Deemoed en broederliefde; Roclus en zijn metgezellen in verlegenheid

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 141 / 276 »»
[1] Roclus boog nu zeer diep en haastte zich naar zijn metgezellen, die intussen allerlei belangrijke voorzieningen van hun instituut besproken hadden die geheel dezelfde geest ademden als Mijn aanwijzingen die Ik Roclus als levensrichtsnoer had gegeven.
[2] Roclus verbaasde zich dan ook niet weinig, toen hij van zijn metgezellen precies hetzelfde vernam wat hij hun als iets geheel nieuws en hoogst belangrijks wilde meedelen - en dat op Mijn verzoek - om daardoor te laten zien dat Ik als de Heer hem heel bijzondere opdrachten had gegeven ter vervulling van het zo hoogst belangrijke ambt. Als hoofd van het instituut wilde hij zijn ondergeschikten nu toch wel een beetje laten zien dat hij hierover met Mij Zelf heel veel buitengewone dingen had afgesproken, die hij hun nu allemaal wilde meedelen.
[3] Maar zijn METGEZELLEN zeiden: "Die moeite kun je je rustig besparen, want we zijn over alles voorgelicht en weten eigenlijk nog meer dan jij, ofschoon jij met de Heer Zelf hebt overlegd! Kijk eens hier! Een heleboel bladen, allemaal volgeschreven! Daarin kun je alles precies terugvinden wat de Heer tegen je heeft gezegd. Aan je gezicht te zien ben je er echter niet zo blij mee; wat is er dan?"
[4] ROCLUS zegt: 'Ach, daar heb ik helemaal niets op tegen of op aan te merken; maar als de Heer mij Zelf in zekere zin aanspoort om met jullie te bespreken en te regelen wat Hij mij heeft toevertrouwd vanwege de totale reorganisatie van het hele instituut, en jullie van te voren al bijna van alles beter op de hoogte zijn dan ik, moet ik er nu wel een beetje over nadenken, wat de Heer door deze kleine en zeker heel onschadelijke streek bij mij heeft beoogd!"
[5] RAPHAËL, die zich onder het gezelschap bevond, zei: 'Vriend, dat zal ik je meteen duidelijk maken; Luister even kort naar me! Kijk, dit zijn weliswaar je allernaaste staatsbeambten in, laten we zeggen, jouw instituut! De Heer Zelf kon jou overeenkomstig de volle waarheid geen andere titel geven dan je van staatswege hebt en ook kunt hebben, omdat jouw aanzienlijke geldmiddelen je daartoe het recht verlenen. Maar de Heer wil, dat alle mensen elkaar als broeders omarmen en alleen Hem als de ware Heer en Meester erkennen.
[6] Maar omdat je nu eenmaal het hoofd van jouw instituut bent, was het ook geheel in orde dat de Heer Zelf je instructies gaf over wat je voortaan moet doen en welke voorzieningen je moet treffen. Maar het was net zo juist dat de Heer door middel van mij je metgezellen tegelijkertijd over alles liet voorlichten, ten eerste om jou de onnodige moeite van het meedelen te besparen, en ten tweede om een zeker profetisch, verheven gevoel, dat heel gemakkelijk in lichte hoogmoed kan overgaan, bij jou de kop in te drukken, en ten derde omjou de aanbevolen bespreking met je makkers zo gemakkelijk en effectief mogelijk te maken.
[7] Want toen de Heer tegen jou zei :'Ga het nu ook aan je metgezellen zeggen!', was dit niet een soort opdracht, waardoor zij pas van jou moeten vernemen wat jij allemaal van de Heer gehoord en geleerd hebt, maar het betekende dat jij hun alleen maar hoefde te vertellen, datje zelf geleerd en volkomen begrepen hebt wat er in het vervolg voor veranderingen in het instituut moeten plaatsvinden. Dat betekent toch helemaal niet dat jij, nu zogenaamd als enige in de zaak ingewijd, je metgezellen eerst moet instrueren?! En daarom hoef je dus absoluut niet bedenkelijk te kijken als jij zelf de opdracht van de Heer helemaal verkeerd hebt opgevat! - Begrijp je me nu goed, of zit je nog iets dwars?'
[8] ROCLUS zegt: 'Ja, ook wat dit betreft is alles voor mij weer helemaal in orde en over dit punt denk ik nu helemaal niet meer na; maar iets heel anders houdt me nu bezig! Alles kunnen we gemakkelijk in orde brengen, -maar om ongedaan te maken dat het volk gelooft dat wij de zons en maansverduisteringen in onze macht hebben, zal wel een beetje moeilijk voor ons worden! Want deze zullen blijven plaatsvinden, en we kunnen en mogen niet meer tegen iemand zeggen: 'Kijk, omdat jij en je volk niet strikt en precies wilden doen en geloven wat wij je bevolen hebben, zullen de goden gedurende die en die tijd de maan of de zon verduisteren!' Hoe moeten we ons uit deze verlegenheid redden? De rest is allemaal in orde, -maar hier zie ik geen goede oplossing! Wat is jullie mening in dit opzicht, en wat vind jij, mijn vriend Raphaël?"
[9] RAPHAËL zegt: 'Overleggen jullie eerst onder elkaar; mochten jullie er helemaal niet meer uitkomen, dan zal mijn raad altijd nog wel op het juiste moment komen!"
[10] EEN VAN DE METGEZELLEN zegt: 'Ja, dat is een precair punt! We zullen het met het volk wat dat betreft inderdaad niet zo gemakkelijk hebben! Het volk is er nu al sinds een behoorlijk aantal jaren aan gewend, en als belangrijke mensen na een verduistering van de maan of zelfs van de zon naar ons toe komen en ons beslist heel ernstig naar de reden zullen vragen waarom wij de verduistering van de goden hebben verlangd en waarom wij hun dat niet hebben aangekondigd, -hoe moet ons op waarheid gebaseerde antwoord op zulke vragen dan luiden, zonder dat we al te erg te schande staan ten overstaan van hen die ons dit vragen?"
[11] DE DERDE zegt: 'Met een klein leugentje zouden we ons er wel uit kunnen redden; op een andere manier zie ik ondanks al ons nadenken geen eerzame uitweg. Maar het is niet alleen dit, maar op heel wat andere punten zullen we het ook moeilijk hebben, en zeker niet minder dan met die verduisteringen! We zitten nu al heel behoorlijk in het nauw! We zullen pas echt op moeilijkheden stuiten, als we aan het oude gebouw beginnen te tornen en het gaan verbeteren! Als een sprinkhanenplaag uit Arabië zullen de talloze onoverwinnelijke hindernissen ons van alle kanten de weg versperren en dan zullen we geen kant meer op kunnen! Deze plaats verlaten en ons dan heel ver hier vandaan ergens vestigen, dat zou nog het allerbeste zijn!"
[12] ROCLUS zegt: 'Ja,ja, dat zou wel goed zijn; maar wat te doen met onze bezittingen en voorzieningen, die kunnen we toch niet zomaar aan onze tegenstanders overlaten, zodat ze deze vrijelijk kunnen bekijken?! Werkelijk, jullie raad zou vooral mij zeer duur komen te staan! Wij hebben God de Heer nu voor ons, die ons als Enige het veiligst zal redden uit alle verdere volkomen onnodige verlegenheid, -daar ben ik geheel en al zeker van! We zullen nog wel het een en ander te doorstaan hebben; maar -zoals het me nu voorkomt -zullen we daardoor zeker een heel belangrijke leertijd doormaken, waaruit we pas het praktisch inzicht zullen putten wát iemand uit zijn aardse leven allemaal op moet ruimen en hóe, om in onszelf tot het ware, innerlijke leven uit God te komen.
[13] Daarom zullen we toch hier blijven! Voor al die andere dingen heb ik absoluut geen vrees; wat dat betreft zeg ik zelf tegen iedereen: van nu af aan blijven de opwekkingen voor eens en altijd achterwege! Waarom? Antwoord: God wil het niet meer, omdat de mensen er niet naar leven om zo'n bijzondere genade waard te zijn!
[14] Die echter volgens Gods wil leven, zullen ook inzien waarom God het ene of het andere kind van hen laat sterven, en zij zullen zich voortaan zelf kunnen laten onderwijzen door Zijn geest. Daar zal niemand iets tegenin kunnen brengen!'
«« 141 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.