Chanchah's ontwaken uit haar op een droom lijkende toestand - Uitleg van de Heer over de grote ontwikkelingsgangen en over Zichzelf

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 120 / 204 »»
[1] Intussen ontwaakt ook Chanchah als uit een slaap aan Mijn zijde en herinnert zich alles wat voor haar ogen gebeurd is, alleen maar als een levendige droom. Ze begint Mij meteen van punt tot punt alles te vertellen, wat ze nu gedroomd heeft. Nadat ze klaar is met haar vertelling, vraagt ze Mij of dit visioen van haar iets te betekenen heeft.
[2] IK zeg tegen haar: 'Chanchah, zag je daarstraks niet, hoe Borem en Martinus de draak die jij zo afschuwelijk vond hier aan de ketting naar toe hadden moeten slepen en hoezeer deze zich tegen hun kracht verzette? En hoe Ik, toen Martinus met instemming van Borem Mij om hulp vroeg, met de macht van Mijn wil ogenblikkelijk de draak hier voor onze voeten wierp? Jij hebt dat immers toch nog met open ogen gezien!'
[3] CHANCHAH zegt: 'Ja, edele man, dat heb ik nog wel gezien. Maar toen de draak zo vlak voor ons lag, overviel me zo'n verschrikkelijk afgrijzen, dat ik vervolgens in een soort angstslaap viel en de daarop volgende gebeurtenissen met dit monster alleen maar als in een droom zag. Ongeveer net zo, als toen ik meteen na aankomst in deze wereld in een soortgelijke toestand raakte, waarin ik Chorel ontmoette en met hem een verschrikkelijke strijd heb moeten strijden. En toen ik daaruit ontwaakte, kwam alles mij ook - net als nu - als een diepe droom voor.
[4] Wat ik bij mijn volle bewustzijn als ik wakker ben zie, dat kan ik wel begrijpen, voor zover mijn klein bevattingsvermogen toereikend is. Maar wat deze droomachtige visioenen betreft, deze liggen te ver buiten het herkenningsveld van mijn ziel. Ik kan daarom niets anders doen dan mij tot jou wenden, omdat ik de levendige overtuiging heb, dat jij alleen de meest wijze en machtige van dit hele grote huis bent. O, geef daarom opheldering over wat ik in mijn visioen gezien heb.
[5] In mijn droomgezicht deed en sprak je als de eeuwig heilige Lama Zelf. Maar nu ik weer wakker ben, zie ik aan jou niet de minste verandering van je uiterlijk, zoals het mij bekend is. Jij kunt daarom even goed een met alle macht uitgeruste afgezant van Lama zijn, als achter een heel goed masker ook Lama Zelf! Tot zover en niet verder kan ik mijn droom uitleggen; het verdere en juiste verwacht ik echter van jou, mijn enige liefde. O talm niet om mijn hart met jouw overvloedige wijsheid te vullen!'
[6] IK zeg: 'Chanchah, waar is de draak nu en waar zijn aanhang? Jij verbaast je nu opeens en zegt in je hart: 'Bij Lama, de allerheiligste. Dat monster is nergens meer te zien! En zijn aanhang - en Borem, Martinus en Chorel - waar zijn ze?'
[7] Doch Ik zeg je: Zie, Mijn kracht dreef de ene de deur uit zo snel als de snelste gedachte voorbij vliegt. En Mijn kracht gebood hem om in de zwijnen op aarde zijn intrek te nemen, opdat deze dan woedend zullen worden, in zo'n heerszuchtige woede naar het voorgebergte van de totale zelfzucht rennen en zich tenslotte van daaraf in de zee van de duistere waan storten en hierin verdrinken.
[8] Maar zijn oude aanhang heb Ik door de macht van het Woord van hem afgenomen en hen onder leiding van de drie afwezigen naar het bad van zelfkennis, deemoed en de daaruit voortkomende mogelijke verbetering gestuurd.
[9] Alles, wat Ik hier en overal doe, dat doe Ik geheel uit eigen macht. Er bestaat geen macht noch boven Mij noch onder Mij, die Mij zou kunnen gebieden en zeggen: 'Doe dit of dat!'; wat Ik doe, dat doe Ik alleen zonder een gebod van iemand anders. Maar als Ik tot iemand zeg: 'Doe dit en dat', dan kan niemand de kracht van Mijn wil weerstaan.
[10] 0 Chanchah, als je dat alles gemakkelijk in Mijn handelingen ziet en al zo lang hebt kunnen zien, hoe kun je dan nog vragen of Ik een afgezant van Lama of tenslotte Lama Zelf ben!
[11] De eenvoud van Mijn uiterlijk wezen mag je niet misleiden, want zie, Lama behoeft niet zoals de wereldvorsten naar buiten te schitteren, maar alleen door Zijn vaderliefde, wijsheid en macht in het hart van Zijn kinderen! Ik schitterde in jouw hart allang buitengewoon; hoe heb je Mij toch niet kunnen herkennen?!
[12] Zie, Mijn Chanchah, Mijn dochter, Ik ben immers je Vader, je Lama en buiten Mij is er in eeuwigheid geen andere meer! Maar je moet daarvan niet schrikken; want zie, zoals Ik ben, zo ben Ik eeuwig onveranderlijk altijd Dezelfde. En al Mijn kinderen moeten Mij niet als hun God, maar steeds alleen als hun meest liefdevolle Vader erkennen en zien, liefhebben en aanbidden!
[13] Wees niet bang voor Mij, omdat je Mij nu herkent. Want je zult aan Mij in eeuwigheid geen verandering gewaar worden, behalve dat je voortaan alle oneindige schatten van Mijn vaderliefde en wijsheid in eeuwig groeiende overvloed eindeloos zult genieten. - Ben je nu tevreden met deze opheldering omtrent Mijn wezen?'
«« 120 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.