Over de plaats, de woning, zowel als over de heerschappij der Engelen, zoals het in de beginne geweest is en zoals het worden zal.

Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang

«« 7 / 27 »»
[1] De duivel zal zich hier weren als een hond, die bijt, want zijn schande zal hier geopenbaard worden en dit zal de lezer menige diepe schok geven en hem wat dit aangaat, menigmaal doen twijfelen. Want niets doet hem onaangenamer aan dan dat men hem zijn heerlijkheid voor de voeten werpt en hem laat voelen, welk een vorst en koning hij geweest is. Wanneer hem dat wordt voor de voeten geworpen, woedt en werkt hij als wilde hij de wereld bestormen. Wanneer nu enig lezer, in wie de Heilige Geest niet oppermachtig is, dit hoofdstuk mocht lezen, zo vrees ik, dat de duivel het er op zal toeleggen hem er aan te doen twijfelen, of het ook inderdaad zo is, als het hier beschreven staat. Dit zou hij doen, opdat zijn rijk niet zou worden te kort gedaan en zijn schande niet zou worden blootgelegd. Wanneer hij in enig hart twijfel hierom­trent zou kunnen zaaien, zo zou hij hieraan geen nodige arbeid sparen. Ik voorzie, dat hij dit in de zin heeft en wil daarom de lezer waarschuwen, opdat hij dit ijverig zal lezen en zoveel geduld heeft, totdat hij gekomen is bij de bespreking van de schepping en de heerschappij dezer wereld; dan zal hij dit alles helder en duidelijk uit de natuur kunnen bewijzen. Merk op: Toen God de Almachtige in Zijn Raad besloten had, dat hij Engelen of schepselen uit Zichzelf scheppen wilde, zo maakte Hij hen uit Zijne eeuwige kracht en wijsheid, naar het voorbeeld van de Goddelijke Drie-eenheid en naar de eigenschappen in Zijn Goddelijk Wezen. Eerst schiep hij drie koninklijke heerschappijen, naar het getal der Heilige Drievuldigheid en ieder koninkrijk had de ordening, de kracht en de eigenschappen van het Goddelijk Wezen. Dring hier binnen in de diepte der Godheid, want hier wordt een deur voor u geopend. Deze plaats, onze wereld, de diepte der aarde, en de ruimte tot aan datgene, wat wij de Hemel noemen, zowel de geschapen Hemel, die uit het water is gemaakt en boven de sterren zweeft, die wij met onze ogen zien, welker diepte wij met onze ogen niet doorgronden kunnen; deze ruimte, dit alles tezamen is een koninkrijk geweest en hierin was Lucifer koning, voordat hij werd verstoten. De andere twee koninkrijken, die van Michael en Uriël, zijn boven de geschapen Hemel en aan dat koninkrijk gelijk. Deze drie koninkrijken tezamen omspannen zulk een grondeloze diepte, dat zij niet door mensen gemeten kunnen worden. Maar deze drie koninkrijken hebben zeer zeker een begin en een einde; maar de God, die deze drie koninkrijken uit Zichzelf gemaakt heeft, heeft geen einde. Er is echter, behalve deze drie koninkrijken even­wel de kracht der Drievuldigheid, want God de Vader heeft geen einde. Ge zult echter dit geheimenis weten, dat temidden van deze drie konink­rijken de luister of de Zoon Gods geboren wordt. En de drie koninkrijken zijn rond als een cirkel, rondom den Zoon Gods; geen der drie is verder dan één der andere van Hem verwijderd; zij zijn allen Hem even dicht nabij. Uit deze bron en vanuit de krachten des Vaders gaat de Heilige Geest uit, benevens het Licht en de kracht van den Zoon van God, in en door alle Koninkrijken der Engelen, en buiten deze hetgeen Engel noch mens kan doorvorsen. Ik heb mij ook niet voorgenomen hierover dieper door te denken, nog veel minder er over te schrijven; hetgeen mij geopen­baard is, reikt tot in de drie koninkrijken, zoals de kennis van een Engel; niet mijn kennis, begrip of volmaaktheid dank ik deze openbaring. Stuks­gewijze wordt het mij geopenbaard, slechts zo lang de geest in mij volhardt. Wanneer deze van mij wijkt, weet ik ook slechts elementaire en aardse dingen; de geest ziet tot in de diepte der Godheid. Nu zou iemand kunnen vragen: Hoe kan het zijn, dat de Zoon Gods temidden dezer drie Koninkrijken geboren wordt. Het ene heirleger van Engelen is toch waarlijk Hem meer nabij dan het andere? Dewijl hun rijk zulk een diepte heeft? Zo zal ook buiten deze Koninkrijken de klaarheid en de kracht van den Zoon van God niet zo groot zijn, als bij hen, die Hem zeer nabij zijn en bij de regionen der Engelen.
[2] Antwoord: De Heilige Engelen zijn daartoe tot schepselen Gods uit Hemzelf ge­schapen, opdat zij voor het hart van God, hetwelk is Gods Zoon, zouden loven, zingen en jubelen en de Hemelse vreugde zouden vermeerderen. En waarheen zou de Vader hen zenden, ware het niet voor de deur van Zijn Hart? Ontspringt niet alle menselijke vreugde uit de bronwel van het hart? Ontspringt ook in God niet de grote vreugde uit de bronwel, Zijn Hart? Daarom heeft Hij de Heilige Engelen uit Zich zelf gefor­meerd; zij zijn als kleine goden, geschapen naar het Wezen en de eigen­schappen van God, opdat zij in Goddelijke kracht zouden spelen, leven, zingen en schallen, en de vreugde, die opstijgt uit het Hart van God zouden vermeerderen. De luister en de kracht van Gods Zoon of het Hart van God, hetwelk het Licht of de bron der vreugde is, ontspringt temid­den van deze Koninkrijken volschoon en vreugdevol en doorlicht alle paarlen der Engelen.
[3] Ge moet echter het volgende verstaan, zoals het bedoeld is, want wan­neer ik in vergelijkingen spreek en de Zoon van God met een Zoon of een ronde kogel vergelijk, zo betekent dat niet dat Hij een meetbare bron­wel is, welks diepte, begin of einde men doorgronden kan. Ik schrijf slechts in vergelijkingen, totdat de lezer tot het juiste begrip zal zijn gekomen. Want het beduidt niet, dat de Zoon Gods alleen temidden van deze poorten der Engelen zou worden geboren en ook niet buiten deze. Want de krachten des Vaders zijn toch allerwegen; daaruit wordt de Zoon geboren en daaruit ontspringt de Heilige Geest. Dit slechts is de betekenis, dat de Heilige Vader, die 't Alles is, in deze Engelenpoorten Zijn allervreugdevolste en liefderijkste eigenschappen ontwikkelt, waaruit het vreugdevolste en liefderijkste Licht, het Woord, het Hart der krachten of de bronwel geboren wordt. Daarom heeft Hij ook hier de heilige Engelen geschapen tot Zijn vreugde, eer en heerlijkheid. In de ondoorgrondelijke eeuwigheid in de ene plaats gelijk aan de andere; maar waar geen schepselen zijn, daar kent niemand deze plaats, slechts de Geest kent haar in haar wondervolte openbaring. En dit is de uitgelezen plaats van de heerlijkheid Gods, die God gekozen heeft, en waar Zijn Heilig Woord in hoogste klaarheid, kracht en triomferende vreugde geboren wordt. Want merkt op dit geheimenis: Wordt het Licht, hetwelk uit des Vaders krachten ontspringt, hetwelk de ware bron van den Zoon van God is, ook in een Engel en in een Heiligen mens geboren, opdat hij in dit Licht en deze kennis vol vreugde triomfeert, hoe zou dat Licht dan niet alom in den Vader geboren worden, aangezien Zijn Kracht alom­tegenwoordig en in alles is, ook daar, waar ons hart en onze zinnen deze niet kunnen bereiken. Waar nu de Vader is, daar is ook de Zoon en de Heilige Geest, want de Vader doet den Zoon geboren worden, Zijn Heilig Woord, Zijn Kracht, Zijn Licht en Geluid en de Heilige Geest gaan aller­wegen van den Vader en den Zoon uit, ook in de poorten der Engelen daarbuiten.
[4] Wanneer men nu den Zoon van God met een ronde bol vergelijkt, zoals ik in de vorige hoofdstukken meermalen gedaan heb, zo spreekt men in natuurlijke vergelijkingen en ik heb zo moeten schrijven, terwille van het onverstand van den lezer, opdat hij door deze natuurlijke dingen tot beter begrip zou komen en zodoende zou kunnen stijgen van de ene sport tot een hogere, totdat hij het grote geheimenis zou kunnen verstaan. Het beduidt evenwel niet, dat de Zoon Gods een beeltenis is, gelijk de zon; wanneer dat zo was, zo zou Hij een begin moeten hebben en de Vader zou Hem op een bepaalde tijd hebben doen geboren worden, dan zou Hij niet een eeuwige en almachtige Zoon des Vaders zijn, maar Hij zou zijn gelijk een Koning, die nog een grotere Koning boven zich zou hebben, welke Hem zou kunnen veranderen. Dat zou een Zoon zijn, die een begin zou hebben, en Zijn kracht en luister zou zijn als de kracht der zon en het lichaam of de bol der zon op de plaats, waar hij is. Als dit zo was, zo zou de ene poort der Engelen veel dichter bij den Zone Gods zijn dan de andere; ik wil u nu hier de hoogste ingang in de Goddelijke geheimenissen tonen en ge moogt naar een hogere zoeken, want deze is er niet. Merk op: Des Vaders Kracht omvat alles in en boven alle Hemelen, en deze zelfde kracht doet allerwegen het Licht geboren worden. Dit is nu de alom aanwezige kracht des Vaders en het Licht, dat in deze al-kracht geboren wordt, heet de Zoon. Daarom heet het Zoon, omdat het uit den Vader geboren wordt, en het het Hart des Vaders is.
[5] En als het geboren is, zo is het een andere persoonlijkheid als de Vader, want de Vader is de Kracht en het Rijk en de Zoon is het Licht en de glans is de Vader, en de Heilige Geest is de uitwerking van beide, en formeert alles en geeft er vorm aan. Zoals de lucht uitgaat vanuit de zon­nekrachten en de sterrekrachten en in deze wereld arbeidt, en alle schepselen doet geboren worden en gras en kruid en bomen opgroeien evenals alles, wat in deze wereld bestaat, evenzo gaat ook de Heilige Geest uit van den Vader en den Zoon en schept en vormt alles. Al het gewas en elke vorm, die de Vader wil scheppen, worden in 't leven ge­roepen door den Heiligen Geest; daarom is God één Enig God -en zijn de drie persoonlijkheden van Vader, Zoon en Heilige Geest in Hem aan­wezig.
[6] Wanneer men nu zou zeggen: de Zoon Gods is een afbeeldsel, dat meet­baar is zoals de zon, zo zou op de plaats waar de Zoon was, drie persoonlijkheden zijn en de glans en glorie, die van den Zoon uitging. En wanneer de Vader buiten den Zoon alleen bestaanbaar was, zo zou de kracht des Vaders, die ver van den Zoon verwijderd was, buiten de poor­ten der Engelen geen Zoon en Heilige Geest doen geboren worden en Hij zou niet een almachtig Wezen zijn zonder den Zoon; en Hij zou een meet­bare zelfstandigheid moeten zijn. Maar zo is het niet. Het is er evenzo mee als met een kostelijk stuk goud. Ten eerste is er de materie, dat is als 't ware de moeder, het wezenlijke, die in dat stuk goud het goud doet ont­staan en in het goud is de kracht van het voorwerp gelegen. De materie beduidt den Vader, het goud beduidt den Zoon, de kracht is te vergelijken met den Heiligen Geest.
[7] Op een dergelijke wijze kan men ook het drievoudige in de Heilige Drie­vuldigheid beschouwen, slechts met dit verschil, dat in het laatste geval alles beweegt en leeft door den Heiligen Geest en alles van Hem uitgaat. Men vindt ook in een stuk goud een bepaald gedeelte, waarin meer en schoner goud aanwezig is, dan in een ander gedeelte, hoewel toch het gehele stuk van goud is. Evenzo is die plaats, waar Zijn Zoon en Hart geboren werd, den Vader het lieflijkste en schoonste. Zo weet ge de juiste grond van dit geheimenis en zo weet ge ook, dat de Zoon niet op eenmaal, op een bepaald tijdstip uit den Vader werd geboren, en zo een begin zou hebben en zich als een Koning zou laten aanbidden. Neen, dan zou Hij niet een Enigen Zoon zijn; Hij zou dan ook niet alwetend kunnen zijn, want Hij zou niet weten, hoe het was voor Hij geboren was. De Zoon wordt van eeuwigheid tot eeuwigheid voortdurend geboren en straalt van eeuwigheid tot eeuwigheid Zijn Licht uit. De krachten des Vaders zijn altijd vervuld van den Zoon en doen Dezen steeds opnieuw geboren worden. Daaruit ontstaat de Heilige Geest, gaat van den Vader en den Zoon uit en heeft ook begin noch einde. En de Heilige Geest is alom in den Vader tegenwoordig; geen schepsel kan dit bevatten of na­denken. Amen.
[8] Over de geboorte der Engelenkoningen en hoe zij geworden zijn.
[9] De persoonlijkheid of het lichaam van een koning der Engelen is uit alle eigenschappen en uit alle krachten van Zijn ganse koninkrijk ge­boren door de werkende Geest Gods, en daarom is hij hun koning, opdat Zijn kracht in alle Engelen van zijn ganse koninkrijk zou overvloeien. Hij is het hoofd en de aanvoerder; de allerschoonste en krachtigste cherub of troonEngel. Zulk een Engel is Lucifer óók geweest vóór zijn val.
[10] Over de oorsprong en het geheimenis der dingen.
[11] Wanneer men het geheimenis wil doorgronden in zijn diepste grond, zo moet men ijverig bezien en overdenken de schepping dezer wereld, de ordening en de heerschappij, zowel als de eigenschappen der sterren en elementen, hoewel de schepping verdorven en tweevoudig is; ook niet levend en met verstand begiftigd; koning Lucifer heeft er zijn boze werkingen in uitgeoefend, hoewel het toch de waarachtige kracht God is, die rein en helder gebleven is, zoals het nu nog in de Hemel is. Deze krachten van sterren en elementen heeft de Schepper, na de gruwzame val van het rijk van Lucifer, wederom zodanig geordend, als het Rijk der Engelen was, vol goddelijke luister, vóór de val. Ge moet evenwel niet denken, dat het Rijk der Engelen met zijn schepselen evenzo bewogen wordt, zoals nu met de sterren het geval is, die slechts krachten zijn, en vanwege de geboorte dezer wereld hun rondgang hebben. De geboorte dezer wereld was vol kwellende angst, en ontwikkelde het boze en het goede, verderf en verlossing, tot aan het einde van deze openbaring op de jongste dag.
[12] Merk nu op: De zon staat midden in de ruimte en is het Licht of Hart van alle sterren; toen de Salniter voor de Schepping in het Rijk van Lucifer ijl geworden was en een bepaalde vorm had aangenomen, zo heeft God het Hart uitgenomen uit al deze krachten en hieruit de zon geformeerd. Daarom is zij de allerlichtendste en verlicht alle sterren en alle sterren arbeiden in haar kracht en zij bezit zelf de kracht van alle sterren en steekt met haar glans en warmte alle sterren aan en iedere ster ontvangt van de zon, wat hij naar zijn aard en voor zijn doel nodig heeft. Evenzo is ook het Rijk der Engelen geschapen. De zon stelt voor de eerste troonEngel, zoals Lucifer ook was voor zijn val. Hij heeft in het midden van zijn rijk zijn zetel gehad en heeft met zijn kracht over al zijne Engelen geheerst, zoals de zon al de krachten dezer wereld beheerst, nl.. in de hitte en in de koude, in hardheid en zachtheid, in zoetheid en zuurheid, in bitterheid en wrangheid, in lucht en in water. Wanneer men waarneemt, hoe het in de winter zo koud is, dat het water tot ijs wordt, dan blijft het toch een feit, dat de zon even warm schijnt te midden van deze koude, niettegenstaande in de straten waar zij schijnt, sneeuw en ijs liggen.
[13] Ik zal u echter hier het juiste geheimenis meedelen. Ziet, de zon is het hart van alle krachten in deze wereld en zij is uit alle krachten der sterren tezamen gevoegd; zij verlicht op haar beurt alle sterren en alle krachten dezer wereld. (Versta het magisch, want het is een spiegel of vergelijking met de eeuwige wereld.)
[14] Zoals de Vader Zijn Zoon, d.w.z. Zijn Hart of Licht uit al zijn krachten doet geboren worden, alzo is het ook met het Rijk der Engelen; dit is gemaakt naar de gelijkenis en het Wezen Gods. Een cherub of aan­voerder van een Koninkrijk der Engelen is de bron of het hart van zijn gehele koninkrijk en is geschapen uit alle krachten, waaruit de Engelen ook geschapen zijn; hij is de lichtgevendste en de krachtigste. (De Koning der Engelen is het middelpunt of de bronwel, zoals Adams ziel het middelpunt is van alle zielen; en zoals uit de loco Solis, d. i. de plaats van de zon, de omgang der planeten voortkomt, omdat iedere ster de glans en de kracht van de zon begeert, zo ontvangen ook de Engelen de kracht van hun cherub of vorst, alles naar de gelijkenis van 't Goddelijke. Want de Schepper heeft uit de Salniter der goddelijke krachten het hart genomen en de cherub of koning daaruit geformeerd, opdat deze met zijn kracht wederom al zijne Engelen zou kunnen doordringen en hen allen zou aandoen met zijn kracht, zoals de zon met haar kracht alle sterren doordringt of, zoals het geval is met de krachten Gods en die van den Zoon van God, waardoor het Hemelse vreugdenrijk ontstaat. De Engelen van 't koninkrijk beduiden de vele en menigvuldige krachten des Vaders en de koning der Engelen beduidt den Zoon des Vaders of zijn Hart, waaruit de Engelen geschapen zijn. De werking die van den koning der Engelen uitgaat ten opzichte van zijn Engelen, of de aan­raking zijner Engelen met zijn kracht stelt voor God den Heiligen Geest. zoals de kracht van den Vader en den Zoon uitgaat en alle Hemelse vruchten en vormen aandoet, waardoor alles in opgang is en het Hemelse vreugdenrijk bevestigd wordt, alzo werken ook de krachten van den cherub of troonEngel, hij arbeidt in al zijn Engelen, zoals de Zoon en de Heilige Geest, of zoals de zon in de sterren werkt. Daarom ontvangen alle Engelen de wil van den troonEngel en zijn hem allen gehoorzaam. Zij zijn leden en hij is hun hart en zoals alle Hemelse vormen en vruchten de leden zijn des Heiligen Geestes en Deze is hun hart, of zoals de zon het hart van alle sterren is en alle sterren zijn leden der zon en allen werken alsof zij slechts één ster waren, terwijl de zon het hart is, in het midden van hen. Of er nu veel en menigvuldige krachten zijn, alles werkt tenslotte door de zonnekracht en alles bestaat door de kracht der zon, wat ge ook ziet, 't zij lichaam, metaal of gewas.
«« 7 / 27 »»