De liefde van God - de oergrondstof van alle schepselen

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 99 / 127 »»
[1] De liefde van God is de oergrondstof van alle schepselen, want zonder haar zou er eeuwig nooit iets geschapen hebben kunnen worden. Deze liefde stemt overeen met de alles verwekkende en tot leven brengende warmte en alleen door deze warmte zien jullie de aarde onder jullie voeten groen worden.
[2] Door de warmte krijgt de starre boom zijn bladeren, gaat hij bloeien en het is de warmte binnenin hem die de vruchten tot rijpheid brengt. Er bestaat trouwens op het gehele aardoppervlak geen wezen of voorwerp dat bij een totale afwezigheid van warmte zou kunnen ontstaan.
[3] Men zal hier misschien tegenin brengen: bij het ijs, en vooral bij het poolijs, ontbreekt toch zeker alle warmte. Daarmee zal de warmte toch niet veel te maken hebben, want bij een temperatuur van zo'n veertig graden onder nul zou men wel graag willen weten of er een warmtemeter bestaat die daarbij nog een spoortje van warmte zou kunnen aantonen. Hierop zeg ik niets anders dan dat de geleerden van deze aarde nog geen instrument hebben uitgevonden waarmee ze de absolute warmte-eenheid en de absolute koude-eenheid nauwgezet kunnen bepalen en goed meetbaar van elkaar kunnen scheiden. Bij ons is een heel andere maatstaf ingevoerd en gebruikelijk, omdat wij ons in het zuivere, innerlijke weten bevinden.
[4] De geleerden op aarde beginnen met het meten van de koude op het moment dat het water bevriest. Als op het vriespunt de eigenlijke koude al begint, dan zou ik toch wel graag willen weten, volgens welke wetten of op welke manier de koude dan kan toenemen? Waarom voelt bij jullie een temperatuur van zo'n vier tot vijf graden onder het zogenaamde vriespunt nog enigszins dragelijk aan en waarom ervaart iedereen de kou reeds als zeer pijnlijk, wanneer de thermometer tot min achttien graden gedaald is? Kan men hier niet met het volste recht zeggen: min achttien graden voelt men pijnlijker dan min vier graden, omdat bij min vier graden kennelijk nog meer warmte aanwezig is dan bij min achttien graden? Kan men nu min achttien graden reeds als uitgangspunt voor de complete koude nemen? O nee, want men heeft al min dertig graden koude meegemaakt. Deze was nog veel pijnlijker dan die bij min achttien graden. Waarom? Omdat zij weer verreweg minder warmte bevatte dan die van min achttien graden. Min veertig graden zal echter nog pijnlijker zijn dan min dertig. Is dat echter al een reden om te beweren dat bij deze min veertig graden de warmte volkomen afwezig is?
[5] Ik zeg jullie dat dit alleen maar overgangen zijn van warmte naar koude en dus ook omgekeerd. Daarom kan men de volgende, veel juistere maatstaf aannemen:
[6] Elk ding, elk lichaam dat nog in staat is om warmte op te nemen, kan niet volkomen koud worden genoemd, want de hoeveelheid warmte die het bevat komt overeen met zijn grootte en dichtheid. Een ijsklomp van het hoogste noorden kan op het vuur worden gesmolten, waarna het water aan de kook gebracht kan worden. Zou dit ijs geen gebonden warmte bevatten, dan zou het nooit opgewarmd kunnen worden.
[7] Koude is dus die eigenschap van een wezen, waarin het vermogen tot verwarmen absoluut niet meer aanwezig is. Zo kan men zelfs met recht de vorming van het ijs op de noordpool enkel en alleen toeschrijven aan een reactie van de warmte, waarbij zij, bedreigd door de kou, haar materie vastgrijpt, samentrekt en verstevigt, om zodoende de meeste weerstand aan de eigenlijke koude te kunnen bieden.
[8] De warmte is dus identiek aan de liefde, maar de eigenlijke koude is identiek aan de eigenlijke, helse liefdeloosheid. Waar deze dominerend wil optreden, daar bewapent de alles opwekkende en behoudende liefde zich tegen haar, zodat de eigenlijke, alles dodende koude niet in staat is op de aldus gewapende liefde een overwinning te behalen.
[9] Wat betekent vervolgens: 'Heb God lief boven alles'? Natuurlijk gezien kan het onmogelijk iets anders betekenen dan:
[10] Verbind de jou door God gegeven levenswarmte met de jouw scheppende en verzorgende oerwarmte van je Schepper; dan zul je het leven eeuwig nooit verliezen.
[11] Zul je echter jouw liefde, ofwel jouw levenswarmte, vrijwillig van de goddelijke oerlevenswarmte afscheiden en in zekere zin als een zelfstandig heersend wezen willen bestaan, dan zal jouw warmte geen voeding meer krijgen.
[12] Je zult daardoor in een steeds grotere koudegraad terechtkomen. En hoe dieper je zult wegzinken in de steeds strenger wordende koude, des te moeilijker zal het worden om je weer te verwarmen. Ben je echter tot volledige koude overgegaan, dan ben je totaal ten prooi gevallen aan de satan, waar je, volkomen koud zijnde, niet meer in staat zult zijn om warmte op te nemen!
[13] Over hetgeen daar verder met jou gebeurt, weet geen engel in de hemel je ook maar iets te vertellen.
[14] In God zijn weliswaar oneindige diepten, maar wie zal die doorgronden en daarbij het leven behouden?
[15] Ik denk dat men uit deze korte voorbeschouwing al geleidelijk aan begint te begrijpen, waarom dit gebod, dit ene woord van de Heer, het hoogste, ja de zon aller zonnen en het woord aller woorden is. In het nu volgende zullen we daarover nog meer vertellen.
«« 99 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.