De overste en de engel.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)

«« 150 / 246 »»
[1] CYRENIUS zegt: "Daar ben ik het weer helemaal mee oneens, want ik geloof vast en zeker dat er een God is die de gehele geesten en zinnenwereld door Zijn eigen machtsvolkomenheid, namelijk uit Zichzelf, heeft geschapen. Dat gebeurde natuurlijk wel in een wat groter tijdsbestek dan dat wat Mozes, slecht of helemaal niet begrepen, heeft aangegeven. Er zijn hier echter mannen, die Mozes beter begrijpen dan u dat doet!
[2] Daarom geloof ik ook in een eeuwig leven van alle mensen die van goeden wille zijn om het gebod van God daadwerkelijk te vervullen, ik geloof ook volkomen aan de formele persoonlijkheid van alle geesten en daardoor ook van de engelen van God, ik geloof vast in een werkelijke openbaring van God door de mond van de profeten en ik geloof zelfs in de persoon van een Godmens!
[3] En ik geloof dit allemaal niet slechts van horen zeggen, maar uit innerlijke en levende overtuiging en het verwondert mij daarom zeer, dat u van dat alles helemaal niets gelooft!
[4] Wat zou u dan wel zeggen als ik in alle ernst tegen u zei: 'Kijk, deze lieftallige jongeman hier is nu juist zo'n engel van God waaraan u nooit hebt geloofd en hij kan dat ook altijd met daden bewijzen?' Wat zou u daar tegenin kunnen brengen?"
[5] STAHAR zegt: "Geëerde heer, daar kan ik niets anders op zeggen dan: U schept er nu genoegen in om mij in het openbaar wat voor de gek te houden! Deze schone jongeling is beslist een veelbelovende zoon van u en het is wel zeker dat u hem al van kind af aan in alle mogelijke kunsten en wetenschappen hebt laten onderwijzen en het zou me al heel erg verbazen, als de jongen niet over zekere kundigheden beschikt waar wij nog nooit van hebben gedroomd.
[6] Als ik nu een goedgelovige os was, zou u mij zo aardig bij de neus kunnen nemen, maar dat zal moeilijk gaan. Want ik weet wat ik weet en in uw binnenste zal dat wel net eender zijn, -maar u wilt mij waarschijnlijk weer op de proef stellen."
[7] CYRENIUS zegt: "Wel als u denkt dat ik u voor de gek houd, stel hem dan in de naam van God de Heer op de proef, dan blijkt wel of ik de waarheid heb gesproken of niet!"
[8] STAHAR zegt: "Goed, als u mij dat toestaat, zal ik u met uw engel meteen de driedubbele Mozesdoek voor uw ogen wegnemen, zodat u meteen duidelijk kunt zien hoe het er met de engel voorstaat! - Kom dus maar hier, lieftallige, jonge engel!"
[9] RAPHAËL komt naar Stahar en zegt: "Wat wenst u, ongelovige, dat ik voor u zal doen?"
[10] STAHAR zegt: "Kijk, in deze zee leven veel vissen. Zou je voor mij uit de diepte een heel mooie vis kunnen halen en hem dan ook al gebraden en goed klaargemaakt op een schotel kunnen presenteren?"
[11] Nauwelijks had Stahar dit gezegd of Raphaël houdt hem de gevraagde vis al voor en nodigt hem uit de vis nu ook op te eten.
[12] Toen Stahar dit zag gebeuren, werd hij vreselijk verlegen met zichzelf en hij wist niet wat hij moest zeggen over dit onbegrijpelijke verschijnsel.
[13] Raphaël nodigt Cyrenius echter ook uit om van de vis, die heel goed toebereid was, te proeven. De vis werd in stukken verdeeld. Cyrenius nam meteen een behoorlijk stuk voor zichzelf, at het en prees de smaak uitbundig. Toen probeerde Stahar ook een stuk, at het en was het helemaal met Cyrenius eens en vervolgens namen nog meer gasten stukken van de vis en vonden hem erg lekker .
[14] Pas toen op die manier de gehele vis was verorberd, richtte STAHAR zich heel deemoedig tot Raphaël en zei: "Ben je echt een engel van de Heer, of ben je alleen maar zo 'n jonge, buitengewone tovenaar uit Europa of Afrika of uit het grote Achter-Azië? Wat er gebeurde is weliswaar onbegrijpelijk en wonderlijk als nooit eerder, maar er zijn ook toverijen en grote tovenaars onder de mensen, waardoor de leek in zulke zaken heel gemakkelijk op een dwaalspoor gebracht kan worden. Zeg me daarom eerlijk of je mogelijkerwijs een engel van de Heer bent -of misschien toch een tovenaar?!"
[15] RAPHAËL zegt: "Wat zou u er aan hebben of ik ja of nee zou zeggen?! Een twijfelaar heeft tastbare bewijzen nodig! Beproef mij en stel aan de hand daarvan vast of dat wat ik doe, ook door de een of andere tovenaar gedaan kan worden!"
[16] STAHAR zegt: "Ja, ja, beproeven is goed als ik maar wist waarmee je nog meer -hm -ja, er schiet me niets te binnen waarmee ik je nog verder zou kunnen beproeven, aardige jongen, en bovendien is de verwezenlijking van het eigenlijk belachelijke, eerste proefstuk al zo buitengewoon, dat iets wat nog onmogelijker uitvoerbaar zou zijn helemaal niet te bedenken is! Maar door jouw buitengewoon lieflijke gestalte zou ik nu toch waarlijk eerder aannemen dat je echt een engel van God bent, dan een tovenaar! Alleen schijn je werkelijk een lichaam te hebben en daar ziet men toch niet een geest aan af. Laat me eens voelen of je ook botten hebt!"
[17] De engel laat zich nu door Stahar betasten en STAHAR vindt alles bij Raphaël degelijk en stevig. Dan haalt hij zijn schouders op en zegt: "Hm, hm, lichamelijk kan het niet beter, erg geestelijk ziet het er niet uit! Tegen wat hij gedaan heeft is niets in te brengen, maar dat heel mooie, gevulde lichaam dat veel weelderiger is dan dat van welke jonge vrouw dan ook, zo'n wonderlijk aantrekkelijke arm, en zo gevuld en stevig, ja, dat lijkt toch in de verste verte niet op iets geestelijks! Je zou zelfs, als ik heel eerlijk wil zijn -afgezien van het feit dat ik al een oude ezel ben en dat jij een man bent -heel gemakkelijk tot over je oren op je verliefd kunnen worden en al je zinnen verliezen! Wel, dat lijkt dan toch helemaal niet op iets wat je met recht rein en hemels geestelijk zou kunnen noemen! Maar misschien is het zo, dat je net als een jonge Tobias, in het geheim, onzichtbaar voor ons sterfelijke mensen, ondersteund wordt door een engel. Dat wil zeggen als je al vanaf je geboorte net als Samuël een zeer vrome knaap was! Maar als dit niet zo is, dan zou je ook net zo goed een geheim verbond met de' Jehova-sta-ons-bij' kunnen hebben, wat ik echter niet zo waarschijnlijk acht omdat je verder zo'n hemels vroom en lieflijk uiterlijk hebt en omdat ik, eerlijk gezegd, nooit zo helemaal echt aan de' Jehova-sta-ons-bij' heb geloofd. Helemaal aan God te geloven was al moeilijk voor mij, Iaat staan dan aan zijn tegendeel!
[18] Daarom ben ik, ondanks mijn uiterlijke strengheid, innerlijk toch geen Zeloot maar een verstandig naturalist en ik neem een verschijnsel zó lang niet als geestelijk aan, als er nog een enigszins natuurlijke verklaring voor te vinden is! Dat wat je nu hebt gedaan is door mijn verstand beslist niet natuurlijk te verklaren, maar ik heb me ook nog nooit ingebeeld alles te begrijpen wat ook maar op het grote terrein van de natuur zichtbaar wordt. Daarom kan jouw kunst om wonderen te doen toch wel op iets natuurlijks berusten, waar jij, en misschien ook nog wel een aantal anderen, alles van af weet. Dat kun je aan mij natuurlijk niet vertellen, maar dat is ook niet zo belangrijk, want er geschiedt in de natuur heel veel dat op zichzelf ook een wonder is dat wij niet kunnen verklaren. Daarom behoeven we het toch niet meteen als een wonder in optima forma te zien?!"
«« 150 / 246 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.