Bisschop Martinus' verveling en vereenzaming en zijn nadenken over iets wat afwisseling kan geven

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 2 / 204 »»
[1] Nadat onze man daar enige uren stokstijf had gestaan en er niets was gebeurd of in zijn omgeving was veranderd, behalve dat de tijd (ook in de natuurlijke sfeer van de geestenwereld bestaat er zoiets als de aardse tijd) voor zijn begrip wanhopig lang geduurd had, begon hij weer in zichzelf te fantaseren:
[2] 'Wonderlijk, nu sta ik al minstens een halve eeuwigheid op één en dezelfde plek en alles blijft volledig bij het oude. Niets beweegt er. Geen mos en ook geen haar op mijn hoofd, ook mijn gewaad niet. Wat zal er tenslotte gebeuren?
[3] Ben ik dan misschien veroordeeld om eeuwig hier te blijven? Eeuwig? Nee, nee, dat kan niet, dan zou dit reeds de hel zijn. En dan moest ook die verschrikkelijke helleklok te zien zijn met zijn allerverschrikkelijkste slinger, die bij iedere beweging uitroept: 'Altijd!' - O, verschrikkelijk! - en dan weer: 'Nimmer!' O, nog verschrikkelijker!
[4] God zij dank, dat ik dit verschrikkelijke teken van de eeuwigheid niet zie. Of wordt dat pas na het Laatste Oordeel zichtbaar? Zal misschien al gauw het teken van de Mensenzoon aan het firmament te zien zijn? Hoeveel miljoenen jaren sta ik hier al? Hoe lang moet ik hier nog blijven staan, voordat het verschrikkelijke Laatste Oordeel zal komen?
[5] Werkelijk curieus! Op de wereld is nergens iets te zien wat met een spoedig Laatste Oordeel verband houdt; maar hier in de geestenwereld nog veel minder. Want duizend jaar zijn hier gelijk aan één ogenblik en een miljoen jaar maakt al even weinig uit. Wanneer ik niet zo vast geloofde, zou ik bijna gaan twijfelen aan het komen van het Laatste Oordeel en vooral aan de echtheid van het gehele evangelie.
[6] Want het is toch curieus, alle profeten die daarin voorkomen vertonen een frappante overeenstemming met de orakelspreuken van Delphi. Men kan daaruit opmaken wat men wil, zij laten zich met enige exegetische wendingen op alles toepassen en niemand kan met zekerheid zeggen: 'Ze hebben alleen maar betrekking op dit ene feit.' Kortom, zij passen in feite zowel van voren als van achteren. En de Heilige Geest die in het evangelie verborgen moet zijn, moet wel een vreemde snuiter zijn, daar hij sinds de oude tijd van de apostelen nergens meer is waargenomen, behalve in het onnozele brein van enkele protestantse ketterse dwepers in de trant van duizend en één nacht!
[7] Ik heb nog wel steeds mijn vaste geloof. Of dit echter onder deze omstandigheden zo vast zal blijven, daar kan ik niet voor instaan!
[8] Ook met de in mijn kerk veel geprezen Maria en de hele litanie van heiligen lijkt het een vreemde zaak. Als van Maria iets te verwachten zou zijn, dan had zij mij toch allang moeten verhoren, want vanaf mijn sterven tot op dit ogenblik zijn naar mijn kwellende gevoel al zo'n paar miljoen aardse jaren verstreken. Van de moeder Gods of van haar Zoon, noch van enig andere heilige is ook maar het geringste spoor te ontdekken. Dat zijn ware helpers in de nood, zoals men zich geen betere wensen kan! Zeg maar een volle twee miljoen jaren, en van niemand een spoor!
[9] Als ik niet zo'n vast geloof had, dan stond ik allang niet meer op deze vervelende plek. Slechts mijn domme geloof houdt mij hier. Maar lang zal dat niet meer duren! Zou ik hier soms nog enige miljoenen jaren langer rondhangen als een struikrover, om na afloop van zo'n huiveringwekkend lange tijd net zo weinig bereikt te hebben als tot nu toe? Dan zou ik toch een dwaas zijn! Is het dan niet genoeg, dat ik op aarde voor nar heb gespeeld en dat helemaal voor niets? Daarom zal ik aan deze vruchteloze komedie hier gauw een eind maken!
[10] Op de wereld werd ik voor deze domheid nog eerlijk betaald en het loonde de moeite daar een nar te zijn. Maar nu het alles niets om het lijf heeft, zoals uit mijn ervaring van miljoenen jaren blijkt, zal ik gauw aan die dwaasheid een eind maken!'
[11] Kijk, nu zal hij spoedig deze plaats verlaten, nadat de engel die enkele uren van zijn verblijf hier voor zijn gevoel in miljoenen jaren had veranderd. Nog steeds staat onze man stokstijf op hetzelfde punt en kijkt enigszins schuchter om zich heen, om als het ware een weg uit te zoeken, waarop hij verder wil gaan. Nu valt hem in de verte, westwaarts, een punt op, waar zich daar iets schijnt te bewegen. Daardoor wordt hij zichtbaar nerveus en begint weer met zichzelf te redeneren:
[12] 'Wat zie ik daar ginds in de verte, voor het eerst sinds mijn ontzettend saai verblijf hier van miljoenen jaren? Ik word daar bang van, omdat het mij voorkomt alsof dat één of andere voorzichtige voorbereiding tot een oordeel over mij is.
[13] Zal ik het wagen daarheen te gaan? Zal dat uiteindelijk mijn eeuwige ondergang zijn? Of misschien toch eindelijk mijn bevrijding?
[14] Nu is mij ook alles om het even. Want wie zoals ik miljoenen aardse jaren op één punt gedwongen heeft doorgebracht, zal het een zorg zijn wat er verder nog met hem gebeurt. Wat kan een eerlijk mens nog meer overkomen, dan als een standbeeld, gedurende miljoenen jaren, in de letterlijke betekenis van het woord op één plaats vastgenageld te zijn - en dus eigenlijk verdoemd?!
[15] Daarom zeg ik nu ook, zoals de mijnwerkers op aarde zeggen wanneer zij de mijnschacht ingaan, 'glück auf'. Haal je de koekoek; ik probeer het een keer! Meer dan eeuwig dood gaan kan ik niet. En echt, dat zou mij alleen maar hoogst welkom zijn. Want zo voortleven als ik nu doe, miljoenen jaren op één plek, dat zou zelfs geen vaste ster uithouden! Dan is een eeuwig niet zijn immers oneindig beter!
[16] Daarom geen ogenblik meer getreuzeld. Het kan gaan zoals het gaat! Het is nu een - nee, dat wil ik nog niet zeggen, omdat het hier voor mij nog een echt terra incognita (* Onbekend land.) is. Daarom maar even bescheiden, zolang men nog niet weet op wat voor bodem men eigenlijk staat.
[17] Ginds in de verte wordt de beweging steeds sterker. Het is als een boompje dat door de wind wordt bewogen. Nu moed gevat en kijken of mijn voeten het lopen niet ontwend zijn. We proberen of het nog gaat.
[18] Weliswaar heb ik eens op de wereld gehoord - voorzover ik mij herinneren kan - dat een geest alleen maar behoeft te denken waarheen hij wil gaan en dat hij er dan al is. Maar wat het geest zijn van mijn persoon betreft, schijnt er ook iets mis te zijn. Want ik bezit voeten, handen, hoofd, ogen, neus, mond, kortom alles wat ik op aarde had. Een maag ook, maar die heeft allang een echte kardinale vastendag! Als er om mij heen niet volop mos stond met veel dauw er op, dan zou ik allang tot een atoom in elkaar zijn geschrompeld. Misschien is er daarginds ook iets beters voor de maag te krijgen!
[19] Nogmaals: 'Glück auf'! Ook al is het alleen maar een verandering, het kan in geen geval slechter zijn dan mijn huidige toestand. Want wie miljoenen jaren op één plek staat, die zal zich daar toch een beetje op kunnen beroemen? Dus, in Gods naam!'
«« 2 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.