Opdracht aan Petrus en Paulus om de voormalige bedoeïenenhoofdman Cado voor te leiden. De vergeefse liefdevolle poging van Petrus om de brutale geest voor zich te winnen.

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 2)

«« 13 / 153 »»
[1] Daarop roep Ik Petrus en Paulus bij Mij en zeg: 'Gaan jullie op weg en breng Cado, die veertien aardse dagen geleden in deze wereld aankwam, bij Me. Ten eerste is het zijn wens, ten tweede moet dit gebeuren opdat deze nieuwe broeders ook maar het geringste spoor van de opvatting kwijtraken dat er in Mij ondanks al Mijn liefde iets despotisch tirannieks zou zijn. Gaan jullie daarom en breng hem hier.'
[2] Beiden verdwijnen plotseling en zijn in een oogwenk bij de beruchte Cado. Als zij zich zo plotseling bij hem bevinden, deinst hij letterlijk achteruit en schreeuwt: 'Wel alle duivels! Wat zijn dat voor beesten in mensengedaante? O vervloekt beestenvolk, jullie zullen me nog tot de bedelstaf brengen!'
[3] Paulus zegt: 'Vriend, wij komen niet bij je bedelen om een aalmoes. Iets dergelijks hebben wij niet nodig omdat alle schatten van hemel en aarde ons toch al ten dienste staan. We zijn iets anders met jou van plan, iets wat veel heilzamer voor je is dan alle schatten der aarde. En dat is, jou, als dat nog mogelijk is, te redden van de eeuwige dood in de hel, want je was op aarde een volslagen duivel in mensengedaante en zodoende al een totaal hels wezen. Nu sta je in de geestenwereld op het punt om naar de onderste hel te gaan, ja, je bent er eigenlijk wat je innerlijk betreft allang in. Indien je dat echter nog wilt, hebben wij de macht jou daarvan te redden, maar dan moet je ons volgen en gewillig alles doen wat wij je zullen aanraden.'
[4] Cado zegt: 'Wat!? Wat bazelen jullie, spitsboeven? Ben ik dan ooit gestorven? Ben ik soms niet meer op aarde in het bezit van al mijn goederen, van mijn goud en zilver? O jullie canaille! Op wat voor een fraaie manier willen jullie mij een paar goudstukken aftroggelen voor een hemel die nergens bestaat, en redden van een hel, die niets anders is dan een uitvinding van arbeidsschuwe papisten! Maak dat je wegkomt, anders roep ik al mijn duivelsknechten en laat jullie met honden verjagen! Zie die schurken daar nou eens staan! Voor geld kunnen ze iemand van de hel redden en de hemel bezorgen! Maak dat jullie wegkomen, anders zal ik het denkbeeld van een hemel en hel meteen uit jullie drijven!'
[5] Paulus zegt: 'Vriend, zulke praatje raken ons niet en wij zijn ook niet bang voor jou, maar laat je dit gezegd zijn: als je ons niet goedschiks volgt, zul je met onze macht kennismaken, want er is voor gezorgd dat jou op je roepen geen duivel te hulp zal komen. Overigens weten wij heel goed, hoe jij op aarde aan je rijkdom bent gekomen. Er waren heel wat hongerige duivels in jouw dienst en een leger grote, wilde honden, die je kasteel omringden. Deze vielen reizigers aan en hielden hen vast totdat jouw arme duivels kwamen en hen tegen een aanzienlijk losgeld van de beesten bevrijdden. Wel werd je vaak aangeklaagd, maar de aanklagers konden niets uitrichten omdat de rechters bij jou in dienst waren. We zouden je veel kunnen vertellen over je roverspraktijken, maar op de juiste plaats zul je al je onmenselijke gruweldaden voor je zien, en dan zal blijken of je er een afschuw van zult krijgen en er berouw over zult voelen. Zo ja, dan ben je nog te redden; zo niet, dan wordt de onderste hel jouw deel! En kom nu goedschiks met ons mee, anders zullen we geweld gebruiken!'
[6] Cado schreeuwt: 'Jullie, honden, willen mij geweld aandoen? Alle duivels, kom hier! We zullen wel eens zien hoe ver jullie komen met je geweld!' Hij wacht een tijdje onder afschuwelijk tandengeknars op zijn huisduivels, maar er komt niemand opdagen en er is geen geblaf van een of andere hond te horen. Ook zijn kasteel, dat hij tot dan toe nog steeds, net als op aarde, als zijn vermeend eigendom voor zich zag, begint heel nevelig te vervloeien als een ijsbloem op een ruit, waar warme lucht langs stroomt.
[7] Als Cado dit begint te merken, schreeuwt hij luid: 'Verraad, verraad! Jullie ellendige honden, jullie hebben mij wat aangedaan! Maak dat je hier wegkomt, jullie honden! Bij alle duivels, ik wil jullie niet volgen! Jullie zijn een stel tovenaars, jullie hebben mijn zintuigen behekst! Weg met jullie, helse honden!'
[8] Bij deze laatste kreten bevindt Cado zich echter al voor Mij en Helena, evenals voor al de andere gasten, zonder echter, op Petrus en Paulus na, ook maar iemand van ons te zien. Helena schrikt van hem, omdat hij letterlijk van woede gloeit en dampt, maar Ik sterk haar, zodat ze hem rustiger kan bekijken. Nu geef Ik Petrus een wenk om bij Cado een bekeringspoging te doen en hem enige ogenblikken paradijselijke landschappen te laten zien.
[9] Petrus begint meteen uiterst wijze en zachtzinnige woorden tot Cado te spreken en zegt: 'Vriend Cado, wees toch verstandig! Kijk, de ervaring moet je toch hebben geleerd, dat op aarde alle goederen ijdel en snel vergankelijk zijn en dat tenslotte de rijkste en de armste hetzelfde stervenslot delen. Al het vlees moet sterven, alle materie vergaan, alleen de inwendige geest blijft onverwoestbaar! Kijk, je bent lichamelijk gestorven en leeft alleen nog in je met geest vervulde ziel onverwoestbaar verder. Houd daarom niet langer vast aan datgene wat voor eeuwig vergaan is, maar erken je grote aardse schulden en wij willen ze voor jou betalen en je dan opnemen in onze waarachtige en eeuwig bestendige wereld, waarin het je nooit aan iets zal ontbreken. Kijk daar eens naar het oosten! Die heerlijke landerijen en paleizen zijn van ons en jij zult ze krijgen; maar dan moet je ons je schulden bekennen, opdat wij ze op ons kunnen nemen.'
[10] Cado kijkt er vluchtig naar en ziet de prachtige landerijen. Na een poosje zegt hij honend: 'Weet je, muizen en ratten vangt men het gemakkelijkst met een lokaas. Menige dwaas betaalt dubbel entreegeld in het theater als een goochelaar hem hersenschimmen laat zien. Maar zo'n domme snoek ben ik niet, dat ik meteen in de haak bijt! Denk jij, domme luilak, dat ik in jouw goochelkunsten trap? Ik weet, wat en wie jij bent en ken mezelf ook heel precies. Zonder mijn lichaam ben ik des te vrijer en zal ik doen wat mij belieft, maar een domme jood zal nooit mijn gids worden. Begrijp je dat, domme ezel? Waarom vraag je naar mijn schulden op aarde? Als jij zo machtig en alwetend bent, moet je toch allang te weten zijn gekomen waaruit ze bestaan! Vereffen ze dan ook, als je er al zo'n plezier in hebt om schulden voor anderen te betalen! Wat gaan jou trouwens mijn misdaden aan? Heb ik dan ooit naar die van jou gevraagd? Maak gauw dat je wegkomt, anders zullen jullie in mij de echte duivel tegenkomen! Heb ik jullie soms als een oude kwezel aangeroepen? Nee, dat doet een Cado, de schrik van de Armeense woestijn, nooit! Cado is een gebieder en de aarde beeft voor zijn naam, maar jullie Jehova is een bedelaar en een prutser op elk gebied! Denk jij soms dat Cado Jehova en het gebazel over Zijn aan het kruis gehangen Jezus niet kent? 0, een Cado kent alles, zelfs Zijn hele leer kent hij beter dan jij, die Zijn rots had moeten zijn voor alle tijden. Maar de rots is in plaats van uit steen, van schapenboter gemaakt en daarom ook gesmolten. Zodoende is er van deze rots niets anders overgebleven dan zijn nietszeggende naam en een heleboel houten beelden, schilderijen en valse relikwieën. Jij bent Petrus en je metgezel is de wat meer snuggere Paulus of Saulus (de laatste naam zou de juiste kunnen zijn!). Zeg mij liever hoe het in deze geestenwereld met jullie meester is gesteld! Oordeelt hij nog ijverig over doden en levenden? Is hij ook zo dom als jullie beiden?
[11] Petrus zegt: 'Hij heeft ons zojuist naar jou toegestuurd, opdat wij jou van de eeuwige ondergang zouden redden!' Cado zegt: 'Waarom is hij niet liever Zelf gekomen? Heeft hij misschien kou gevat bij het oordelen, is daardoor verkouden geworden en kan nu niet uitgaan? Daarom heeft hij jullie waarschijnlijk naar mij toegestuurd om mij wat op te warmen met jullie krachtige adem! Maar Cado is geen schaap zoals de in Bethlehem geboren Messias van de joden, om welke reden zijn landgenoten Hem dan ook aan het kruis hun eer hebben betoond. O jullie domme schapenkoppen! Denken jullie dan, dat een Cado zich ook bij de neus laat nemen als een of andere hongerige jood? Verre van dat, beste schaapjes van God! Cado is een leeuwen nooit een schaapje van God! Begrijpen jullie dat? Als jullie bij je Meester komen, breng hem dan de beste groeten van mij over en zeg hem, dat het mij echt spijt, dat hij op aarde geen Cado was, maar een heel gewoon schaap!'
[12] Petrus zegt: 'Vriend, langs deze weg zul je niet verder komen. Jouw weg loopt naar de hel en naar de eeuwige kwelling vanuit jezelf, want je bent slecht tot in de diepste vezels van je leven! Opdat je echter weet wie Jezus de gekruisigde is, was en eeuwig zal zijn, zeg ik jou, als een van zijn trouwste getuigen: Hij is God, de enige en unieke, de eeuwige, de Heer en Meester, heilig in de eeuwige oneindigheid! Hij alleen kan je behouden, maar ook laten vallen voor eeuwig. Kijk nog eenmaal in de richting van het ochtendgloren naar de geopende hemel, maar kijk ook in de richting van het middernachtelijk duister waar de muil van de hel wijd open staat; waarheen wil je gaan? Geen God zal je oordelen, ook geen engel en ook wij beiden niet, maar jouw wil is jouw eigen rechter!'
[13] Cado zegt: 'Dus daar is de zogenaamde hemel en daar in de richting van het middernachtelijk duister de romantische hel! Zo, zo, dat is heel mooi! Wat kost dit door jullie tevoorschijn getoverde spektakel wel niet? Jullie zijn wel een stel magiërs van de bovenste plank! Zeg eens, is de hel oud-joods of rooms-katholiek, Grieks, Turks of Indisch? Is de hemel soms Perzisch?
[14] Petrus zegt: 'Cado, Cado, je bent een brutale geest en je drijft smadelijk de spot met de oneindige goedheid en erbarming van God. Kijk, wij zijn welwillend en jou goedgezind en bereid om je volgens Gods ordening iedere goede dienst te bewijzen. We hebben je nog met geen enkel hard woord beledigd, behalve dan dat we je aantoonden, hoe het er met jou ten opzichte van Gods gerechtigheid voorstaat, maar jij bent als een wilde tijger tegen ons in woede ontstoken. Waarom dan toch, vriend? Gedraag je toch in je onmacht tegenover ons op dezelfde manier als wij in het bezit van alle macht uit God, tegen jou zijn. Wij zullen het dan gemakkelijker met elkaar eens worden dan tot nu toe. Geloof toch mij, die jou door en door kent, als ik zeg dat het er met jou werkelijk uiterst slecht voorstaat vanwege de voorliefde van jouw hart voor het kwaad. Je kunt jezelf in geen eeuwigheid helpen, maar wanneer je tegenover ons je misdaden bekent en je hart voor ons opent, stel je ons daardoor in de gelegenheid om jouw hart te reinigen. Sluit je het echter steeds meer voor ons af, dan zal het kwaadaardige vuil in je hart zich verharden, en het zal nooit meer mogelijk zijn je te redden van de eeuwige dood! Cado, overdenk toch deze heilzame en allervriendelijkste woorden!'
[15] Cado zegt: 'Besparen jullie je toch alsjeblieft alle moeite er erger mij niet nodeloos. Hebben jullie dan nooit gehoord, dat degenen die van kindsbeen af gewend zijn om te heersen, nooit kunnen of willen gehoorzamen? Jullie kunnen van mij alleen langs de weg van mijn genade en grootmoedigheid iets bereiken, maar langs de weg van jullie raadgevingen nooit ofte nimmer! Een echte koning mag nooit raad aannemen als hij zijn aanzien als heerser wil handhaven. Hij moet steeds heersen!'
«« 13 / 153 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.