Het naderende schip met de achtervolgers

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 193 / 276 »»
[1] Hierop begaf de vrouw zich met enkele kinderen weer naar de hut en begon zelfs bij haar werk met de kinderen de grote Zeus te prijzen voor die meer dan grote genade, maar maakte niettemin tegen de kinderen de opmerking, dat het land waar de goden verschijnen niets goeds te wachten staat, maar enkel slechte zaken zoals oorlog, hongersnood, pest en grote overstromingen.
[2] Maar DE KINDEREN zeiden: 'Maar deze goden zien er toch heel vriendelijk uit! We zullen hun morgen vragen of ze niet al te verschrikkelijk onheil over de aarde laten komen!"
[3] DE MOEDER zei: 'Wees nu maar kalm en stil! Dat zullen de vaders wel met hen bespreken; want wij begrijpen daar te weinig van."
[4] Daarop werd het stil in de hut en wij verorberden met Aziona en Hiram ons avondmaal, dat de beiden buitengewoon goed smaakte, en met name de wijn en het brood, die Hiram niet genoeg kon prijzen. Toen we de vissen gegeten hadden, bracht Aziona de mand weg en kwam weer bij ons terug; we bleven toen met brood en wijn meteen aan tafel zitten en niemand bespeurde ook maar iets van slaap. Tot een uur voor middernacht brachten we de tijd door met allerlei niet zo belangrijke verhalen.
[5] Hierna pas stond HIRAM op, staarde een poosje naar buiten naar de baai en zei toen met een zekere bedruktheid: 'Mijn vrienden, dat lijkt me niet in orde; voor ons allen dreigt een groot gevaar! Ik zie een met vele krijgers en gerechtsdienaren bemand schip de baai binnenvaren! Waarlijk, die hebben niets goeds in de zin! Vriend,jij hebt dit licht zo mooi geschapen, doof het, zodat ze de richting verliezen en in de nacht op een zandbank terechtkomen! Morgen zullen we hun dan vragen wat ze hier te zoeken hadden, en hun schip zal voor ons een goede buit zijn als ze ons met vijandige bedoelingen wilden bezoeken"
[6] IK zei: 'Laten we het licht maar aan laten! Weldra zul je wonderen van onze macht te zien krijgen! Maar eerst moeten ze helemaal bij ons komen; en dan zullen we hun laten zien waartoe naar jullie zeggen de goden in staat zijn!"
[7] Hiermee stelde Hiram zich tevreden; maar AZIONA zei: 'Zie, beste vrienden, ik had jullie nog gevraagd of jullie soms door een vijand achtervolgd werden! Maar jullie zeiden: ' Absoluut niet! ' Hadden jullie er ons maar iets van gezegd, dan hadden wij hun het binnenvaren in deze bocht wel dermate moeilijk gemaakt dat ze daar dertig jaar lang genoeg aan hadden om over na te denken!"
[8] IK zei: 'ik wist wel wat er, zonder dat wij daar schuld aan hebben, zou gebeuren; maar als Ik het jullie meteen gezegd had, zou het afgelopen zijn geweest met jullie noodzakelijke rust. Jullie zouden ontzettend veel moeite hebben gedaan om de ingang tot jullie baai te versperren, -en waartoe dan? Ik heb immers meer dan voldoende macht voor meer dan honderdduizend van zulke vijandige schepen! Waarvoor dan nog zulke voorbereidingen? De buit en het schip behoren dan zonder meer aan jullie toe en dat zal niet gering zijn! Ze hebben grote sommen geld bij zich om mensen om te kopen en om zichzelf goed te verzorgen, en nog een groot aantal andere aardse kostbaarheden, die jullie in je grote armoede goed van pas zullen komen. Ik heb dit heimelijk in Mijzelf allemaal voorzien en heb jullie vooral daarom niets gezegd.
[9] Als jullie het schip door list en geweld, wat ook heel gemakkelijk gekund had, buitgemaakt zouden hebben, dan zouden jullie kort daarna weer bezoek vanuit Jeruzalem hebben gekregen van een tienmaal groter vijandelijk schip, en allemaal zonder uitzondering als roofmoordenaars behandeld zijn. Maar nu hoeven jullie hiervoor niet in het minst bang te zijn; want Ikzelf zal jullie in de geest, ook al zal Ik niet persoonlijk bij jullie zijn, altijd beschermen en ervoor zorgen dat jullie niets kwaads overkomt.
[10] Maar nu komen de werkelijk enorme woestelingen al aardig dichtbij en zij zullen nu weldra samen met de beide vissers, die ons alleen verraden hebben, aan land gaan; let maar goed op wat hen zal overkomen!"
[11] AZIONA zei: 'Als ze maar geen werpprojectielen bij zich hebben!"
[12] IK zei: 'O, nee hoor, ze hebben alleen maar enkele spiesen, lansen, zwaarden en kettingen bij zich; maar nu kalmte, beste vrienden!'
«« 193 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.