Ware en verkeerde wereldse werkzaamheid

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 159 / 276 »»
[1] CYRENIUS zegt: 'Jazeker, Heer en Meester van eeuwigheid; maar ik heb hierover nog een vraag, en wel de volgende: Als de mensen werkelijk heel bedrijvig en werkzaam worden op de vele verschillende gebieden van het leven met z'n duizenden behoeftes, dan is het echter ook duidelijk dat ze daardoor van de geestelijke levensweg, die op zichzelf vol inkeer en rust is, al te zeer zullen overgaan tot puur werelds materialisme, en dan zal er weinig sprake meer zijn van een wedergeboorte van de geest.
[2] Ook heb ik uit Uw mond de leer vernomen, volgens welke men zich juist geen zorgen moet maken om in het aardse leven vooruit te komen zoals de heidenen dat doen, maar dat men vooral Gods rijk en zijn gerechtigheid moet zoeken, -het overige zou dan vanzelf wel komen.
[3] Hoe moet men deze leer nu zien met betrekking tot Uw nieuwe leer, volgens welke men altijd volop moet werken? Kijk, Heer, dit kan ik niet zo goed met elkaar in overeenstemming brengen! Daarom zou het goed zijn, Heer, als U me dat een beetje duidelijker wilde maken."
[4] IK zeg: 'We hebben nog anderhalf uur tijd, en Ik kan je op deze vraag wel antwoord geven. Let dus goed op wat Ik je hierover in een beeld ga zeggen!
[5] Kijk, twee mensen gingen naar een meester in een buitengewoon nuttige en mooie kunst! A deed dat om het vak te leren, om hiermee later zelf zijn brood te verdienen. Hij leerde ijverig en richtte zijn aandacht op alles wat nodig was om het vak te beheersen, en aan het eind was hij bijzonder blij toen hij van de meester een getuigschrift kreeg waarin geschreven stond, dat hij volleerd en nu zelf meester was. Wel waren er nog sommige geheimen van het vak waar hij niets van wist. Maar daar maakte hij zich nu weinig zorgen meer over, want hij had nu het getuigschrift, waarmee hij zonder al te veel inspanning goed zijn brood kon en moest verdienen
[6] De beweegreden die B naar de meester voerde was een heel andere en moest daarom op hem ook een heel andere uitwerking als gevolg hebben. Bij B ging het niet om het brood, daar dacht hij helemaal niet aan, maar alleen om de kunst, om de kunst als zodanig. Zijn streven dat al het andere op de achtergrond plaatste, was enkel en alleen om zo intens mogelijk vertrouwd te raken met alle geheimen van de kunst die hij wilde leren.
[7] En de meester, die wel zag dat het de leerling helemaal niet om het brood te doen was maar geheel en al om volledige kennis van de goddelijke kunst, beleefde zelf grote vreugde aan deze leerling. Hij besteedde veel aandacht aan hem en bracht hem zeer grondig alle mogelijke geheimen van het vak bij. En het gevolg was, dat B later als een volleerd meester in de kunst een dermate onovertreffelijk kunstwerk tot stand bracht, dat daarvan de roem en de lof zelfs een koning ter ore kwam en de koning vervolgens de kunstenaar bij zich riep om ook hem zijn kunstwerk te tonen. De kunstenaar deed dit echter niet omdat hij hoopte er beter van te worden, maar om de koning daardoor een heel groot plezier te doen.
[8] Toen de koning dan het grote kunstwerk te zien kreeg en zichzelf overtuigde van het buitengewoon nuttige ervan, zei hij: 'Wat, grote meester, kan ik voor je doen? Je mag een beloning van mij vragen en bovendien ben je van nu af aan een gunsteling aan mijn hof, zodat je hier je kunst kunt uitoefenen! .
[9] En de kunstenaar sprak diep ontroerd door de gunst van de koning: 'Verhevenste heer en wijze heerser en gebieder! Uw genade en uw welgevallen aan dit kunstwerk zijn voor mij al de grootste beloning! Want ik heb deze kunst niet uit winstbejag en niet eens omwille van mijn dagelijkse brood, maar enkel uit zuivere liefde voor deze kunst met inspanning van al mijn krachten tot in mijn ziel geleerd; en juist daarom is het voor mij reeds de grootste vreugde en het hoogste loon, dat zij nu ook in de ogen van de meest wijze koning zo'n buitengewone waardering heeft gevonden.
[10] Wat denk je dat de nu nog meer verheugde koning daarop met de kunstenaar deed? -Zie, hij sprak: 'Nu zie ik pas, datje in je vak geheel en al een volleerd kunstenaar bent! Want als je deze kunst, ook al is ze op zichzelf nog zo prachtig, alleen omwille van de verdienste en het brood geleerd had, zou je het daarin nooit tot zo'n volmaaktheid gebracht hebben. Want wie iets leert om er zijn brood mee te kunnen verdienen denkt altijd alleen maar aan zijn levensonderhoud; hij is al gauw tevreden met het weinige dat hij oppervlakkig geleerd heeft en berekent daarnaast alleen maar, hoe hij eventueel de tekortkomingen in zijn kennis met valse schijn kan verhullen, opdat de mensen zijn zwakte niet in de gaten krijgen en hem toch voor een groot meester zullen houden. Maar na verloop van tijd zal hij er weinig aan hebben; want juist zijn slechte en gebrekkige werken zullen hem verraden.
[11] Maar voor jou, die de kunst omwille van haarzelf hebt geleerd, was alleen maar belangrijk hoe je door kon dringen in haar grootste en diepe geheimen. Jou ging het om de volste waarheid van de kunst en juist daarom ben je ook een bijzondere, ware kunstenaar geworden, die ik kan gebruiken. En aangezien je je tot op heden geen zorgen hebt gemaakt over brood en verdienste, zul je nu bij mij in waarheid echt, prima en blijvend je brood verdienen en je loon krijgen! Want voor ware kunstenaars en voor ware geleerden en wijzen heb ik als koning altijd banen genoeg, evenals het daarmee gepaard gaande brood en loon.' -Daar heb je nu de duidelijke toelichting op je tegenwerping."
«« 159 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.