Het beperkte inzicht van de engelen in het denken van de Heer

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 106 / 276 »»
[1] ROCLUS zegt: 'Mijn zeer gewaardeerde Stahar, zoveel woorden waren daar werkelijk niet voor nodig; want Ik wist met jou toch wel meteen :waar ik aan toe was, en ik denk werkelijk en hoop ook zeker dat wij belden, een en hetzelfde doel dienend, gezegend en succesvol zullen werken. De Heer zal ons met Zijn hulp niet verlaten, en daarom gaan wij vast een mooie toekomst tegemoet, die hier op aarde wel nooit geheel, maar toch wel aan gene zijde schitterend in vervulling gaat. -Maar laten we. nu weer naar onze plaats gaan! De enigszins onaangename wind wordt minder, en toch blijft het firmament met zijn ontelbaar vele sterren totaal helder. Als ik me niet vergis, maakt de Heer aanstalten om weer iets te gaan doen of ons een nieuwe les te verkondigen, -en dan moeten we geheel oog en oor zijn!"
[2] STAHAR ziet dat ook en zegt: 'Ja, ja, je hebt gelijk, er gebeurt iets, en zo te zien weet ook Zijn naaste omgeving niet wat er te gebeuren staat! Cyrenius vraagt Hem blijkbaar heimelijk wat Hij van plan is; ma.ar deze keer schijnt de Heer niet rechtstreeks antwoord te willen geven! Ja, ja, mijn beste Cyrenius, een God is nog wel iets meer dan zo'n keizer van Rome.
[3] ROCLUS zegt: 'Ik heb de indruk dat je nog altijd.een beetje in je maag zit met de Romeinen! Maar dat geeft met; want hier en daar hebben ze zich wel wat overdreven als heersers van de wereld opgesteld! Maar nu op onze plaats!'
[4] Ze gaan nu beiden naar hun tafel. Als Stahar zijn plaats weer inneemt, vragen hem meteen enkelen wat hij toch allemaal met die Griek besproken heeft; Stahar wijst hen echter terecht wegens zulke vrouwelijke nieuwsgierigheid en zegt voorlopig niets.
[5] Roclus wordt door RAPHAËL een beetje onder handen genomen: Wel, gaat het nu beter met je?" .
[6] ROCLUS zegt: 'Zeker; want nu weet ik uit eigen ervaring waar Ik aan toe ben met de oude Stahar en ik ben er bijzonder blij mee, dat ook door Stahar mijn mening helemaal bevestigd wordt dat bijna geen enkele priester, welke leer hij ook aanhangt, zelf datgene gelooft wat hij de andere mensen te vuur en te zwaard laat geloven! Want ook Stahar was, evenals ik, geheel en al atheïst, en hij is net, zoals ik, pas hier werkelijk in God gaan geloven. Maar nu geen woord meer hierover! Vriend uit de hemelen, merk je niet dat de Heer iets van plan is? Hij gaat ofwel iets doen ofwel iets zeggen'
[7] RAPHAËL zegt: 'Inderdaad; want de Heer rust nooit en is altijd oneindig veel van plan! Waarom zou Hij nu opeens minder van plan zijn dan anders?!'
[8] ROCLUS zegt: 'Mijn hemelse vriend, dat weet ik even goed als jij; maar het gaat er hier nu alleen maar om, of Hij nu niet iets heel bijzonders wil gaan doen!"
[9] RAPHAËL zegt: 'Nu ja, je zult wel zien wat er gaat gebeuren. De Heer openbaart ons dan ook niet altijd wat Hij wil doen, ofschoon wij de gepersonifieerde uitdrukking zijn van Zijn aartswil (hoogste wil) .Wij staan het dichtst bij Hem als uitvloeisel van Zijn oergoddelijke leven, willen en zijn, en in feite zijn we niets anders dan de uitdrukking van de goddelijke wil en de goddelijke kracht; echter niet in Zijn persoonlijke wezen, maar wij zijn los daarvan aanwezig en werkend. Rondom God zijn wij zo ongeveer datgene, wat het uit de zon naar buiten stromende licht is, dat ook overal waar het maar komt alles met leven vervult ontwikkelt, opwekt, doet rijpen en voltooit.
[10] Als jij een spiegel naar de zon toe houdt, dan zie je in de spiegel precies de weerspiegeling van de zon, en de lichtstraal die vanuit de weerspiegeling van de zon naar jou toestroomt zal jou even goed verwarmen als de straal die direct uit de zon zelf komt; en als je de zonnestraal met een Alexandrijnse spiegel opvangt, die men ook wel een holle spiegel noemt, dan zal de weerkaatste straal een veel grotere licht en warmte ontwikkeling te zien geven dan het licht dat direct van de zon naar buiten stroomt. En dat is wat wij aartsengelen in geestelijke zin zijn; ieder geestelijk vervolmaakt mens zal eveneens zo zijn, maar dan in een nog veel hogere graad.
[11] Maar zoals desalniettemin toch geen enkele spiegel, ook geen Alexandrijnse, alles in zijn spiegelbeeld kan opnemen wat er in zijn totaliteit binnen in de zon is en gebeurt, zo kan ook ik niet in mijzelf waarnemen wat de. Heer in Zichzelf denkt en besluit. Op het juiste moment begint Zijn wil dan wel naar buiten toe uit te stralen en ik, evenals allen die zijn zoals ik, nemen die wil dan meteen volledig in ons op en dragen hem uit in de gehele oneindigheid; daarom dragen wij ook vanwege deze eigenschap de naam 'aartsboden', omdat wij de uitdragers en de uitvoerders van de goddelijke wil zijn. En zie, mijn gewaardeerde vriend Roclus, ook nu besluit de Heer iets in Zichzelf; maar ik weet niet waar het uit bestaat, omdat de Heer het nog in Zichzelf vasthoudt en nog niet naar buiten laat stromen!
[12] O, er is in de Heer nog zo eindeloos veel wat wij niet kennen en ook nooit zullen kennen door middel van onze onderzoekingsdrang! Maar als Hij het wil, dan worden wij het gewaar en dienovereenkomstig volop werkzaam. Trouwens, jij moet ook zelf opletten! Er zal heel wat komen; maar wat dat is zullen we zeker spoedig te zien krijgen!"
[13] Roclus begreep de woorden van Raphaël en had er bewondering voor dat hij ook met de Alexandrijnse spiegels bekend was, waarvan hij er tijdens zijn reizen in Egypte enkele gezien en uitgeprobeerd had en ook een had aangeschaft voor het instituut.
«« 106 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.