Het aardse einde van de oude bisschop en zijn aankomst aan gene zijde

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 1 / 204 »»
[1] Een bisschop die erg gesteld was op zijn bisschoppelijke ambt en eveneens op de leerstellingen, die hij verkondigde, lag op sterven.
[2] Hij die - zelfs toen hij nog maar priester was - de hemelse vreugde in de wonderlijkste kleuren afschilderde en zich uitputte in het beschrijven van de verrukking en gelukzaligheid in het rijk der engelen, maar daarnaast natuurlijk ook de hel en het onaangename vagevuur niet vergat, wilde nu zelf als bijna 80 jarige grijsaard nog steeds geen bezit nemen van zijn vaak geprezen hemel. Nog duizend jaar leven op aarde zou hem liever geweest zijn dan een toekomstige hemel met al zijn verrukkingen en zaligheden.
[3] Daarom stelde onze zieke bisschop ook alles in het werk om maar weer gezond te worden. De beste artsen moesten steeds in zijn nabijheid zijn; in alle kerken van zijn bisdom moesten ziekenmissen gelezen worden; al zijn schapen werden opgeroepen om voor zijn behoud te bidden en voor hem vrome geloften af te leggen en ook te houden, ter verkrijging van een volle aflaat. In zijn ziekenkamer werd een altaar opgericht, waaraan in de voormiddag drie missen gelezen moesten worden voor het herstel van zijn gezondheid; 's middags moesten, tijdens de voortdurende uitstelling van het heilig sacrament, de drie vroomste monniken voortdurend uit het brevier bidden.
[4] Hij zelf riep meermalen uit: 'O Heer, ontferm U over mij! Heilige Maria, lieve Moeder, help mij, erbarm U over mijn aartsbisschoppelijk ambt en genade, dat ik draag tot eer van U en van Uw Zoon; O verlaat Uw getrouwe dienaar niet, mijn enige helpster in de nood, enige toeverlaat van alle lijdenden.'
[5] Niets hielp echter; onze man viel in een diepe slaap, waaruit hij hier op aarde niet meer ontwaakte.
[6] Wat er op aarde met het stoffelijk overschot van een bisschop allemaal voor uitermate belangrijke ceremoniën plaats vinden, dat weet u. Daarom staan wij hier niet langer bij stil, maar gaan in de geestenwereld kijken wat onze man daar zal beginnen.
[7] Zie, daar zijn we al en kijk, daar ligt onze man nog op zijn bed. Want zolang er nog warmte in het hart is, scheidt de engel de ziel niet van het lichaam. Deze warmte is de zenuwgeest die eerst geheel door de ziel moet worden opgenomen, voordat de algehele scheiding plaats kan vinden.
[8] Maar nu heeft de ziel van deze man de zenuwgeest al volledig in zich opgenomen en de engel scheidt zojuist de ziel van het lichaam met de woorden: 'Ephata', dat betekent: 'ziel, open u; maar stof daal af in je vergankelijkheid om te worden ontbonden door het rijk van de wormen en verrotting. Amen.'
[9] En zie, nu staat onze bisschop al op, precies zoals hij geleefd heeft in vol bisschopsornaat en opent zijn ogen. Hij kijkt verbaasd om zich heen en ziet behalve zichzelf niemand, ook de engel niet die hem gewekt heeft. De omgeving is slechts zeer zwak verlicht, te vergelijken met een vrij late avondschemering en de grond lijkt op dor alpenmos.
[10] Onze man is niet weinig verbaasd over deze wonderlijke geschiedenis en zegt tot zichzelf: 'Wat zullen we nu hebben? Waar ben ik? Leef ik nog, of ben ik gestorven? Want ik was erg ziek en het kan best mogelijk zijn, dat ik mij al onder de overledenen bevind! - Ja, ja, om Godswil, zo zal het wel zijn! - O, heilige Maria, heilige Jozef en heilige Anna, mijn drie grootste toe verlaten, kom en help mij naar het rijk van de hemelen!'
[11] Hij wacht een tijd lang, zorgelijk om zich heen spiedend van welke kant de drie zullen komen, maar zij komen niet.
[12] Hij herhaalt zijn oproep luider en wacht, maar er komt nog steeds niemand.
[13] Nog krachtiger wordt dezelfde roep voor de derde maal herhaald, - echter ook deze keer tevergeefs!
[14] Daarop wordt onze man heel angstig. Hij begint wanhopig te worden en zegt in zijn steeds wanhopiger wordende toestand: 'Oh, om Godswil, Heer sta mij bij! (Dit is echter slechts een uitdrukking uit gewoonte van hem.) Wat is dat nu? Drie maal heb ik geroepen en tevergeefs!
[15] Ben ik dan verdoemd? Nee, dat kan niet, want ik zie geen vuur en ook geen 'Gottstehunsbei' (God sta ons bij)! (* Het woord duivel durft hij niet uit te spreken.)
[16] Oh, ooh, (bevend) dit is echt verschrikkelijk! Helemaal alleen! O God, wanneer er nu zo'n God-sta-ons-bij zou komen en ik geen driemaal gezegend wijwater heb en ook geen kruisbeeld, - wat kan ik dan doen?!
[17] En voor een bisschop zal die God-sta-ons-bij wel een bijzondere hartstocht hebben! - Oh, ooh, (bevend van angst) dit is wel een heel wanhopige toestand. Ik geloof zelfs dat bij mij het geween en geknars der tanden al begint?
[18] Ik doe mijn bisschopsgewaad af, dan zal God-sta-ons-bij mij niet herkennen. Maar daardoor heeft hij misschien nog meer macht over mensen zoals ik?! - O wee, O wee, wat is de dood toch verschrikkelijk!
[19] Ja, wanneer ik maar helemáál dood was, dan had ik ook geen angst, maar juist dit levend zijn na de dood, dat is het! O God, sta mij bij!
[20] Wat zou er gebeuren, als ik verder ging? Nee, nee, ik blijf hier! Want wat hier is, dat weet ik nu uit ondervinding! Maar wat voor gevolgen een onbekende stap voor - of achterwaarts heeft, dat kan alleen God weten. Daarom wil ik in Gods naam en in de naam van de heilige maagd Maria liever tot het Laatste Oordeel hier wachten, dan mij ook maar één stap vooruit of achteruit te bewegen!'
1 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.