De Heer spreekt over het lijden dat Hem te wachten staat. (Ev Matth. 17, 22-23)

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)

«« 242 / 276 »»
[1] Toen wij onze reis door noordelijk Galilea beƫindigd hadden, vroegen DE LEERLINGEN Mij: 'Heer, we zijn nu een paar maanden lang in Opper Galilea rondgetrokken van plaats naar plaats en bijna van huis tot huis en hebben Uw leer gepredikt; velen hebben deze met veel liefde en geloof aangenomen en zich zo van het heidendom tot het jodendom bekeerd. We zijn nu bijna klaar met Galilea; wat moeten of wat zullen we nu beginnen? Moeten we soms naar het U en ons vijandig gezinde Judea trekken of naar Iturea, Trachonitis of Klein-Palestina?"
[2] IK zei: 'Wanneer jullie de mensen Mijn woord onderwijzen, spreken jullie goed en verstandig; maar wanneer jullie hierover of over de domste dingen van de wereld met Mij praten, dan zijn jullie net als de heel gewone mensen, en denken en praten jullie zoals zij! Als Mijn tijd komt, de tijd van Mijn lijden dat Ik jullie nu al meerdere malen heb voorspeld, dan zal hij er ook onherroepelijk zijn; maar zolang die tijd er niet is, kunnen we honderd maal naar Jeruzalem en Bethlehem gaan, en niemand zal de hand aan ons slaan! -Hebben jullie Mij begrepen?"
[3] PETRUS zei: 'Ja Heer; want nu hebt U weer eens heel duidelijk gesproken! Maar vertelt U ons nu ook eens heel duidelijk waar Uw lijden uit zal bestaan!"
[4] IK zei: 'ik heb jullie toch al bij de oude Romein Marcus en nog eens bij de arme vissers meegedeeld, en ook al eerder toen we naar Caesarea gingen, wat er met Mij vanaf nu over ongeveer een paar jaar in Jeruzalem zal gebeuren. Waarom vragen jullie er nu dan toch weer naar? Ja, jullie hebben er een grote angst voor en daarom vragen jullie vanwege je angst; maar opdat jullie zielen zich daaraan zullen wennen zeg Ik jullie nu weer:
[5] In die tijd zal het gebeuren dat Ik, maar alleen als Mensenzoon, overgeleverd word in de handen van mensen van de wereld. (Matth. 17,22) Ze zullen aan Mij weliswaar datgene wat van de Mensenzoon is doden; maar op de derde dag zal de gedode Mensenzoon -zeg -met huid en haar weer opstaan en meer dan nu, levend uit het graf komen als eeuwige overwinnaar van dood en hel, en jullie zullen Mij weer zoals nu in jullie midden hebben. (Matth. 17,23) Maar jullie zal daarom geen haar gekrenkt worden! -Begrijp eindelijk eens waar het hier om gaat'
[6] ALLEN zeiden: 'Ja Heer, van nu af aan begrijpen we het en zien we het ook wel zo'n beetje, en het schijnt ons toe alsof we woorden in ons vernemen die als volgt luiden: Men moet zelfs van te voren ook een onsterfelijk lichaam hebben om de zeer sterfelijke, blinde en slechte mensen de ogen voor het leven volledig te kunnen openen"
[7] En IK zei daarop: 'Amen, zo is het; want wie niet zelf helemaal door en door geestelijk levend is, kan voor de ander niet het volle eeuwige leven veilig stellen! Daarom ben Ik naar deze wereld gekomen om dat door woord en daad te bewerkstelligen, en daarom moet ook dit geschieden. Want ook Mijn lichaam is nu nog evengoed sterfelijk als dat van jullie; maar daardoor zal het onsterfelijk worden, en daarna zal Ik ook voor jullie het volste eeuwige leven volkomen veilig kunnen stellen. - Hebben jullie dat nu begrepen?"
[8] Nu begrepen de leerlingen het al beter en werden rustiger.
«« 242 / 276 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.