Het goede antwoord van de wijze

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 184 / 204 »»
[1] DE WIJZE zegt: 'O Heer, dat wat U van ons verlangt is onuitsprekelijk mild, zacht en mateloos goed. Er is van onze kant beslist niet de minste bezinning nodig, om dat niet ogenblikkelijk aan te nemen met harten die vervuld zijn van dank! Wat zouden wij ons afvragen, wat beslissen, of Uw heilige verzoek in onze harten welkom zou zijn of niet?
[2] O allerheiligste Weldoener, wij zullen in eeuwigheid nooit in staat zijn om U naar behoren te danken voor deze eindeloze weldaad en genade die U ons nu hebt betoond: dat U ons door Uw voor ons onbegrijpelijke gunst een zo ongehoorde liefde ten deel hebt laten vallen, door ons schepselen een zo gemakkelijk te bewandelen weg te tonen, waarop wij de hoogste hemelse waardigheid kunnen verwerven om Uw vrije kinderen te worden! En wij zouden daarover nog moeten nadenken?
[3] O Heer, o Vader, Gij eeuwige, heiligste Geest - als ik duizend levens zou hebben en ik zou die moeten geven om Uw kindschap ook maar in de laagste graad te bereiken - werkelijk, ik zou ze met duizendvoudige vreugde geven, ook al zou het verlies van elk leven met de grootste martelingen en pijnen verbonden zijn. En ik zou me hier over dergelijke allerhoogste genadegaven nog moeten bedenken, of ik en dit volk ze zouden aannemen of niet?
[4] Heiligste Vader! Ik wil met mijn mond niet ja en niet nee zeggen. Zie nu genadig in onze harten, die Uw heilige aanblik wel eeuwig onwaardig zijn. Deze harten zullen U een nog duizendmaal vuriger 'Ja' tegemoet zenden, dan de vurigheid van het wereldgezwel dat nu spoedig rijp zal zijn om open te breken.
[5] O Heer, o Vader, alles wat U wilt, willen wij nog nauwkeuriger vervullen, dan de nauwkeurigheid waarmee de kleine planeten hun banen trekken om onze grote aarde, die nu door U eeuwig geheiligd is!
[6] Maar laat deze bede niet onverhoord tot Uw heilige Vaderhart doordringen, namelijk dat U ons vanaf nu met Uw zichtbare tegenwoordigheid niet voor altijd zult verlaten, doch U overeenkomstig Uw welgevallen zo nu en dan aan ons wilt laten zien!
[7] Want zie, ons aller liefde tot U is nu te machtig ontbrand! Wat een leed zouden onze harten ervaren, als onze ogen U, o heiligste Vader, nooit meer zouden zien en onze oren nooit de zo welluidende woorden van Uw Vaderstem zouden vernemen! Deze hebben immers onze gebroken harten plotseling met zulk een ongehoorde levensvolheid vervuld, dat wij geen woorden kunnen vinden om Uw echte vaderlijke genade te beschrijven!
[8] Laat daarom, o Heer, deze bede van ons allen niet geheel onverhoord tot Uw Vaderhart doordringen. Maar slechts Uw heilige wil zij voor eeuwig geprezen!'
[9] IK zeg: 'Kinderen, waar jullie om bidden, daarin heb Ik allang vaderlijk voorzien. De Schepper blijft alleen voor de schepselen onzichtbaar en ondoorgrondelijk. Want de schepselen zijn geoordeeld in de macht van de Schepper en kunnen nooit voor Hem treden, Hem aanschouwen en Zijn stem horen. Maar heel anders staat het met de kinderen, die Ik als Schepper en voortaan ook als Vader vrij heb gemaakt door Woord en leer. Deze kunnen Mij zien en spreken wanneer zij willen - vooropgesteld, dat hun harten zich in de ordening van Mijn leer bevinden!
[10] Is dat echter niet het geval, zijn de harten zinnelijk gestemd, hebben materiële dingen en onbeduidende wereldse zorgen zich daarin genesteld en Mijn Woord en Mijn leer uitgeschakeld: dan kan Ik natuurlijk niet meer gehoord en gezien worden, omdat zulk een wordend kind van Mijn genade, liefde en erbarming dan weer het veroordeelde kleed van het geschapene heeft aangetrokken - waartoe het weliswaar ook de volle vrijheid heeft.
[11] Blijf daarom voortaan allen in Mijn leer. Bewaar jullie harten in je van oudsher aangeboren zedelijke reinheid, opdat Mijn Vaderliefde daarin ruimte heeft en in jullie een nieuw leven kan opwekken, dat een waarachtig en volkomen vrij leven is, in en uit zich zelf. Dan zullen jullie nooit reden hebben om te klagen: 'Heer, Vader, waar zijt Gij? Waarom kunnen wij U niet meer zien en Uw Vaderstem niet horen?'
[12] Waarlijk, Ik zeg jullie: Allen, die Mijn leer daadwerkelijk aanhangen, die zijn het die Mij werkelijk liefhebben. Omdat zij Mij echter werkelijk liefhebben, zal Ik óf zichtbaar óf hoorbaar steeds onder hen zijn en zal ze Zelf onderrichten en opvoeden tot Mijn kinderen.
[13] Zorg nu echter voor spijs en drank, zoveel als jullie kunnen! Wij willen ons allen verzadigen en jullie zullen zien, dat terwijl Ik jullie zegen, Ik net als jullie zal eten en drinken en ook alle broeders en zusters die bij Mij zijn! Ga dus en handel naar Mijn woorden!'
«« 184 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.