De woorden van de goddelijke schipper over de zegen van de eenzaamheid - Een biechtspiegel ter bevordering van de zelfkennis

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 13 / 204 »»
[1] Daarop spreek IK als de vriendelijke schipper: 'Het mag dan wel echt vervelend zijn om langdurig alleen te wezen; maar zo'n langdurig alleen zijn heeft toch ook heel veel goeds in zich. Men heeft dan tijd over allerlei dwaasheden na te denken, ze te verafschuwen, er geheel van af te zien en uit zich te bannen. En kijk, dat is meer waard dan het grootste en mooiste gezelschap, waarin altijd meer domheid en slechtheid voorkomt, dan wijsheid en goedheid!
[2] Nog benauwder is echter de toestand, wanneer het alleenzijn met levensgevaar bedreigd wordt, al is dit vaak alleen maar voor de schijn; maar desondanks is zo'n alleenzijn nog duizendmaal beter dan het liefste en mooiste gezelschap! Want in zo'n alleenzijn wordt iemand slechts met een schijnbare ondergang bedreigd, waarvoor nog redding zou zijn als die dreiging echt zou hebben plaats gevonden. In het genoemde lieftallige en mooie gezelschap bedreigen een mens echter niet zelden duizend werkelijke gevaren, die elk op zich in staat zijn ziel en geest te verderven en in de hel te brengen, waaruit nagenoeg geen uitweg meer is. Daarom was de toestand waarin je verkeerde voor je gevoel wel heel akelig, maar voor je innerlijke wezen in geen geval slecht.
[3] Want zie, de Heer van alle wezens zorgde toch voor je, verzadigde je naarmate het nodig was en had met jou een groot geduld. Want jij was op de wereld een roomse bisschop, wat Ik wel weet, en je verrichtte je heidense afgodenambt volgens de letter weliswaar zeer streng, ofschoon je er innerlijk niets om gaf. Maar zo iets kan naar je eigen beoordeling toch bij God, die alleen naar het hart en de werken daarvan kijkt, onmogelijk van waarde zijn! Bovendien was je erg trots en heerszuchtig en hield ondanks je gezworen celibaat bovenmatig van de vrouwen. Denk je, dat dit voor God welgevallige werken zouden kunnen zijn?
[4] Je bemoeide je ook veel met de kloosters en bezocht dan het liefst nonnenkloosters, waar vele en mooie novicen waren. Je vond er dan een groot behagen in, wanneer zij zich voor jou als voor een God neerwierpen en je voeten omklemden en jij ze dan aan allerlei morele proeven onderwierp, waarvan sommige niet beter waren dan complete hoererij! Meen je, dat zulk een morele ijver van jouw kant God de Heer welgevallig was?
[5] Wat heb je op de wereld grote rijkdommen bezeten, tegen het gebod van Christus in, die de apostelen beval geen buidel en geen geld, geen jas, geen schoenen - behalve in de winter - en nooit twee jassen te hebben en te dragen! Wat een uitgelezen spijzen stonden er op jouw tafel, wat een schitterend rijtuig en wat een rijke bisschoppelijke versierselen tooiden jouw heerszucht!
[6] Hoe vaak heb jij als de zogenaamde verkondiger van Gods woord op de kansel vals gezworen en jezelf vervloekt als het een of ander niet waar zou zijn, terwijl jij dat zelf in je gehele leven nooit hebt geloofd!
[7] Hoe vele malen heb jij jezelf bezoedeld - en was in de biechtstoel, zolang jij de biecht nog zelf afnam, onverbiddelijk streng tegen de arme kleinen en liet je de groten even gemakkelijk door als een vlo door een stadspoort springt!
[8] Meen je werkelijk dat de Heer, voor wie toch het hele roomse Babylon een gruwel is van de eerste orde, daaraan welbehagen kon hebben?
[9] Heb jij in je hart ooit gezegd: Laat de kleinen tot mij komen?! - O neen, slechts de groten hadden bij jou waarde.
[10] Of heb jij ooit een arm kind in Mijn naam opgenomen, gekleed, gevoed, gelaafd? Hoeveel naakten heb jij wel gekleed, hoeveel hongerigen verzadigd, hoeveel gevangenen bevrijd? - Wel, Mij is daarvan niets bekend; maar wel heb jij duizenden in hun geest tot gevangenen gemaakt en niet zelden door vervloeken en verdoemen bij de armen diepe wonden geslagen, terwijl je de groten en de rijken de ene dispensatie na de andere gaf - natuurlijk voor geld, enkel en alleen bij de grote mannen van de wereld vanuit een soort grootse imponerende, wereldse vriendschap. Denk je werkelijk in ernst, dat God zulke werken aangenaam en welgevallig konden zijn en je daarom direct na je sterven meteen in de hemel opgenomen had moeten worden?
[11] Ik, je redder, zeg dit niet om je te veroordelen, maar alleen om je te tonen dat de Heer je geen onrecht aandeed, toen Hij je hier schijnbaar een beetje in de steek liet; en dat Hij je zeer genadig was, om niet toe te laten, dat je meteen na het sterven voor God welverdiend naar de hel zou gaan!
[12] Denk hier over na en veracht je leider niet meer, maar bedenk in alle deemoed dat jij van God uit niet de minste genade waard bent, dan kun je deze weer vinden! Want als de meest getrouwe dienaren zich als slecht en onnut moeten beschouwen, hoeveel te meer jij die nog nooit iets volgens de wil van God hebt gedaan!'
«« 13 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.