwaks voort. Een adelaar is nooit de verwekker van een vreesachtige duif en een haas kan zich er nooit op beroemen dat de leeuw zijn verwekker zou zijn.
[24] Als jullie nu kinderen van een almachtige Vader zijn en de levenskiem van de Vader in jullie dragen, sterk deze kiem dan in de goede aarde van Mijn wil en maak de Vader in jullie sterk; dan worden jullie daardoor ook in dezelfde mate sterk in de Vader. Want de Vader verlangt jullie sterkte niet voor Zichzelf, maar Hij verlangt deze voor jullie, opdat ook jullie zo volmaakt mogen worden, als Hijzelf in Zich ofwel in de hemel volmaakt is.
[25] Kijk, dit beeld laat zien hoe jullie vanuit de uiterlijke verschijningsvorm tot de innerlijke kern van het leven kunnen komen. Hierna volgt een ander beeld voor hetzelfde doel!
«« 126 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.