Oproep aan Satan door Martinus - Satans poging tot rechtvaardiging

Jakob Lorber - Bisschop Martinus

«« 191 / 204 »»
[1] Martinus doet, wat Johannes hem heeft aangeraden. Hij roept Satan met de macht van zijn wil en deze staat meteen in een allerellendigste en met duizend brandwonden overdekte mensengedaante voor hem en vraagt hem:
[2] (SATAN:) 'Wat wil je me nog meer aandoen? Is het je nog niet genoeg, dat je mij zo ellendig hebt gemaakt, als ik hier nu voor je sta! Wil je me nog ellendiger maken? Wat heb ik jou gedaan? Ben je niet zo gelukkig, als alleen een geest gelukkig kan zijn en dat voor eeuwig? Denk je soms daardoor je eeuwige gelukzaligheid te verhogen, als je mij aan de grootste kwelling zou prijsgeven? 0 jij zwakke geest, wat heb je nog ver te gaan, tot je volmaakt zult zijn en de eeuwige orde van de godheid zult begrijpen!
[3] Zie, je houd mij voor het allerslechtste van alle wezens en ten opzichte van de hemel ook voor de meest verfoeilijke en met vloek beladene. Maar ik vraag je: wanneer heb ik jou beschimpt, zoals jij mij? Wat voor kwaad heb ik je ooit gedaan? Was jij het niet zelf, die Gods wet uit eigen macht overtrad op aarde en mijn verleiding daartoe niet in het minst nodig had? Als ik je zou hebben verleid, dan zou de Heer terwille van jou stellig met mij en niet met jou de rekening hebben vereffend, meteen na je aankomst in de geestenwereld!
[4] Wel heb je, toen je de zee van je eigen slechtheid met hulp van de Heer leegviste en daardoor je zonden ten iet deed, ook de zogenaamde draak uit jezelf - eigenlijk uit de zee van je eigen slechtheid - gehaald. Jij dacht, dat ik dat geweest zou zijn, maar ik zeg je dat je je daarin heel erg vergist. Want die draak was jijzelf in de totale omvang van je meest grove, vleselijke zinnelijkheid en niet ik!
[5] Weliswaar ben ik ook wel in jou - want jouw hele wezen, behalve je innerlijke geest, ben ik. Want zoals eens op jouw aarde, die ook helemaal uit mij genomen is, de Heer uit Adam’s rib de vrouw schiep, zo ben jij en de hele schepping uit mij genomen. Maar ik bekommer me niet om dat, wat er uit mij wordt genomen en oordeel het ook niet. Ieder heeft immers toch al het woord van God door de geest Gods in zich, dat hem altijd en overal oordeelt! Als dat echter zo is, waarom verdoem je mij dan steeds en ben je vervuld van een onuitroeibare haat tegen mij!
[6] Of ergert het je misschien nog, dat ik je in mijn verandering terugstootte voor het aangezicht van de Heer, toen je mij een kus wilde geven? Zie, als ik je toen niet teruggestoten zou hebben, zou je verloren zijn gegaan in de grote poel van jouw grove zinnelijkheid! Omdat ik je toen terugstootte en verdeemoedigde en je daardoor de grootste weldaad bewees, verdien ik daarom van jou een dergelijke behandeling?
[7] Als ik dus hier deze heftige schok van de zonnebodem teweeg heb gebracht, dan heb ik dat moeten doen, omdat anders deze planeet voor zijn toekomstige taak ondeugdelijk zou zijn geworden, zoals een dier dat wel steeds voedsel tot zich zou nemen, maar de grove, ondeugdelijke uitwerpselen niet uit het lichaam zou kunnen verwijderen. Hoe lang zou het dan kunnen leven en zijn diensten verlenen?
[8] Zie, ik ben net zo goed als jij een dienaar van de godheid - weliswaar helaas een veroordeelde die alleen maar een zeer geringe vrijheid is toegestaan. Ik moet doen wat ik doe! En handel ik hier of daar in de totale oneindigheid ook maar een beetje verkeerd, dan voel ik ook meteen door mijn hele wezen de scherpste tuchtroede op mijn rug! Ik ben onder alle dienstbare wezens het laatste, onderste en dientengevolge ook het door de Schepper meest verworpene en ellendige. Ik kan niets doen, behalve waartoe ik veroordeeld word, alhoewel ik daarbij toch de meest volmaakte intelligentie bezit en heel dikwijls iets anders zou willen doen - wat mij dan alleen nog maar ellendiger maakt!
[9] Hoe zou het jou op mijn plaats vergaan, als de Schepper jou in plaats van mij voor hetzelfde doel zou aanstellen? Hoe zou het je dan bevallen, als er de een of andere Martinus naar je toe zou komen en met jou zou doen, zoals jij nu met mij hebt gedaan? Spreek nu, want ik heb genoeg gepraat!'
«« 191 / 204 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.