Het tweegesprek van de Heer met Satan - Satans kwaadwillige trots - De gelijkenis van de ertsgieter - De geredde aanhang van Satan

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 119 / 204 »»
[1] IK wend me tot de draak en Mijn woorden luiden: 'Satan, hoe lang nog zul je God, je eeuwige Heer, verzoeken? Hoe lang nog zal je grenzeloze hoogmoed duren? Wat wil je bereiken tegenover Mijn oneindige macht, die jou altijd volledig kan oplossen en vernietigen. En ook al wil ze dat niet, ze kan je toch eeuwig heel streng tuchtigen!
[2] Je weet dat deze tijd je allerlaatste is; in deze kun je nog opstaan - of voor eeuwig vallen! Wat wil je doen? Jou is Mijn wil maar al te bekend, en als dat niet zo zou zijn, dan zou je eeuwig geen zonde hebben. Maar omdat Mijn wil je bekend is evenals het loon en de straf, spreek dan: Wat zul je doen?
[3] Zie, nu verheft zich alles tegen je. Alle bergen worden verlaagd en de dalen gevuld. Alle kronen en tronen van de aarde die jij hebt opgericht, zullen in de poel geslingerd worden. Wat zul je doen? In eeuwigheid zul je nooit weerstand kunnen bieden aan Mijn macht; er zal je niets meer worden toegestaan. Spreek dus, wat zul je doen? Wil je je verheffen of wil je vallen?
[4] Zie, de eeuwige afgrond onder je - en zie, hier ben Ik, een Vader van allen die Mij liefhebben, en hier is Mijn tafel. Kies nu en beslis snel. Zo zij het!'
[5] SATAN zegt: 'Heer, ik ken U, ken Uw macht en mijn ontzettende onmacht naast Uw oneindige, eeuwige macht. Maar juist daarom, omdat ik dat alles maar al te zeer tot in de grond der zaak inzie en mijn onmacht door en door voel, zie Ik het ook als een triomf van mijn trots, dat ik U kan trotseren, ja dat ik U eeuwig kan weerstaan! En ik zie ook in, dat al Uw macht geen middel overblijft om mijn houding te buigen, mijn wil te overwinnen - dan mij volledig te vernietigen, wat U echter nimmer als een overwinning op mij kunt beschouwen. Want een geestelijke levensoverwinning berust nooit op de mogelijke totale vernietiging van het veel zwakkere tegendeel, maar in de wijze overtuiging dat een noodzakelijke voorwaarde hiervoor de meest volledige vrijheid van beide partijen is.
[6] Deze overtuiging is echter steeds gebaseerd op het vrij willekeurig aannemen van het tegendeel. Maar dit tegendeel ben ik, degene die nooit wil inzien wat U, hoe rechtmatig ook, wilt. En al zie ik het ook in, dan wil ik het toch niet doen, om U te laten zien, dat er buiten Uw wil nog een andere wil is, die ondanks al Uw almacht eeuwig niet zal buigen, zolang U mij laat bestaan!
[7] Want het is gemakkelijk om vrij te zijn volgens Uw wil. Maar Uw eeuwige almacht kennen en Uw toorn, en in eigen onmacht voor eeuwig afzien van alle zaligheid, in de grootste kwelling U, de almachtige Geest toch trotseren, - zie dat is groter dan alle grootheid die Uw alziend oog in eeuwigheid ooit ergens zal vermogen te zien.
[8] En dat is ook de reden van mijn voortdurende ongehoorzaamheid aan U. In deze ongehoorzaamheid zie ik de grootste triomf van mijn onmacht tegen Uw almacht en wel daarom, omdat ik in een dergelijke onmacht steeds de vrijwillige overwinnaar blijf van Uw almacht, wijsheid en liefde, alsook van Uw toorn en U mij niet kunt buigen met al Uw macht, kracht, liefde, wijsheid, gericht en toorn!
[9] Een Michaël zijn is geen kunst, een Gabriël zijn niet moeilijk, een Uriël zijn is gemakkelijk, een serafijn, een cherubijn een hemels spelletje. Maar een Lucifer zijn, een eerste, grootste geest na U, wel wetend, welke eindeloze zaligheid Uw oneindige liefde biedt en. daarnaast ook, welk een steeds groter wordende kwelling Uw toorn en gericht! Daarbij echter toch alle zaligheid evenals alle kwelling verachtend, U uit de eigen, welbewuste onmacht onwankelbare, eeuwige weerstand bieden, zonder het minste uitzicht te hebben daarbij ooit iets te winnen, maar altijd slechts eindeloos te verliezen. Zie, deze onmachtige wilssterkte van een schepsel is oneindig veel groter dan alle grootheid van Uw goddelijkheid! En dit bewustzijn maakt mij in mijn grootste kwelling zaliger, dan U en al Uw geesten en engelen ooit waren! Vraag mij daarom nooit meer, hoelang ik U nog zal weerstaan. Mijn antwoord zal steeds hetzelfde zijn: eeuwig, eeuwig, eeuwig! God zal mij nimmer buigen!'
[10] IK zeg: 'O jij blinde, duistere geest, hoe groot is toch je dood, waarin je meent Mij tegenstand te kunnen bieden. Jij schept vreugde in je waan en denkt er niet aan, dat zowel elke ware als ook jouw valse vrijheid - waarvan je denkt, dat het jouw eigen vrijheid is - tenslotte toch aan Mijn wil onderdanig moet zijn. Met wie heb Ik ooit overlegd en wie heeft Mijn wegen doorzien? Weet jij soms of het niet Mijn geheime wil is, dat jij juist zó moet zijn als je bent?! Weet jij of Ik jou al niet vanaf het allereerste begin heb bestemd voor de val? Kan het werk soms ooit de werkmeester voorschrijven, hoe en waartoe hij het gestalte moet geven?
[11] Een ertsgieter vervaardigt uit een vuurvaste massa zijn grote smeltkroezen. Deze komen in een geweldig vuur en daarin wordt dan de harde erts gesmolten. En als het dan genoeg is verhit, dan is het vloeibaar net als water. En de werkmeester giet het in verschillende, bruikbare vormen. Als het erts in vormen gegoten is, dan worden deze afgekoeld en geven geen hitte meer af. De smeltkroes blijft echter in het vuur, opdat er ander erts in gesmolten kan worden. Hij wordt niet eerder afgekoeld, dan nadat hij onbruikbaar is geworden, waarna hij dan ook voor altijd wordt weggegooid als niet meer bruikbare, uitgebrande materie.
[12] Ben Ik niet een werkmeester van alle werken der werken? Maar als Ik dat ben en Mij werktuigen creëer, zoals Ik ze nodig heb en wil hebben - zeg me, kun jij Mij dan weerstand bieden? Of kun je het trots noemen, als je bent zoals je bent, en niets anders kunt zijn dan alleen maar zo als Ik het uiteindelijk wil?!
[13] Ik ben echter geen harde ertsgieter, maar een Meester vol liefde, zodat ik zelfs Mijn smeltkroezen na lange tijd uit het vuur wil halen, als ze dat wensen en ze in de orde van Mijn vrije werken willen overgaan. Willen ze dat echter niet en geeft het hun meer vreugde om Mijn eeuwige smeltkroes te blijven, dan is het Mij ook goed, want dan hoef Ik geen nieuwe te scheppen. Blijven ze echter smeltkroes, dan zijn ze zoals ze moeten zijn en onmogelijk zoals ze willen zijn. Want een werktuig kan niet anders zijn, dan zoals Ik het vorm geef en wil hebben.
[14] Daarom is jouw vermeende trots, waarin je vreugde schept, ook niets anders dan een hersenschim die voortkomt uit je grote blindheid. Want net zo min als een pot tegen de pottenbakker kan zeggen: 'Ik ben zoals ik wil zijn, terwijl toch de pottenbakker hem draait en vorm geeft zoals hij dat zelf wil, - net zo min kun jij tegen Mij zeggen, dat jij bent zoals jij wilt zijn, terwijl je toch alleen maar moet zijn hoe en wat je bent, zoals Ik het wil! Alleen geef Ik, als de eeuwige liefde Zelf, jou behalve je door Mij opgelegde toestand ook zoveel levende vrijheid, waardoor jij je toestand van kwelling kunt voelen, begrijpen en veranderen, als jij het wilt. Wil je het echter niet, blijf dan hoe en wat je bent - maar niet omdat jij het zo wilt, maar omdat Ik het zo wil!
[15] Wil je echter je lot verbeteren, dan zal Ik in jouw plaats een ander werktuig zetten, dat Mij op dezelfde wijze dienstbaar is als jij het was! Zeg nu wat je wilt! Mij is het helemaal om het even of je blijft wie en wat je bent, of dat Ik, zoals gezegd, op jouw plaats een ander werktuig neerzet.'
[16] Hier schrikt Satan hevig van en weet niet, wat hij moet zeggen.
[17] ZIJN TALRIJKE AANHANG roept echter: 'O Heer, als dat zo is, o, verlos ons dan uit onze oude kwelling en zet op onze plaats nieuwe, bruikbare werktuigen! Want wij hebben genoeg ellende meegemaakt en zijn door het vuur al bijna vergaan. Heb medelijden met ons en vorm ons om, O Heer, naar Uw goedheid, naar Uw liefde!'
[18] Als SATAN dit van zijn aanhang hoort, wordt hij woedend en brult en huilt: 'Willen jullie geen deel hebben aan mijn grootheid? Dan blijf ik ook niet wat God wil, maar wat ik wil! Stem met mij in!'
[19] ZIJN AANHANG schreeuwt: 'Dwaas, wat kan jij nu willen, wat God niet zou willen? Is jouw mogelijke vrije wil niet Gods wil? Wil maar wat je wilt, toch kun je niets uit jezelf willen, doch alleen maar uit Gods wil in je, die alleen altijd en eeuwig je onoverwinnelijke rechter zal blijven! Doe jij maar, waartoe je bent veroordeeld; God heeft zich echter over ons ontfermd en Hij laat ons nooit meer los. Daarom kiezen wij nu ook voor ons betere lot.'
[20] IK zeg: 'Sta op, jullie ellendigen, en jullie lot zal een vrij lot worden. Maar jij als enige, blijf wat je bent, als je dat wilt. Alles wat je maar wilt doen, is niet jouw, maar Mijn Godswil - en jouw wil in je zal eeuwig een gericht uit Mij in jou zijn!
[21] Maar Ik geef je bij deze laatste, grote en diepgaande les nog een korte periode, waarin je goed kunt overdenken, wat en hoe je bent. Wil je je lot verbeterd hebben, dan zal dat gebeuren. Wil je dat echter niet, dan zal je blijven wat je nu al zo lang bent, totdat elke laatste gevangene van de huidige schepping zal ontkiemen langs de weg van het vlees. Wat er dan met jou gebeurt, dat weet Ik alleen en niemand in de oneindigheid buiten Mij!'
[22] Bij deze woorden stoot Satan een enorm gebrul uit en haast zich door de deur naar buiten. Zijn aanhang gooit echter het drakenpantser van zich af en er staan hier nu duizend zeer ellendig uitziende zielen, helemaal naakt, die smeken om genezing en verzachting van hun grote smart.
[23] Ik roep nu weer onze Martinus, Borem en ook Chorel en beveel hen om deze ellendigen in het verkoelende bad te brengen. De drie doen meteen wat Ik hun gebood, en de duizend ellendigen vinden verlichting in het bad.
«« 119 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.