Roclus belicht het Farizeeërdom

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 102 / 276 »»
[1] ROCLUS zegt: 'Ja, reeds van oudsher met heel mijn leven, mijn hart en gevoel, met al mijn gedachten en mijn streven en heel mijn wil, - en nu des te meer, omdat ik de Heer heb herkend en Zijn hele wezen voor eeuwig en altijd in mijn hart en in mijn wil heb opgenomen! Ook ben ik nu in mijn woorden en mijn oordeel met betrekking tot de oude Stahar heel wat redelijker; want de mens die zich in het licht bevindt, heeft gemakkelijk praten over de nacht. Overdag is er ook wel schaduw, maar onder iedere boom is het nog altijd veellichter dan in de helderste nacht. En zoals het in de natuur is, zo is het ook in de geest! Bij wie het in hart en ziel dag wordt, die kan zich gemakkelijk druk maken over de nacht van zijn medemens; want zijn Tartarus duistere gedachten zijn nog altijd een helder licht ten opzichte van de nacht van de lichtste hemelse gedachte van een echte Farizeeër.
[2] Want weetje, bij ons Grieken bestaat al heel lang een uitdrukking met betrekking tot iemand die iets ontzettend doms zegt of doet: 'Die is nog dommer dan een joodse Farizeeër! ' Hiermee wil ik echter in het geheel met zeggen dat de meeste, of zelfs alle, Farizeeën dom zijn; maar van het grote aantal dat er van hen is, zijn het er in ieder geval wel veel. Maar over hun domheid wil ik het nog niet eens zozeer hebben; maar dat de meeste Farizeeën uiterst kwaadaardige en onverzoenlijke, wraakzuchtige mensen zijn, dat is een algemeen erkende waarheid die helaas maar al te zeer wordt bevestigd door talloze treurige en bittere ervaringen. En alleen om die reden ben ik eigenlijk een uitgesproken vijand van deze mensen; want met hen houdt iedere gemeenschap en iedere vorm van samenwerken en onderhandelen op, -daar houdt alles, alles op!
[3] Ja, met de Samaritanen kan men goed praten en goed handelen, terwijl die toch ook volgens Mozes' leer leven! Ook met de Sadduceeën gaat het nog wel; maar met die aartsjoden, zoals de Farizeeën zich noemen, is helemaal niets te beginnen! Men telt voor hen alleen maar mee als men zich door hen altijd enorm heeft laten intimideren. Geef alles wat je hebt aan de Farizeeën en sterf dan voor hun vette deuren van de honger, dan ben je een waar Godskind en word je door de Farizeeën als een heilig en hooggeacht mens betiteld! Wee degene, bij wie ze ook maar een greintje verstand bespeuren, -die wordt dan altijd scheef aangekeken en zal bij deze afgunstigen nooit tot enig aanzien komen, tenzij hij hun een groot offer zou brengen en zich dan met zijn heldere verstand voor de laagste doeleinden tot voordeel van de Farizeeën liet gebruiken!
[4] En als je dit allemaal in ogenschouw neemt, wat heeft dit de zoeker naar licht en waarheid dan te zeggen over de aartsjoden, die de ambtelijke titel 'Farizeeër' dragen? Niets anders dan wat ik eens met mijn hoogst eigen oren vernomen heb van twee weldoorvoede Farizeeën die samen een eindje liepen te wandelen en mij niet opmerkten! Ik zal ze A en B noemen, om het gesprek duidelijker te kunnen weergeven.
[5] A zei tegen B met een hese, rauwe stem: 'Luister, dat domme verhaal van Mozes die nooit bestaan heeft, is lang niet slecht! Er is geen spoor van waarheid in te ontdekken en Jehova is een loze, dichterlijke gedachte, en alles wat er in onze Schrift staat is het werk van mensen, zoals deze een werk van de natuur zijn, die aldoor schept en weer vernietigt!
[6] God en goden zijn echter alleen mensen die genoeg energie en kracht bezitten om zich dat zelf te maken. Alleen het begin daartoe is moeilijk; is de zaak na vele jaren eenmaal goed ontwikkeld en uitgewerkt, dan is alles nog slechts kinderspel. Met enkele schijnwonderen kun je de hele wereld overreden. Je hoeft dan slechts torenhoge tempels te bouwen en deze van buiten, maar vooral van binnen met allerlei mystiek gedoe te versieren, en de blinde mensheid het bestaan van een ergens vertoevende almachtige god bij te brengen, wiens dienaren en uitvoerders van zijn wil natuurlijk niemand anders dan alleen wij, priesters, mogen zijn!
[7] Je moet, om meer aanzien te krijgen, de mensheid ook belasten met allerlei moeilijk of misschien zelfs onmogelijk op te volgen wetten die zogenaamd van God komen en waar zware sancties op staan, en de overtreders steeds meedogenloos straffen! Daarmee wordt gehoorzaamheid, vrees en zwakheid van het volk opgewekt en in stand gehouden; en als je dat eenmaal hebt doorgezet, kun je overal een prima leven als een god hebben.
[8] Maar wel moet je er toch altijd de grootste aandacht aan besteden, dat het volk vooral niet meer onderwezen wordt dan slechts in zoverre, dat iemand hooguit zoveel van de taal weet dat hij onze woorden kan begrijpen. Als ze maar iets meer leren, dan zullen er meteen mensen zijn die vragen stellen, omdat ze over allerlei dingen iets willen weten! En als mensen vragen beginnen te stellen, dan bewijst dat, dat ze ook al zijn begonnen na te denken; priesters en een door hen moreel beheerst, denkend volk gaan eeuwig nooit samen!
[9] De mensen mogen niet veel meer geest bezitten dan een afgerichte os of een volgzame ezel; als ze deze grens overschrijden, -dan lijkt het aanzien van de priesters al spoedig op een lek geworden schip! Het volk mag vooral nooit het minste vermoeden krijgen van onze werkelijke kennis; want zodra dat het geval is, zal het spoedig afgelopen zijn met ons eigenlijke bestaan!
[10] Daarom komt het er vooral in deze tijd op aan, nu er allerlei verwerpelijke volks verlichters beginnen op te duiken, dat we mogelijkheden vinden om hen van deze aardbodem te laten verdwijnen! Ofschoon één zwaluw nog lang geen zomer maakt, is het toch een teken, dat er gauw meerdere zullen volgen. Alleen, er kunnen zoveel zwaluwen komen als er maar willen, ze kunnen hoogstens een gevaar opleveren voor de mussen; maar de volks verlichters zullen voor ons een gevaar betekenen, -daarom moet ieder van hen meteen uit de weg geruimd worden! ,
[11] Dat waren de prijzenswaardige woorden van A, en B, een kleine man met bolle wangen, gaf A volkomen gelijk; alleen trok hij zijn schouders op en verklaarde: 'Dat zal nu wel heel moeilijk zijn vanwege de schrandere Romeinen, door wie onze joden al ongelooflijk voor ons zijn bedorven! En tot overmaat van ramp moest een ware satan ons nog opzadelen met die uiterst lastige Essenen, die bovendien nog onder de bescherming van Rome staan! Als wij nu niet beginnen om door zeer slimme en uiterst geraffineerde bedriegerijen opnieuw in de gunst bij het volk te komen, dan zal het spoedig met ons zijn afgelopen!
[12] Wij moeten ons nu met allerlei wonderdoenerij toerusten, omdat daarmee zelfs iemand die al een heldere visie heeft, nog het gemakkelijkst geïmponeerd kan worden; maar de wonderen moeten heel uitgelezen en tot.;lal nieuw en liefst nog nooit vertoond zijn, anders lopen we vast, en maken die verwenste magiërs die van alle kanten naar Jeruzalem stromen, ons verdacht en tenslotte zelfs belachelijk, -vooral nu tot overmaat van ramp ook de Essenen in ons bijzijn wonderen verrichten, wat een grote schande is, en er nu ook nog in Galilea een nieuwe, buitengewoon grote wonderdoener opgetreden is die als het ware regelrecht energiek tegen ons te velde trekt en ons tot iedere prijs in het verderf wil storten! Die moet echter ook koste wat het kost door ons vernietigd worden, zoals die doper in de Jordaan ook vernietigd moet worden; want die heeft ons al onnoemelijk veel schade toegebracht! Kortom, dergelijke leraren moeten uit de weg geruimd worden, anders komt ons oude volksbedrog op armzalige wijze aan het licht en dan is het met ons en met ons comfortabele leventje Voor altijd afgelopen. -Hoe denk jij daarover?'
[13] A zei op zijn beurt: 'Ik ben het helemaal met je eens; als de leiders van de tempel, die veel te lauw en daarbij ook uiterst gierig zijn geworden, nu eens een gedeelte van hun reeds onmetelijke schatten wilden opofferen! Maar ze denken: 'Wij hebben het onze; hoe het verder ook zal gaan, wij zullen het met onze schatten overal wel prima redden! Zolang de koe melk geeft, zullen wij haar melken; geeft ze ooit geen melk meer, dan slachten we haar meteen liever zelf en bezorgen ons van haar vlees tot slot nog een heerlijk smakend gebraad!' Ze hebben het al te ver laten komen en het zal nu niet gemakkelijk zijn om de mensen zo te beïnvloeden dat ze alleen ons geloven.
[14] Ja, als we de Romeinen aan onze kant hadden, zou het gemakkelijk zijn; maar zoals het er nu voor staat, hebben wij door een beetje politiek te bedrijven enkel Herodes enigszins op onze hand! Met Pilatus valt niet te spreken; want hij is de meest trotse van de Romeinen en laat niemand van de joden, zelfs niet de hoogst geplaatsten, bij zich toe, behalve als het om hoogst ernstige Romeinse rechtszaken gaat, -en zelfs dan trekt een jood tegen een Romein altijd aan het kortste eind! ,
[15] Op die manier praatten deze beiden nog een tijdje door, terwijl ik achter hen liep; het zal ongeveer drie weken geleden zijn, dat ik dit prijzenswaardige gesprek toevallig hoorde en wel in de buurt van Bethlehem, waar ik toen moest zijn. En dit gesprek bevestigde mij nog meer in mijn atheïsme; want ik kon hieruit opmaken, dat ook zij, bij wie ik nog het meeste geloof in een God vermoedde, nog geen vonkje geloof in een hoger goddelijk wezen hadden. Ik vond daar mijn reeds lange tijd tevoren opgevatte mening, dat iedere godsdienstige leer niets anders dan het meest smakeloze en kwaadaardige bedrog is, volkomen bevestigd. "
«« 102 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.