Het hemelrijk komt overeen met deze tegenwoordige tijd

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 125 / 127 »»
[1] Wat over het 'hemelrijk' verder nog gezegd kan worden, is dat het overeenkomt met jullie tegenwoordige tijd, die weer te vergelijken is met de zaaier uit het evangelie, die goede zaden uitstrooide waarvan een deel op de weg, een deel in het struikgewas, een deel op steenachtige bodem en slechts een deel in goede aarde viel.
[2] Kijk eens naar jullie tijd, lijkt ze niet op de zaaier en op het hemelrijk?
[3] Het woord wordt overal uitgezaaid; overal leven nog gewekte mensen die het woord vanuit de innerlijke kern uitleggen. Alleen de behoeften van de mensheid in de tegenwoordige tijd zijn gelijk geworden aan de weg waarop het zaad valt, ofwel zij zijn puur werelds geworden. Daarom heeft het woord bij hen hetzelfde effect als wanneer men erwten tegen een wand zou gooien, want daaraan zal er geen blijven hangen en nog minder wortel schieten in deze harde, steile en gladde ondergrond.
[4] Al zou Ik alle engelen van de hemel naar de aarde zenden en door hen het woord des levens overal op de meest wonderbaarlijke wijze laten verkondigen, dan zullen de mensen het vandaag, morgen en overmorgen ontroerd aanhoren en aannemen, maar naderhand zullen zij beginnen het wonder geheel onverschillig te beschouwen en zullen daarbij als voorheen weer achter hun wereldse zaken aanhollen.
[5] Dat zijn de op de materie gerichte mensen met hun nooit te stillen behoeften. Zij lijken op het struikgewas en de doornen. Ook al ontkiemt het woord aanvankelijk nog, toch zal het spoedig verstikken en de mensen zullen er daarna nog onverschilliger tegenover staan dan ervoor. Want eerst zeiden ze: zouden wij het op een werkelijk wonderbaarlijke wijze hebben ontvangen, dan wilden wij wel geloven en ernaar handelen. Ik kom echter ook aan deze wens tegemoet. Bijna overal strooi Ik het nu zoals hier wonderbaarlijk uit. Maar welke uitwerking heeft het? Hoogstens leidt het hier en daar tot wat politieke overwegingen; dat is dan ook alles. Of iemand zich echter daarnaar zou willen richten - deze goede aarde - waar is zij?
[6] Ik zeg: waar honderd miljoen mensen leven, is het al teveel gezegd als duizend mensen zich werkelijk levendig daarnaar zouden richten. Wat heb je daarbij aan tien- of honderdduizend mensen, die het wel echt gelovig aanhoren, maar het in praktijk brengen dag in dag uit voor zich uitschuiven, want zij zeggen: waarom zou men zich toch zo inspannen om een eeuwig leven te verkrijgen? Is er een eeuwig leven, zoals zij dat geloven, dan zal het toch niet zo moeilijk zijn om het te verkrijgen. Daarom er maar vrolijk op los geleefd en tenslotte toch zalig gestorven! Wat hebben we nog meer nodig?
[7] Daar hebben we dan ook meteen de stenige en zandige grond. Deze neemt het zaad wel op en de helft ervan komt ook wel op, maar omdat de grond geen vocht bevat gaat datgene wat opgekomen is tenslotte weer te gronde!
[8] Daarom houdt het geloof op zich nooit stand als het niet door de daad tot leven komt; evengoed wordt met louter theorie zonder wezenlijke praktische oefening niemand een actief handelend mens.
[9] Zo zijn er tegenwoordig ook legio lieden te vinden die beschouwingen over moraal en religie houden, maar al deze praters willen zelf niet de proef op de som nemen en niet ook maar het geringste doen. Eenieder denkt reeds iets buitengewoon verdienstelijks te hebben gepresteerd wanneer hij maar goed heeft gepredikt en met zijn gepraat over moraal en religie hoogstens enkele domme toehoorders en dwepers voor zich heeft gewonnen.
[10] Niemand wil echter serieus de wegen bewandelen die hem rechtstreeks naar de plek zouden voeren waar hij met Mijzelf in contact zou komen om uit Mijn mond een levende leer te ontvangen, die hem dan tot goede aarde zou kunnen omvormen.
[11] Er zijn weliswaar heel wat en theosofen, maar onder hen is er nauwelijks één te vinden die werkelijk door God onderricht is volgens het evangelie van Johannes, waarin staat dat zij allen door God onderricht moeten zijn!
[12] Waarlijk, als Ik niet vanuit Mijn grote barmhartigheid hier en daar iemand zou wakker schudden, zoals een ijverige heer des huizen zijn slome en luie personeel wakker schudt, dan zou vanaf de tijd van de apostelen tot op heden bijna niemand meer weten wat 'het levende woord' is en wat het wil zeggen 'door God onderricht te worden'.
[13] De hedendaagse godgeleerden plaatsen Mij liever heel mysterieus boven alle sterren en laten Mij daar zitten in een volkomen ontoegankelijk licht. Waarom doen ze dat? Zij doen dat om verschillende redenen. De eerste zou bijvoorbeeld kunnen zijn: wat ver weg is, zit ons niet in de weg. De tweede zou kunnen zijn: voor geen mens is het dan mogelijk om God zo dicht te naderen dat hij door Hem onderricht zou kunnen worden. En nog een reden die op de vorige berust luidt als volgt: God heeft de mens vernuft en verstand gegeven; dat is het levende woord van God in de mens. Wie zich daaraan houdt, leeft volgens Gods wil en wie zijn vernuft ontwikkelt, wordt reeds door God onderricht, want niemand kan rechtstreeks door God onderricht worden, maar alleen indirect; God woont immers boven alle sterren in het ontoegankelijke licht.
[14] Als Ik dan in strijd met deze mysterieuze theosofische stellingen toch hier of daar iemand opwek die rechtstreeks van Mij een levende openbaring ontvangt, dan wordt hij door het grootste deel van de tegenwoordige mensheid voor een dwaas en dweper uitgemaakt, soms ook voor een bedrieger en een charlatan die van de gaven van zijn verstand weet te profiteren. Zeg eens, is het niet zo?
[15] Verschillende mannen van deze tijd en uit de achttiende en negentiende eeuw, maar ook sommige uit vroegere eeuwen, die het levende woord ontvingen, zullen voor jullie geen onbekenden zijn. Wat is echter hun lot? Ze worden doodgezwegen. Voor de geleerde wereld is het voldoende dat zij hun namen kent. Wat deze mannen echter vanuit Mij hebben geleerd, dat zegt hun niets. Als er hier of daar nog iemand is die zo'n boek leest, stuit hij al gauw op stellingen die niet met zijn verstand overeenkomen. Daarom verwerpt hij weldra het geheel en schenkt aan de door Mij onderrichte man verder geen aandacht meer.
[16] In het beste geval laat men hoogstens Mij alleen nog enig recht wedervaren, maar Mijn boodschappers zijn louter dwazen en bedriegers.
[17] Is het in jullie tijd niet ook zo gesteld? Ik denk dat dit voor iedereen wel voor de hand ligt.
[18] Omdat echter het hemelrijk niet ergens een bepaalde plaats heeft, maar zuiver een toestand van het leven is, is het hemelrijk ook volkomen gelijk aan jullie tijd en wel aan deze tijd, namelijk karig, armzalig, klein en zeldzaam.
[19] En waar het nog is, daar is het niet zuiver. Zal het echter wel een hemelrijk zijn als het niet helemaal zuiver is? Ik zeg jullie: het hemelrijk is in dit opzicht zeer relatief en wel omdat iedereen zijn eigen stokpaardje berijdt.
[20] Eenieder vindt in zijn domheid zijn hemelrijk. Of dat het ware uit Mij is, dat is een andere vraag; dat is werkelijk zeldzaam, karig en schaars geworden. Waarom? Omdat het goede aardrijk bij de mensen verloren is gegaan. Ook al zou Ik nu hoe dan ook het allerbeste en zuiverste zaad uitstrooien, dan valt het toch slechts op wegen, tussen doornen en op steenachtige grond en hier en daar tussen een spleet in de weg. Zo komen er van een miljoen zaadkorrels die in een rotskloof vallen ongeveer duizend op en komen er honderd tot volle wasdom. En dat is dan de hele oogst en het hele hemelrijk! Dat is toch zeker karig, apart en schaars!
[21] Hieruit kunnen jullie nogmaals opmaken dat alles wat er tot nu toe gezegd is zijn goede redenen heeft en dat aan de oppervlakkige verschijningsvorm van het geestelijke evenmin iets gelegen is als aan de verschijnselen van de tijd. Ze zijn leeg en hol, maar voor de wijze zijn ze een geschrift en in de hoofdlijnen daarvan vindt hij zonder veel moeite de innerlijke waarheid. Want aan iedere verschijningsvorm gaat een actieve oorzaak vooraf. Is de verschijningsvorm nobel en goed, dan zal de oorzaak dat ook in dezelfde mate zijn; is de verschijningsvorm echter onedel, dat betekent werelds, materieel en slecht, dan zal haar oorzaak dat in gelijke mate zijn.
[22] Wie dus al het geestelijke in zijn ware gedaante wil zien, moet zich niet binden aan het zichtbare, maar het slechts gebruiken om de geestelijke achtergronden te onderzoeken. Heeft hij deze gevonden, dan heeft hij het hele wezen van de geestenwereld gevonden. Hoe dit echter uit het zichtbare kan worden afgeleid, zal in het vervolg worden getoond.
«« 125 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.